Basketbalfenomeen Willy Steveniers wordt 80: "Mijn haat voor mijn vader heeft me tot die straffe atleet gemaakt"

© Kris Van Exel

Met opgeheven hoofd, een ton levensvreugde en een eeuwig weelderige krullenbos gaat Willy Steveniers de strijd aan tegen het dimmende licht. Het Antwerpse basketfenomeen wordt vandaag 80 jaar, maar hij blijft scherp van lijf, geest én tong. Leven, liefde en lijden, opgedeeld in negen decennia: ziehier de Keizer van de Veemarkt. “Mijn oude ploegmaats zijn wrakken. Ik mankeer niets.”

Marc Vermeiren

0 tot 10 jaar

“Als kind was ik de grootste mossel van België. Ik was een echt kakjoeng, een weerloos moederskindje dat schrik had van alles en iedereen. Pas door mijn frustraties en complexen heb ik mijn atletische capaciteiten ontdekt. Thuis kreeg ik meer rammel dan eten. Omdat ze de handen vol hadden met hun café, stuurden mijn ouders me altijd weg. Ik snakte naar liefde en een schouderklopje, maar het leek alsof iedereen mij verstootte. Je kan niet geloven hoe ongelukkig ik ben geweest. Als kind, als tiener, als volwassene. Tijdens een wedstrijd in Turkije juichten 60.000 mensen me toe, maar diep in mijn binnenste knaagde de leegte. Om zes uur ’s morgens sloot mijn vader de kroeg, waarna ik uit bed moest om de boel op te kuisen. Al die tijd had de jukebox staan daveren en hoorde ik de stamgasten vechten. Op mijn negende ben ik twee verdiepingen naar beneden gevallen, dwars doorheen een koepel. Bij het neerkomen scheurde ik de pezen van mijn rechterhand. Ik heb dat nog nooit tegen iemand gezegd, maar sindsdien mis ik gevoel en souplesse in enkele vingers. Ik ben dus altijd een basketballer met één hand geweest. De dikke nek Steveniers zou hebben geroepen dat hij zonder die handicap nog zoveel beter geweest zou zijn. Die man ben ik niet meer, maar het klopt wel.”

10 tot 20 jaar

“Op mijn tiende kreeg ik een kopstoot tegen mijn neus. Boenk, het bot doorheen mijn huid. Door dat incident ben ik de échte Steveniers geworden. Het kakjoeng werd een kerel die iedereen schrik aanjaagde. Maar het zijn dus omstandigheden die mij pretentieus, agressief en arrogant hebben gemaakt. Een band met mijn ouders heb ik nooit gehad. Mijn vader was Belgisch kampioen boksen. Om vier uur ’s nachts stond hij aan mijn bed. Strontzat. Hij daagde me uit: Kom, paardenworst, laat eens zien wat ge kunt. Mijn haat voor hem – de man die mij en mijn moeder zo vernederde, die ons rammel gaf, die foefelde met mijn liefje – heeft me tot die straffe atleet gemaakt. Ik wilde koste wat het kost bewijzen dat ik een veel betere sportman was dan hij – een patat-frut-boksertje. Op mijn 15de ben ik het huis uit gevlucht. Vijf jaar lang heb ik mijn ouders niet meer willen zien. Buurvrouw Yvonne – mijn tweede moeder – heeft zich toen over mij ontfermd. In die tijd ging ik al een jaar lang niet meer naar school, waardoor ik vijf, zes uur per dag mijn basketbalskills kon trainen. Antwerpen was mijn wereld, mijn speeltuin.

© Sebastiaan Steveniers

Er heerste warmte en vriendschap. We hadden niks, maar we deelden alles.”

20 tot 30 jaar

“Ik betreur nog steeds dat ik – met dat buitengewone talent en dat oersterke lichaam – slechts 60 procent van mijn mogelijkheden heb bereikt. Ik had gemakkelijk in de NBA kunnen spelen. Althans: in de NBA van de jaren vijftig en zestig, toen ze nog Antoinette-wie-heeft-de-bal-basketbal speelden. Zo’n Bob Cousy (een legende van de Boston Celtics, nvdr.) was niet beter dan ik. Die man is ooit in België geweest voor een clinic, waar wij tegen mekaar werden geplaatst. Cousy had het snel begrepen. Get this motherfucker out of the gym. Als atleet? Geen sterkere dan ik. De blacks incluis. Maar mijn mentale capaciteiten stonden niet op het niveau van mijn fysieke talent. Ik wilde iedereen vernederen, daagde constant uit, noemde mijn tegenstanders worsten. Maar die houding kwam voort uit mijn frustraties. Als je zeker bent van jezelf, moet je niet roepen als een achterlijke. Op mijn 21ste trouwde ik. De grootste missing uit mijn leven. Ik was veel te onvolwassen en te egoïstisch om een relatie te onderhouden. Wij hebben twee kinderen verloren. De ene baby is een week oud geworden, de andere heeft veertien dagen geleefd. Ik werkte toen in de diamantnijverheid, een hoogstaand milieu waar ik zakelijk en menselijk enorm veel geleerd heb. Om drie uur ’s nachts belandde ik in een café, waar drie dokwerkers een tenger mannetje met een bochel bespotten. Ik stap op die gasten af. Laat die man met rust, of stappen we naar buiten? Dan kan ik eens flink doormeppen. Een paar dagen later klampt die man me aan. Dat bleek de zoon van Ferstenberg, één van de belangrijkste diamanthandelaars in Antwerpen. En omdat ik zijn kind verdedigd had, bood vader Ferstenberg me een job aan.”

