© Joris Herregods, RR

Eerbetoon voor ‘held van Niel’: “Hij smeekte de Duitsers om een van de ondergedoken kinderen te sparen”

Op 18 mei is het precies 75 jaar geleden dat de Duitsers een inval deden in het weeshuis van priester Ivo Cornelis op het Sint-Hubertusplein in Niel, waar hij Joodse kinderen verborg. Om hulde te brengen aan de flamboyante Nielenaar, zal de gemeente die dag een gedenkplaat onthullen. Ook uw krant dook in zijn geschiedenis. Het verhaal van een flamingantische kindervriend die zijn superieuren kopzorgen gaf.

Jeroen De Bruyn

Wie aan het eind van de 19de eeuw in de omgeving van Ivo Cornelis had beweerd dat de jongen het ooit nog tot priester zou schoppen, was waarschijnlijk vierkant uitgelachen. Het is al vroeg duidelijk dat Cornelis een broertje dood heeft aan orde, regeltjes en voorkomen. Dat onze Ivo zo’n plekpot geworden is, schrijft zijn moeder in die periode zelfs in een bezorgde brief. Ooit was hij de properste en zindelijkste van ons allemaal. Hoe is die jongen toch zo kunnen veranderen!

© Niels Erfgoedarchief

En toch. Cornelis – in 1887 geboren in een gezin met tien kinderen, zoon van een dokter – blijkt op de normaalschool in Niel en het Lierse Sint-Gummarusinstituut een uitstekende leerling. Kardinaal Mercier ziet iets in hem en hij wordt prompt naar de pauselijke universiteit in Rome gestuurd. Daar doctoreert hij na zijn priesterwijding in 1910 nog in wijsbegeerte en theologie.

Klinkt mooi, maar Cornelis blijkt een stijfkop, een Vlaamsgezinde dan nog, die liever zijn chauvinistische ideeën uitdraagt dan uit de Bijbel te lezen. Als docent in een middelbare school in Waver haalt hij zich de woede van de directeur op de hals. Na een boze brief aan kardinaal Mercier vliegt Cornelis in 1913 terug naar Vlaanderen, waar hij in Mechelen onderpastoor van de Sint-Romboutsparochie wordt.

Heidense Kerstman

In de ellendige jaren na de Eerste Wereldoorlog begint Cornelis verwaarloosde kinderen op te vangen, en later, tijdens de Spaanse burgeroorlog, ook Baskische kinderen. Hij sticht weeshuizen in heel Vlaanderen: in Mechelen, in Genk, in het Brusselse. In 1942 volgt ook Niel. In het huis van zijn ouders – zijn moeder is kort ervoor overleden – zal hij vijftig kinderen huisvesten.

(Lees verder onder de foto)

© Niels Erfgoedarchief

Het is volop oorlog: het eten is op de bon en Ivo Cornelis probeert met kunst- en vliegwerk vijftig monden te voeden. Wanneer de kanoclub Nielse Rupelsneppen dat opvangt, stellen de leden voor in het weeshuis een kerstfeest te organiseren.

“Het waren andere tijden”, zegt Julien Röttger (79), die er als jongste lid van de kanoclub bij was. “De mensen waren meer op elkaar aangewezen, zeker in die oorlogsjaren. Alle clubleden hebben toen zelf cadeautjes voor de kinderen gemaakt. Mijn vader knutselde houten vliegtuigjes, weet ik nog – legervliegtuigen waren dat. Daar speelden we in die tijd mee: vliegtuigen, tanks en jeeps. Ah ja, als kind zagen we op straat niks anders. We zijn met die oorlog groot geworden.”

Wat Röttger tijdens die feestjes zo speciaal vond, was de aanwezigheid van een Kerstman (traditiegetrouw gespeeld door clubsecretaris René De Neubourg). “Dat was een beetje de schuld van mijn vader. Hij was in de jaren twintig voor zijn werk vanuit Hamburg naar de Rupelstreek geëmigreerd, hij had die protestantse traditie uit Duitsland meegenomen. De Belgische kinderen kenden alleen Sinterklaas: de Kerstman was volgens de katholieke Kerk een heidense figuur. Cornelis heeft zijn superieuren daarmee stevig tegen de schenen geschopt. Hij was echt een buitenbeentje, een rebel. Hij zag er misschien wel uit als een geestelijke, met zijn habijt en ronde brilletje, maar hij deed alleen waar hij goesting in had.”

Ideale schuilplaats

Cornelis’ rebellie kwam misschien nog wel het meest tot uiting in zijn netwerk van schuilplaatsen voor Joodse kinderen. Zowel in zijn weeshuizen in Weelde en Mechelen als in Niel verborg hij jarenlang onderduikers.

