Direct naar artikelinhoud
AnalyseLopende zaken

Sinds regeringen de poorten van vervroegd pensioen hebben gesloten, is een andere groep inactieven beginnen te groeien

Premier Alexander De Croo met zijn ministers Frank Vandenbroucke (volksgezondheid) en Pierre-Yves Dermagne (werk en economie).Beeld Photo News

Er smeult een ondergrondse veenbrand op de arbeidsmarkt: je ziet hem niet, maar hij is er wel. Het aantal mensen dat met een langdurige ziekte uitvalt, overschrijdt de alarmdrempel. Hoewel zowat elke partij meer mensen aan het werk wil houden, gaat het zelden over die groeiende groep.

Toeval is het niet. Daags na het Feest van de Arbeid op 1 mei, met zijn traditionele boeket aan sociale beloftes van de kant van de linkse (en ook minder linkse) partijen, riep de N-VA de pers bijeen om een kloek pakket besparingsmaatregelen voor te stellen. Na het feestje volgt de ontnuchtering, na het gezang van de krekel komt de realitycheck van de hardwerkende mieren. Dat is het beeld dat de partij graag in de markt wil zetten.

De Vlaams-nationalisten hopen zo de sympathie te krijgen van kiezers die een ‘eerlijke’ en ‘moedige’ blik op de toekomst van het staatshuishouden wel weten te waarderen. Het is vrij duidelijk dat het enigszins op orde krijgen van de begroting de grote uitdaging en kopzorg wordt van een volgende federale regering, in welke kleurencombinatie dan ook. Dat zal ook besparingen vergen. N-VA zoekt die, net zoals eerder en wat minder gedetailleerd Open Vld, vooral in gezondheidszorg en sociale uitkeringen, met een knip van maar liefst 11,8 miljard in de sociale zekerheid tegen 2029.

Sympathie voor die strategie mag N-VA zeker verwachten bij een deel van de analisten en opiniemakers. Die maken zich al langer en terecht zorgen over de houdbaarheid van ’s lands financiën op de middellange termijn, wanneer de huidige, oplopende tekorten botsen op grote, noodzakelijke extra uitgaven voor een verouderende bevolking, een opwarmend klimaat en een veranderende wereld.

Shockdoctrine

Of dat sentiment ook gedeeld wordt door de bredere bevolking is weer een andere vraag. De politieke geschiedenis leert dat kiezers niet meteen wildenthousiast worden van partijen die de noodklok luiden over het sociale beleid.

In het collectieve geheugen zit de harde campagne van de toenmalige VLD onder Guy Verhofstadt in 1995. Met apocalyptische affiches over ‘lege pensioenkassen’ zetten de liberalen zich toen ook af tegen de centrumlinkse regering Dehaene-Tobback. De VLD-campagne zette de toon, maar in het stemhokje bleef de verhoopte doorbraak uit, hoewel de socialistische SP juist toen het Agusta-schandaal over zich heen kreeg. Vele kiezers, zo luidde de analyse achteraf, schrokken terug voor de shockdoctrine die Verhofstadt toen nog propageerde.

Natuurlijk is de N-VA-campagne niet helemaal te vergelijken met die falende aanpak van de liberalen van weleer. Met ‘Vlaamse welvaart’ bedekken de nationalisten hun lading met een hoopgevende vlag. Om die welvaart te behouden, viseren ze vooral inactieven, van wie er naar verhouding meer aan de andere kant van de taalgrens wonen en sowieso minder op de N-VA stemmen.

In wezen verschilt de tactiek van N-VA (en Open Vld) niet zo van die van de radicale partijen VB en PVDA. Ook die leggen de last op de schouder van de ‘ander’: bij de ene is dat de Waal en de migrant (VB), bij de ander de rijken (PVDA), en bij de N-VA dus de inactieven.

Zonder gevaar is die strategie voor N-VA niet. Kiezersonderzoek leert dat de gemiddelde Vlaming sociaal-economisch links van het centrum kampeert, met ruime steun voor een genereus sociaal beleid. De rechtse koers van de N-VA staat haaks op die brede grondstroom. Een volkspartij die in alle lagen van de bevolking rekruteert, loopt dan een risico. Zeker omdat er dus een (radicaler) rechts alternatief is. Kiezers die wat korter opgeleid zijn en zich het vaakst bestaansonzeker voelen, hellen nu al naar uiterst rechts, mede omdat ze zich door het politieke systeem miskend voelen. In die groep zou N-VA nog meer steun kunnen verliezen.