30 tot 40 jaar

“Ik werd altijd bewonderd door de ­allergrootsten. Het waren de Joego­slaven – na de Amerikanen de strafste basketters van de wereld – die verklaarden dat ik de beste speler van ­Europa was. Weet je dat zelfs Johan Cruijff onder de indruk was van mijn talent? In een interview verklaarde hij dat de Belgische basketballer Willy Steveniers op hem leek. (hoofdschuddend) Mijn grote idool. Dat waren mijn vogelvrije jaren. Ik suggereerde in de pers dat ik met honderden vrouwen de lakens had gedeeld. Maar dat cijfer is zwaar overdreven. Intelligentie heeft me altijd aangetrokken, net omdat ik uit zo’n schraal milieu kwam. Als een meisje kon typen, was ik al onder de indruk. Op mijn 37ste maakte ik kennis met mijn huidige vrouw Anita. Ik wist meteen dat zij de moeder van mijn kinderen kon worden. De mama van Anita, die later mijn beste vriendin zou worden, lag dwars. Ik hoop dat mijn dochter nooit met iemand als u zal meegaan.

© Kris Van Exel

En Anita zelf, zo verklaarde ze later, vroeg zich af wie die boer wel was. Want ik was natuurlijk dronken bij onze eerste ontmoeting. Zij heeft me twee prachtige kinderen geschonken en me verlost van de drank. Want ik zoop me te pletter: een paar flessen wijn per dag, 20 Irish coffees, begeleid door twee pakjes sigaretten. Tijdens één van mijn dronken buien heb ik iemand verminkt met een kapot bierglas. Ik kon drie richtingen uit. De gevangenis, het gesticht of een mens worden. En met de hulp van Anita koos ik die laatste optie. Sindsdien – al 43 jaar lang – heb ik geen druppel alcohol meer gedronken.”

40 tot 50 jaar

“Tot mijn 42ste heb ik in de hoogste afdeling gespeeld. Dertig punten: geen probleem. Maar hoe kwam dat? Omdat het Belgische basketbal in een dal zat. Bij Fresh Air was ik buitengevlogen omdat ik de coach een patat had gegeven. Ik wilde ermee stoppen, maar Anita heeft dan toch de transfer naar Mechelen geregeld. Eén tegen één kon nog altijd niemand me afremmen. Pas toen begon ik te beseffen dat ploegmaats als John Loridon en Lucien Van Kersschaever zich voor mij hadden opgeofferd. Tot dan dacht ik maar aan één ding: Geef mij de bal, ik kuis het op. Op mijn 46ste speelde ik bij Goldfingers met oude gloriën, maar wijlen Louis Busschops wilde dat ik bij hem in Lier in tweede klasse kwam spelen. Op mijn 48ste maakte ik nog gemiddeld 25 punten, maar na een dispuut met Busschops stopte ik. Nochtans had ik zelfs dan nog mijn plaats in eerste klasse kunnen hebben. Een slimme coach zou me 10 à 15 minuten laten spelen hebben. Het enige goede dat mijn ouders me hebben geschonken, zijn de genen. Ziek was ik nooit, geblesseerd zelden. Lucien Van Kersschaever was niet de enige die mij, puur als atleet, als de strafste van alle Belgen ziet. Dus niet alleen binnen het basketbal. ”

