Direct naar artikelinhoud
ReportageTextielindustrie

Hoe een Belgacom-overall in Ghana de weinig duurzame processen van de textielsector blootlegt

Een Ghanese vuilnisman in een appelblauwzeegroen tenue met daarop het logo van Belgacom.Beeld Sarah Vandoorne

Op reis in West-Afrika stoot journaliste Sarah Vandoorne op een Ghanese vuilnisman in een uniform van Belgacom. Eenmaal thuis besluit ze te onderzoeken hoe zo’n Belgisch uniform meer dan 7.000 kilometer verderop is beland. Een queeste die een onthullende inkijk biedt in de weinig duurzame processen van de textielsector.

“Heb ik wat van je aan misschien?” Zo zou je de reactie van de ambtenaar die ik aanstaar in Accra nog het best kunnen vertalen. Op het eerste gezicht is het antwoord misschien wel ‘ja’. De gemeentelijke vuilnisophaler draagt geen uniform van de stad, maar een appelblauwzeegroen tenue met het opvallende en herkenbare logo van Belgacom.

De ambtenaar vertelt kort dat hij het lokaal op de kop kon tikken en staat me toe snel een foto te maken. Belgacom-man, zo noem ik hem bij gebrek aan beter pseudoniem. Lang na mijn bezoek blijft de vraag nazinderen: hoe komt dat uniform meer dan 7.000 kilometer verderop in Accra terecht? En ik besluit als een ware vintage-Sherlock Holmes op onderzoek te gaan.

Tweede leven

“Op zich is het niet ongewoon dat bedrijven na een naamswijziging oude kledij een tweede leven willen geven. Bij Proximus is de regel dat dat enkel buiten Europa kan”, zegt Fabrice Gansbeke als we hem bellen. Hij is woordvoerder van Proximus, sinds 2015 de nieuwe merknaam van Belgacom. “Enkel als het merklogo wordt verwijderd, mag de kledij overal hergebruikt worden. Maar natuurlijk is het moeilijk om logo’s te verwijderen zonder de kledij te beschadigen. Hoewel we zoeken naar betere oplossingen, wordt vandaag alle branded kledij vernietigd zodra werknemers hun oude uniformen inleveren.”

Niet bepaald milieuvriendelijk of duurzaam, maar volgens experts evenmin verrassend. “Publieke veiligheid is dé reden waarom veel werkkledij na gebruik vernietigd wordt”, zegt Bart Vervaecke, CEO van Sioen, een van de bekendste werkkledingfabrikanten van ons land. Sioen produceerde niet enkel voor Belgacom, maar heeft ook contracten lopen met nutsbedrijven, de politie, de brandweer en het leger. Na verbranding wordt er een officieel en ondertekend vernietigingsattest opgemaakt, met de vermelding ‘vernietiging door coïncineratie’. “Op deze manier garanderen wij op sluitende wijze dat onze uniformen niet in verkeerde handen kunnen komen.”

Werkmannen van het bedrijf Vanheede 'verwerken' oude uniformen van bedrijven.Beeld Vanheede Environment Group

“Kledij is een vorm van legitimatie, door middel van een uniform kan je toegang krijgen tot bijvoorbeeld de woning van oudere mensen” , vertelt Nico Kimpe, salesverantwoordelijke bij Vanheede Environment Group, een van de afvalverwerkers met wie Sioen samenwerkt. “Oudere mensen kunnen zich helaas makkelijk laten bedotten met een smoesje. We staan niet enkel in voor de vernietiging van de meest gevoelige uniformen, zoals die van Defensie, maar ook die van de dienstensector. Vooral sinds 9/11 krijgen we daar meer en meer vraag naar.”

Vervaecke: “We moeten zelfs betalen om kledij te vernietigen. Maar liever dat dan het alternatief: ik mag er niet aan denken dat er morgen een overval zou gepleegd worden in politiekledij die wij geproduceerd hebben. Al kan het natuurlijk altijd dat een agent na zijn pensioen drie uniformen mee naar huis neemt. Dan hebben wij er geen controle meer over en kan het zijn dat ze in het tweedehandscircuit belanden.”

Sorteren

Zou Belgacom-man zo aan zijn uniform zijn geraakt? Bij tweedehandsinzamelaars komen er alleszins regelmatig afgedankte werktenues binnen. Dan is het zaak om ze eruit te sorteren, zegt Johannes Eneman, verantwoordelijke voor textiel bij Oxfam. Aan de sorteerband in Haren toont Eneman mij legeruniformen met het naamplakkaatje er nog aan. “Is dat van iemand die met pensioen is, of is die man gestorven?” In de regel komen die niet in tweedehandswinkels terecht, al kan het toch gebeuren. “Ooit hebben we de politie op ons dak gekregen omdat we een kogelvrij vest verkochten in een van de filialen.”