Je zou natuurlijk de kiezer een zekere schijnheiligheid kunnen verwijten. Iedereen beseft dat besparingen of hervormingen noodzakelijk zijn, tot de voorstellen concreet worden. Dan wordt er teruggekrabbeld en tegengestribbeld. Een fenomeen dat alle sociale groepen en klassen overschrijdt – kijk maar eens hoe er gelobbyd wordt bij de geringste aanpassing van het fiscale regime.

Toch ligt dat bij de weerstand van velen tegen besparingsingrepen in het sociale beleid wat anders. Hier speelt niet alleen eigenbelang. Er gaapt een kloof tussen de theorie en de praktijk van de Belgische en Vlaamse arbeidsmarkt. Die kloof wordt groter, niet kleiner.

Paradox

De politieke theorie valt samen te vatten in drie woorden: werk, werk, werk. De volle inzet op meer werk is een doel dat intussen door zowat elke partij, links en rechts, omarmd wordt, met een beoogde (maar nog lang niet bereikte) werkzaamheidsgraad van 80 procent van de actieve bevolking tegen 2030. Dat is begrijpelijk, want meer mensen aan het werk zetten is veruit de meest pijnloze vorm van ‘besparen’: de staat moet minder uitkeringen betalen en in ruil komt er meer (belastbare) welvaart. Meer werk is dan ook de vlotte sluitpost van zowat elk kiesprogramma.

De praktijk ziet er wat anders uit. Sinds opeenvolgende regeringen de poorten van vervroegd (brug)pensioen hebben gesloten, is een andere groep inactieven beginnen te stijgen: de langdurig zieken. Inmiddels zit het aantal mensen in ziekte of invaliditeit boven de 500.000, en dat cijfer blijft maar klimmen. Uitkeringen voor langdurig zieken staan nu al voor 11 miljard in de boeken. Onderzoek van het RIZIV, geciteerd in De Tijd, toont dat vooral mentale kwalen (burn-out en depressie) tot fors meer uitval leiden: plus 43 procent (!) in vijf jaar tijd.

Iets te gemakkelijk wordt die trend weggezet als een welvaartsziekte van verwende generaties. Een andere recente analyse, van de Nationale Bank, bevestigt dat vooral oudere werknemers en vrouwen − die werk en gezin vaak intenser moeten zien te combineren − langdurig uitvallen. De verstrengde toegang tot de werkloosheid en tot het pensioen heeft het aantal langdurig zieken omhooggestuwd, zoals bij communicerende vaten. Dit verklaart de paradox van onze arbeidsmarkt: België, en in mindere mate Vlaanderen, combineert een matige werkzaamheidsgraad met een lage werkloosheid omdat honderdduizenden mensen ziek thuis zitten.

Gezondheidskloof

In het huidige politieke debat overheerst de trend om de verantwoordelijkheid voor de uitval bij het individu te leggen en dat individu ook te tuchtigen. Dat er een collectiever probleem is, krijg je nog amper te horen. Dat heeft te maken met de groeiende kloof tussen de korter en langer opgeleiden in de samenleving. Die laatste groep domineert het debat en het beleid, de stem van de eersten hoor je nog amper. Behalve... in het stemhokje. En er zijn ‘verlichte’ geesten die ook dat in alle ernst willen beteugelen.

Die samenlevingskloof is in toenemende mate ook een gezondheidskloof. Mensen met een kortere opleiding en lager inkomen vallen meer en sneller uit door ziekte, hebben minder gezonde levensjaren en gaan sneller dood. Die kloof is ontstellend groot en groeit nog: jonge mannen en vrouwen met korte opleiding mogen in dit welvarende land tien tot dertien jaar minder gezonde levensjaren verwachten dan hun langer opgeleide generatiegenoten.

Een immens verschil, dat nog altijd buiten beeld blijft in discussies over werk, langdurige ziekte en pensioen. Sommige mensen, vaak ook in zwaardere beroepen, zijn lichamelijk en mentaal echt op. Een rechtvaardig arbeidsbeleid houdt daar rekening mee.

In de voorbije regeerperiode was het beleid voor langdurig zieken van minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit) nogal schroomvallig. Mensen worden wat sneller en meer begeleid, coaches staan ter beschikking, risicobedrijven worden geactiveerd. Critici vinden dat allemaal te weinig en te slap. De vraag is of de hardere aanpak van N-VA meer baat brengt.

Het goede nieuws is dat andere landen, met name in het noorden, tonen dat hogere werkzaamheid wel degelijk te combineren valt met een genereuze sociale bescherming. Maar dat vergt een hervorming van het hele sociaal-economische beleid die iets verder gaat dan ‘Pak ‘ze’ hun uitkering af’.