© Joris Herregods

Paul Van Roy (88), al zeventig jaar journalist bij uw krant en geboren en getogen in Niel, bracht in de oorlogsjaren in opdracht van zijn moeder zijn oude kleren naar het weeshuis. Van Joodse kinderen wist hij niks af, maar er hing wel een geheimzinnige sfeer in het gebouw. “Achter die onderduik moet een hele machinerie hebben gezeten, omdat al het eten toen zo schaars was. Ik herinner me Ivo Cornelis als iemand die onafgebroken bezig was: bezig met voedsel te verzamelen, met hier en daar geld los te krijgen voor de jongens. Soms door oude kranten in te zamelen en te verkopen, maar ook door giften te vragen. En terughoudend: zo herinner ik me hem ook. Hij leek voortdurend op zijn hoede. Pas later heb ik beseft dat er een enorme druk op zijn schouders lag.”

In feite is het weeshuis de ideale schuilplaats voor jonge onderduikers: het is er een komen en gaan van kinderen, dus enkele nieuwe gezichten vallen niet op. De Joodse kinderen komen onder meer in Niel terecht via Cornelis’ broer Frans, die onderpastoor is in de Sint-Michielsparochie in Antwerpen. Hij wordt in de stad geregeld aangeklampt door wanhopige Joodse ouders.

Schieten in de menigte

Op 18 mei 1944, Hemelvaartsdag, gaat het mis. De Duitsers hebben een tip gekregen dat in het weeshuis in Niel Joden zitten verborgen en houden een inval. Maar ook Ivo Cornelis is op zijn beurt getipt, en hij stuurt zijn nichtje Agnes Verbeeck in alle vroegte weg met de kinderen. “Heel de dag heeft zij met die kinderen rondgedoold in het Niels Broek, aan de Rupeldijk”, zegt Paul Van Roy. “Ze leken aan de Duitsers te zijn ontsnapt, maar toen die bij hun huiszoeking geen Joodse onderduikers vonden, dreigden ze willekeurige gijzelaars aan te duiden. Toen kon Ivo Cornelis niet anders dan de kinderen terug te roepen.”

© Joris Herregods

Voormalig OCMW-voorzitter en schepen van Welzijn Walter Troch (66), die het idee voor een gedenkplaat aanbracht, deed bij Kazerne Dossin in Mechelen onderzoek naar wat zich op die fatale meidag afspeelde. Zo kwam hij te weten dat niet alleen Duitse Gestapomannen bij de inval aanwezig waren, maar ook Vlaamse SS’ers, en dat ze op een gegeven moment hebben geschoten op de menigte die zich aan de overkant van de straat had verzameld. De kogelinslagen zijn vandaag nog zichtbaar. “Ik las ook dat alle kinderen zich moesten uitkleden”, zegt Troch. “Na een controle werden alle besneden jongens gearresteerd. Blijkbaar heeft de priester de nazi’s toen op zijn knieën gesmeekt om één heel jong kind te sparen. Een van de Vlaamse SS’ers wilde dat niet, maar een Duitse officier gaf toch toe. Toen het kind begon te wenen om zijn broertje, werd dat uiteindelijk ook niet meegenomen.”

De kinderen die wel worden meegenomen, zullen niet op transport worden gezet naar de vernietigingskampen in Polen. Ze hebben het macabere geluk pas laat in de oorlog te zijn verraden: luttele maanden voor de bevrijding hebben de Duitsers andere zaken aan hun hoofd, en ze sturen de kinderen naar weeshuizen in het Brusselse, die onder controle van de bezetter staan. Ivo Cornelis wordt als Judenbegünstiger samen met de kinderen gearresteerd en afgevoerd naar de Begijnenstraat in Antwerpen. “Maar tot zijn verbazing werd hij nog dezelfde avond weer vrijgelaten”, zegt Walter Troch. “Kardinaal Van Roey bleek bij de Duitsers een goed woordje voor hem te hebben gedaan.”

Leuze op grafkist

Na de oorlog heeft Cornelis nooit meer over zijn oorlogsverleden gesproken. Hij bleef zich inzetten voor kansarme kinderen, maar ironisch genoeg werd zijn levensdoel ook zijn ondergang. Hij overleed op 70-jarige leeftijd in 1958, nadat hij in zijn slaap met een kandelaar op het hoofd was geslagen door een Hongaarse jongen die hij had opgevangen, en die hem van zijn geld wou beroven. Op zijn sterfbed zou hij de jongen nog vergiffenis schenken.

Cornelis overleed op 11 juli: de Vlaamse feestdag. Louter toeval, maar het maakte zijn ultieme lange neus naar zijn superieuren binnen de Kerk wel des te opmerkelijker. Op zijn kist had hij de letters ‘AVV/VVK’ laten plaatsen: Alles Voor Vlaanderen, Vlaanderen Voor Kristus – dé leuze gelinkt aan de Vlaamse ontvoogdingsstrijd. Zelfs vanuit het graf bleef Cornelis een flamingant pur sang.