Volgens Vervaecke en Gansbeke is de kans groot dat het Belgacom-uniform in kwestie op een soortgelijke manier, via de geijkte tweedehandskanalen, toevallig in Ghana beland is. Maar wat met al die andere uniformen? Hoe vergaat het werkkledij als het toeval zich niet moeit?

Koploper van Europa

In Ghana, een land met 31 miljoen inwoners, komen wekelijks 15 miljoen oude kledingstukken binnen. In Noord-West-Europa alleen al gooien we jaarlijks 5,2 miljoen ton textiel weg. Belgen dumpen gemiddeld 60 kledingstukken per jaar en zijn zo koploper van Europa. Naar Ghana exporteert ons land jaarlijks tweedehandsjes ter waarde van zo’n 2 miljoen dollar. Naar schatting belandt zowat de helft op een afvalhoop of in de natuur. In het regenseizoen sleurt de moesson die kledij mee richting zee, met alle ecologische gevolgen van dien: de Ghanese stranden liggen vol truitjes en tenues, die Belgacom-man ironisch genoeg helpt op te kuisen.

Navraag leert dat het uniform van Belgacom-man door een bedrijf gemaakt werd dat intussen niet meer bestaat: Stabyl genaamd. De huidige Proximus-uniformen worden grotendeels geproduceerd door Belconfect. De meeste uniformen blijken gemaakt van een mix van katoen en de synthetische stof polyester – volgens Edwin Maes, textielconsultant bij Centexbel, “onder prijsdruk”. Een rapport van Centexbel, VITO en het Duitse Ecologic Institute toont aan dat dit soort gemengde stoffen geen dankbare input vormen om kledij een tweede leven te gunnen: je kan ze niet mechanisch recycleren.

“Het is die klant die bepaalt welke stoffen ze nodig hebben”, zegt directeur Filip Lietaer . Ook wat de eindbestemming van de kleren betreft, verschuilt Belconfect zich achter zijn klant. “Wij zijn niet verantwoordelijk voor wat er met kleren gebeurt na gebruik.”

Verbrandingsoven

Proximus zamelt oude uniformen in, en rekent op afvalophaler en -verwerker Renewi om ze te vernietigen. Op vraag van Proximus verdwijnen veel uniformen in de verbrandingsoven, geeft Renewi-innovatiemanager Philip Heylen toe, al wil hij benadrukt hebben hoezeer het bedrijf inzet op recyclage. DestraTotaal, een dochterbedrijf van Renewi in Breda, wil “gegevensdragers” – bedrijfsjargon voor onder andere: uniformen met logo’s – mechanisch kunnen recycleren. Daarvoor steekt het de tenues in een shredder – denk aan een papiershredder, maar dan voor kledij. “Zo houd je reepjes textiel over die onherkenbaar zijn.”

Maar in de praktijk blijken de recyclagemogelijkheden van dat dochterbedrijf veeleer beperkt, mailt Heylen nog na. “Het blijft een uitdaging om logo’s te verwijderen en er tegelijkertijd voor te zorgen dat de rest van het kledingstuk nog intact en functioneel is. Voor creatieve oplossingen werken we samen met externe partners.” Organische content (waaronder kledij, met uitzondering van synthetisch textiel zoals polyester) stuurt het bijvoorbeeld naar een Israëlisch bedrijf, dat jaarlijks 120.000 ton afval uit de Benelux verwerkt.

Verplicht verduurzamen

Steeds meer bedrijven zoeken oplossingen om werkkledij een tweede leven te gunnen zonder af te doen aan de veiligheidsrisico’s. Als werkkledij verkapt of verkleind wordt, krijgen producenten namelijk óók een certificaat dat de uniformen vernietigd zijn, vertelt Sioen-CEO Vervaecke.

Shredden en verkappen is in principe downcycling, want het komt meestal terecht in laagwaardige toepassingen zoals isolatie, geluidsdemping en autobekleding. Voor hoogwaardige toepassingen zit, opnieuw, dat logo in de weg. Daarom besloot CWS emblemen te borduren, om ze later makkelijker te verwijderen, in plaats van te printen of ‘patchen’.

Dat arbeidsintensief taakje besteedt het bedrijf uit aan een eigen centraal magazijn in Polen, vanwege de nabijheid van recycleurs in Polen en Duitsland en de interessante loonkosten. Zo maakt het T-shirts uit afgedankte werkkledij.

