Direct naar artikelinhoud
Lust&Liefde

"Ik was een man van 50, hij een jongen van 18. Maar ik kon het niet meer stoppen"

Corine Koole interviewt over de raadselen van passie en affectie
Beeld Yann Bertrand

Eén blik op die piepjonge rekkenvuller in de supermarkt en Mark (59) wist het al: hij zou op glad ijs belanden. Hij nam zich dan ook voor zich te houden aan de regels. Kijken mag, aanraken niet. 

"Ineens viel hij mij op, een vakkenvuller bij de Albert Heijn. Een jaar of 18, blond, goed postuur en toen ik thuiskwam, schreef ik in mijn dagboek: vanmiddag een mooie jongen gezien in de supermarkt. Daarna vergat ik het voorval, tot ik hem een paar maanden later weer zag. Hij zat op zijn knieën voor het koelvak van de melk­producten en draaide zich om. We keken elkaar aan en ik zag dat hij prachtige azuurblauwe ogen had. Snel wendde ik me af. Weer schreef ik die avond over hem in mijn dagboek: ik heb de blonde jongen weer gezien, hij is toch wel erg mooi. Maar waar ik er de eerste keer bezwerend achter had geschreven: “maar dat is niet erg”, wist ik dat het nu gevaarlijk werd. Hij had alles om mij volledig uit mijn evenwicht te brengen, en ik kon al niet meer terug. Alsof iemand een steen naar een ruit gooit en die niet meer kan stoppen.

“Je hoort weleens mensen zeggen hoe heerlijk het is om verliefd te zijn, maar die hebben het niet begrepen. Voor mij is verliefdheid een kwelling die me volkomen beheerst. Ik dacht dag en nacht aan mijn vakkenvuller, ik wilde alles van hem weten, probeerde te zien welke schoenen hij droeg. Soms viel me een nieuw T-shirt op dat ik niet eerder had gezien en één keer hoorde ik hem meezingen met de muziek. Ik merkte dat hij een mooie, lage stem had. Dat was een cadeautje.

“Al snel kwam ik erachter dat hij vaak op dinsdagavond werkte. Dan zat hij daar, altijd op zijn knieën, want hij was behoorlijk lang, en vaak alleen, want ­dinsdag was een rustige dag. Op een of andere manier gaf me dat een gevoel van verbondenheid. Het was ­troostend hem in zijn eentje in die lange paden van de supermarkt aan het werk te zien.

'Ik moest hem niet lastigvallen met mijn obsessie, want dat was het natuurlijk'

“Zo ging dat een half jaar door. Ik ving flarden op van gesprekken tussen hem en zijn collega’s, en probeerde op die manier een beeld te vormen van wie hij was. Een keer ontbrak hij op zijn vaste avond, en net op het moment dat ik de winkel uitkwam, liep hij alsnog naar binnen. Ik had het gevoel dat ik flauw ging vallen, besluiteloos bleef ik een aantal minuten staan. Wat moest ik doen, teruggaan of toch naar huis? Ik heb het laatste gedaan, mij zeer bewust van de grens die ik aan het ­overschrijden was. Ik moest hem niet lastigvallen met mijn obsessie, want dat was het natuurlijk. Wij waren geen vrienden en zouden dat nooit worden. Ik was een man van 50, hij een jongen aan het einde van zijn ­middelbareschooltijd.

“Maar ik kon het gewoonweg niet meer stoppen. Het werd juni en een aantal jongelui dat afgestudeerd was, verscheen weer terug op de werkplek. De bekende gezichten leken met extra werkshiften te sparen voor de lange zomervakantie die voor hen lag. Fabian ook. Op een middag trok ik mijn mooiste trui aan, de dunne ­crèmekleurige, de enige dure die ik heb. Ik liep naar de supermarkt en sprak hem voor de allereerste keer aan. Ik had van tevoren gerepeteerd. Ik zou hem een neutrale vraag stellen om geen argwaan te wekken, want dat wilde ik absoluut niet. Doodnerveus schraapte ik al mijn moed bijeen en zei tegen de gehurkte jongen: ‘Ben jij ook iemand die examens heeft gedaan?’ Hij keek op, een beetje verbaasd. Ja, zei hij beleefd, ik ben geslaagd. Daarop hurkte ik naast hem en gaf hem een hand: ‘Gefeliciteerd.’ Ook dat had ik van tevoren bedacht, want ik wilde hem zo graag een keer aanraken, maar dan wel op een manier die ik voor mezelf kon verantwoorden. ‘Met Latijn en Grieks?’, vroeg ik nog. Toen maakte ik me uit de voeten, want die laatste vraag was helemaal ­ongepast. Hij keek me ongemakkelijk aan.

'Ik kende intussen zijn adres. Zijn moeder deed open en was al even mooi als hij'

“Even later brak de zomer aan en was hij verdwenen. Pas maanden later ontmoette ik hem opnieuw. Op een zondag stond ik in een cd-winkel toen ik plotseling een bekende stem hoorde. Ik draaide me om en zag Fabian achter de kassa staan. En opnieuw ontstond er een ­ritueel. Iedere eerste zondag van de maand, als Fabian werkte, kocht ik een cd. Ik genoot van het afrekenritueel dat gebonden is aan een zeker protocol en gepaard gaat met altijd dezelfde handelingen. Hij herkende me nog van de Albert Heijn en vertelde dat hij inmiddels ­studeerde. Het was jammer dat onder het gedimde licht van de cd-winkel zijn ogen minder blauw leken, maar toch wist mijn verliefdheid van geen wijken. Bij het ­ontvangen van het wisselgeld kwam ik telkens in de ­verleiding terloops zijn vingers aan te raken maar dat deed ik gelukkig niet één keer.

“Ik besloot een gedicht voor hem te schrijven en dat naar hem toe te brengen, als schrijver-dichter was dit de enige mogelijkheid me te uiten. Het gedicht noemde ik Een kleine romance, wat strikt genomen de naam is van een muziekstuk voor een soloinstrument met een klein orkest en het Franse woord voor lied, maar hoe kon hij dat weten? Ik kende intussen zijn adres. 

Zijn moeder deed open en was al even mooi als hij. ‘Waar kennen jullie elkaar van?’, vroeg ze. ‘Eigenlijk kennen we elkaar helemaal niet’, antwoordde ik. Toen overhandigde ik Fabian, die erbij was komen staan, mijn envelop met het gedicht, dat lichtvoetiger was dan je misschien zou ­denken en ik vond het zo eng, zo eng, dat ik snel ben weggegaan. Hij heeft nog gereageerd en me bedankt voor mijn werk, maar hij heeft me laten weten dat hij geen contact wil. Dat is nu bijna tien jaar geleden en ik denk nog elke dag aan hem. Ik heb niks fout gedaan, maar toch was alles bij elkaar niet in orde. Ik heb hem laten schrikken, daar heb ik enorm veel spijt van.”