50 tot 60 jaar

“Een eersteklasser heb ik nooit gecoacht, neen. De slechtste job ter wereld. Als individuele coach kon ik jonge talenten wel veel bijbrengen. Zo heb ik Roel Moors (één van de meest gelauwerde internationals, nvdr.) jarenlang onder mijn vleugels gehad. Op een bepaald moment – hij was 16, ik een vijftiger en had hem net geklopt in een rechtstreeks duel – vroeg Roel of hij ooit zo snel zou worden als ik. Ik heb ook mijn eigen zonen gecoacht, het stomste wat ik ooit gedaan heb. Iedereen vergeleek hen met mij, wat al geen cadeau is. Nathan stelde me ooit de vraag of hij met mijn trainingsregime – vier, vijf uur trainen per dag – zo goed zou worden als ik. Ik kon niet anders dan antwoorden: Nooit, jongen. Ik was een straatkind dat moest vechten voor zijn boterham, terwijl zijn boterham al gesmeerd lag. Ik ben onder meer nog bij Willebroek coach geweest, maar een groot succes was dat niet. Dat ik ooit de contracten van Ronny Bayer en Pieter Loridon opgesteld heb, zette kwaad bloed in het Antwerpse basketbal. Sindsdien heb ik nooit meer een uitnodiging gekregen. Is het normaal dat zo’n monument, een echte Sinjoor bovendien, zo behandeld wordt?”

© Kris Van Exel

60 tot 70 jaar

“Op mijn 65ste heb ik nog op een half veld drie tegen drie gespeeld tegen Arvidas Sabonis (Litouwse basketballegende van 2m20, nvdr.). Ik kreeg meteen het zot in mijne kop en begon wat te provoceren. You can’t stop me! Als je me niet gelooft, daar bestaan bewegende beelden van. En hij had het vlaggen, Sabonis. Ik heb me altijd minstens twintig jaar jonger gevoeld dan het cijfertje op mijn paspoort. Ik zag er ook zo uit. Het hielp natuurlijk dat ik altijd mijn weelderige krullen heb kunnen behouden, al moet ik ze tegenwoordig wel verven. Mijn gezicht verouderde, maar mijn fysio­nomie verandert niet. Kijk naar deze buikspieren (tilt zijn hemd op, nvdr.). Ik ben een wonder van de natuur. ­Elke morgen – 365 dagen per jaar – stond ik om 6.30 uur op om De Nachtegaal (de brasserie van Steveniers in Wilrijk, nvdr.) te openen. En ik ging pas om 3 à 4 uur ’s nachts slapen. Ik kwam altijd toe met een handvol uurtjes slaap. Pas sinds een half jaar kruip ik rond middernacht in mijn bed.”

70 tot 80 jaar

“Ronny Bayer was een oersterke gast, de speler die mij het dichtst benaderde, maar hij heeft op zijn 52ste al twee nieuwe heupen laten steken. En hoeveel keer is Rik Samaey al geopereerd aan zijn knieën? Mijn oude ploegmaats zijn ofwel dood, ofwel wrakken. Van Kersschaever: kapot. John Loridon: idem. En ik, ik mankeer niets. Terwijl ik tot mijn 48ste gespeeld heb, op betonnen vloeren met prutssloefkes rondliep en geleefd heb als een zot. Dan kan je toch alleen maar zeggen: die Willy Steveniers is een abnormale. Daag mij eens uit om een eindje te joggen. Ik zal misschien niet winnen, maar ik zal wel lopen en niet boemelen. Ik word nu 80, maar fysiek voel ik me minstens twintig jaar jonger. Op mijn 75ste ontdekte ik een mooie uitdaging. De marathon van New York. Ik begon te trainen. Tot 21 kilometer ben ik geraakt. En toen kreeg ik steken in mijn voeten. Onlangs nog ben ik hier in de buurt op een terreintje een balletje gaan gooien. Helemaal alleen. Dan ben ik de rijkste mens van de hele wereld.”

80 tot...

“Om mijn 80ste verjaardag te vieren, heb ik zo’n dertig mensen uitgenodigd in De Nachtegaal. Hen zal ik in een speech bedanken. Helaas is mijn Anita ziek, een longkwaal. (met betraande wangen) En dat zal niet verbeteren. De vrouw van mijn leven, nog steeds. Ik had gedacht dat zij – elf jaar jonger – mijn zever zou opkuisen. (vecht tegen de ontroering) Soms kan Anita een week niet buitenkomen. Hoe zij het al die jaren met mij heeft kunnen uithouden, daarvoor kan ik haar alleen maar ongelofelijk dankbaar zijn. De grote Steveniers heeft een klein hartje.

© REPORTERS

Maar ik ben een overlever, die alle records gaat kloppen. Er moet al iets graafs gebeuren vooraleer ze mij in een kist krijgen. Ik mag eten als een beer en vijftien cola’s per dag drinken, ik kom geen gram bij. (springt nog eens recht en zet een paar snelle passen) Als een andere tachtiger zoiets doet, moet hij met een hernia naar het ziekenhuis. Heb ik al gezegd dat ik een abnormale ben?”

Keuze van de redactie