Werkmannen van het bedrijf Vanheede 'verwerken' oude uniformen van bedrijven.Beeld Vanheede Environment Group

Veel uniformen verdwijnen echter als poetsdoek, opnieuw een vorm van downcycling. Dat heeft te maken met vlekken, slijtage en de samenstelling van kledij. “Kledij uit 100 procent katoen is makkelijker om hoogwaardig te recycleren, maar gaat sneller kapot en is niet comfortabel bij intensieve werkzaamheden”, zegt Nauwelaerts. “Meestal kiezen we voor (moeilijker te recycleren, red.) blends, bijvoorbeeld een mengsel uit Fairtrade gecertificeerd katoen en gerecycleerd polyester.”

Ook overheidsdiensten zetten meer in op de verduurzaming van werkkledij. “Het is onze expliciete opdracht om de kledij in zijn oorspronkelijke toestand niet te hergebruiken,” klinkt het bij Defensie, “maar de bulk van de ingezamelde kledij kan wel zo hoogwaardig mogelijk gerecycleerd worden.”

Raamcontract

Voor overheidskledij zelf komt het ministerie van Ambtenarenzaken binnenkort met een groot raamcontract, “met uitgesproken focus op duurzaamheid en hergebruik”, meldt een woordvoerder. “Dat wil zeggen dat een leverancier pas die overheidsopdracht zal kunnen binnenhalen als de werkkleding van overheidspersoneel duurzaam wordt gemaakt en de afgedragen materialen een nieuw leven krijgen.”

Dat laatste bevestigt Desrumaux (Xandres). “We merken die kentering een jaar of drie. Als je meedingt naar openbare aanbestedingen, moet je een oplossing voor end-of-life voorzien, anders haal je de opdracht niet binnen.” Segers van Belconfect merkt wel op dat niet elke overheidsdienst daar even hard op inzet. “In deze tijden van besparingen blijft de prijs een doorslaggevend argument, ook bij steden en gemeenten die sterk uitpakken met hun duurzaam aankoopbeleid.”

Kentering

De kentering lijkt wel ingezet. Zo werkt Centexbel samen met het Nederlandse werkkledingbedrijf Groenendijk aan het interregionaal Europees project Circtex, waarbij uniformen ontmanteld worden om hoogwaardig te recycleren. Circtex maakt gebruik van een naaigaren van de Nederlandse onderneming Wear2Go, dat smelt als het bestraald wordt met microgolven: zo valt een werkpak uit elkaar en kan je de reflectoren alvast scheiden van de makkelijker te recycleren componenten. Ook Sioen werkt sinds kort met naaigaren dat kan smelten, ditmaal onder hoge temperaturen, van de Belgische scale-up Resortecs.

Ook het Nederlandse Gaia Circulair doet aan recycling van oude werkkledij, ze werken samen met een Duitse vervezelaar om kleren alsnog een tweede leven te gunnen.“Wij hebben hier recent nog blouses van Proximus gehad”, vertelt directeur Marcel Franssen aan de telefoon. Het gerecycleerd textiel verkopen ze door aan een Duits automerk, die op zoek is naar garen voor hun stoelbekleding. Specifiek witte garens zijn daarvoor nodig, waardoor de witte blouses van Proximus bijzonder geschikt blijken.

De blouses kwamen binnen op pallets waar ook werkkledij van Vodafone in zat, weet directeur Franssen. Maar via hun online platform vindt hij de distributeur niet terug. “Het is namelijk niet belangrijk waar het vandaan komt, maar waar het naartoe gaat.”

Met Proximus werkt hij niet samen, en ook van Renewi – nochtans een leverancier van Gaia Circulair – komen de kleren niet. Ook Gansbeke en Heylen kunnen me niet zeggen hoe een pallet vol blouses in Noord-Brabant terechtkomt, terwijl die eigenlijk vernietigd moesten worden. “Al staan we zeker positief tegenover het principe om textielvezels te hergebruiken, zolang het maar onherkenbaar is”, mailt Gansbeke me nog.

Hoe dan ook lijkt het goed nieuws: die blousjes van Proximus zijn níét linea recta in de verbrandingsoven terechtgekomen. Werkkleding omzetten naar autobekleding is ook een vorm van downcycling, maar de kledij is tenminste niet vernietigd.

En zo zou het goed kunnen dat u, op het moment dat u na het lezen van dit artikel in uw auto springt, zomaar op een Proximus-uniform zal plaatsnemen. Maar evengoed heeft dat uniform er een heuse kruistocht naar Ghana opzitten.

Sarah Vandoorne reisde naar Ghana met de steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek.