© HBVL

Heerse runt ecolodge in Oegandees nationaal park: “Ik denk eco, ik jaag geen wilde dieren weg”

“Het is me overkomen, die lodge.” Drie jaar geleden startte Kris Debref uit Horpmaal met een ecolodge. Stoemelings. Nu staan in de Ishasha Sector van het Oegandese Queen Elisabeth National Park zes cottages, een restaurant, vier tenten en drie bamboehutten. Aan de overzijde van de Ishasha-rivier, 7 km verder, blinkt het Congolese Virunga Park, wereldberoemd van zijn berggorilla’s, maar ook het roerige rebellengebied van Oost-Congo. Maar als ik haar hoor vertellen, doet het toch eerder denken aan die verloren Tuin van Eden. “Ik ben nog maar aan het begin van mijn verhaal. We hébben nog alle dieren. Al moet er nog zoveel gebeuren voor hun bescherming. En dat kan niet zonder de lokale mensen.”

Jan BEX

Kent u zelf ook een Limburger in het buitenland? Laat het ons weten via limburgerenwereldburger@hbvl.be.


Ze praat alsof ze nog twintig is. De blik in haar ogen is open. Vragen gaat ze niet uit de weg. De idealen lijken nog vers, ook al is Kris 51. Vijf weken geleden heeft ze zich voor zo’n ideaal nog een keer boos gemaakt. Toen ze die leeuw ontdekte in een val voor antilopen. “Een oor was weggerukt, half het gezicht vernield. Terwijl onze Ishasha Sector juist beroemd is voor zijn boomklimmende leeuwen. Ik zie ze regelmatig, onze leeuwen. Vooral als het warm is, zitten ze in de bomen. Dat is een toeristische troef. Maar dan moeten de mensen ook inzien dat toerisme ook voor hen interessant kan zijn. En wij moeten begrijpen waarom de mensen die vallen zetten. Dat doen ze niet uit rijkdom. Er is dus nog veel werk.”

Jongensboek

Haar levensverhaal is als een jongensboek. “De eerste keer dat ik in Afrika kwam en in Niger landde - ik zou net 20 worden - zag ik die hutjes vanuit het vliegtuig. En eens uit het vliegtuig kwamen Toearegs op hun kamelen kijken. Verdorie, dat lijkt hier wel echt zoals in Kuifje en Jommeke, dacht ik nog. Toen ik terugkwam naar België, had ik alweer heimwee naar Afrika.”

Herkenbaar. Maar dat zijn vakanties. Nu woont u er.

“Ik leef maar een keer. Als geld het doel zou zijn in mijn leven, dan was ik voor die Zweedse firma blijven werken waarvoor ik 17 jaar gewerkt heb en waarvoor ik ooit begonnen ben in Waremme. Ik heb er heel veel kansen gekregen als expat waardoor ik veel heb kunnen reizen. Patrick, mijn partner, is docent hier aan een Limburgse hogeschool en heeft dus ook veel vakantie. Als we samen vakantie namen, trokken we vaak naar Afrika. Heel vaak.”

Waarom bent u bij die firma vertrokken?

“Op een van onze reizen zijn we in het noorden van Oeganda Els De Temmerman gaan bezoeken, bekend van haar journalistiek werk tijdens de Rwanda-genocide. Els leidt in Noord-Oeganda een centrum voor kindsoldaten. Uit pure interesse zijn we dat gaan bezoeken. We hadden spullen mee voor de kinderen. Zo heb ik Els en haar man Johan Van Hecke leren kennen. Johan, toen Europees parlementslid, heeft me gevraagd te werken voor de Commissie Ontwikkeling en Mensenrechten voor het Europees Parlement. Iets helemaal anders. Ja maar, ik ken niets van politiek, zei ik nog. ‘Dat hoeft niet’, zei Johan. ‘Je kent Afrika en je kan goed met de Afrikanen om. Dat hebben we nodig.’ En ik heb ja gezegd. Zo werd ik beleidsmedewerker voor Van Hecke. Ik wist dat ik daardoor heel veel in Afrika zou komen.”

Wat is er zo aantrekkelijk aan Afrika?

“Er is niet één Afrika, er zijn er vele. Alsof Horpmaal en Gent hetzelfde zouden zijn. Het is niet het mooie weer. Het kan ook veel te heet zijn. Zoals in Zuid-Soedan waar ik gewerkt heb. Wel is het onder meer die positieve ingesteldheid van de Afrikanen. Ondanks alle tegenslagen blijven ze doorzetten, blijven ze lachen.”

Zuid-Soedan?

“Na drie jaar kreeg ik een jobaanbod bij een ngo. Zuid-Soedan was nog niet onafhankelijk. Ik zou voor die ngo basisdemocratie helpen organiseren. Dat waren zeven jaren in moeilijke omstandigheden. Vaak zonder water of elektriciteit. Soms was het vier dagen rijden naar een lokale raad om dan onder een mangoboom een soort basisopleiding te geven. In Juba, de hoofdstad, leefde ik in een container. Onderweg in het land leefde ik van rijst- of bonenzakjes waar je dan kokend water op giet. In die tijd had ik elke zes weken even vakantie. Om te recupereren.”

“Op een van die vakanties - ik was intussen bevriend met Els - verkocht een Oegandese vriend zijn vaders grond in het Queen Elisabeth National Park. Veertig hectaren in de Ishasha Sector, in de zuidelijke hoek van het park.”

‘En ik begin een lodge’, dacht u.

“Neen, dat dacht ik niet. (lacht) Het zou tof zijn als ik hier een cottage zou bouwen. Als buitenverblijf. Dan hoef ik niet op hotel in Oeganda. Dat dacht ik. Het is mij overkomen, die lodge. Van een cottage is er een tweede gekomen. Waarom zou ik dat niet verhuren? De lodge is gaandeweg ontstaan.”

© HBvL

“Eerst werkte ik samen met een Oegandese architect. Die dacht Europeser dan ik. Die zag een hotel met veel cement en beton, terwijl ik veel natuurlijke materialen voor ogen had. Ik denk ecologisch. Ons water putten we zelf. Zonnecellen zorgen voor energie. Ik wilde iets dat niet zou storen in de bush. En vooral, ik wilde geen dieren wegjagen. Dus hebben we gaandeweg, met hulp van de mannen van Kameme, het dorp op 3 km van de lodge, het opgebouwd tot wat ze nu is.”

Wat zei Patrick, uw partner?

“Die wist in eerste instantie niet dat ik de grond had gekocht. Iedereen zou zeggen dat ik zot geworden was. Zeker in België. In het begin was er ook alleen maar bush. Tot mijn knieën zakte ik in de modder. Het gras groeide hoger dan mijn hoofd. Een wildernis waarin nog alles moest gebeuren. Ik dacht: Laat ik eerst stilletjes aan die cottage beginnen. Als die er staat, kan ik zeggen: Kijk. Nu zijn vele kennissen en vrienden blij om er eens te komen.”

Ligt u dat, constant ten dienste staan van gasten?

“Ik heb daarmee geen probleem. Al reis ik ook veel heen en weer tussen de lodge en Kampala. Voor de bevoorrading. De lodge is zo georganiseerd dat het kan draaien zonder mij. Ik werk met een team van twaalf Oegandezen. Een deel is afkomstig uit het dorp vlakbij. Ik ben nu in België voor een overlijden in de familie. En er zijn nog geen klachten binnen op TripAdvisor.”

Hoeveel heeft u geïnvesteerd?

“Eerlijk, ik weet het zelf niet. Het een heeft zich betaald met de inkomsten van het ander. Toen we drie cottages hadden, hebben we met die inkomsten bijvoorbeeld het restaurant gebouwd. Tegelijk werken we ook nauw samen met de lokale mensen.”

Is dat de idealiste?

“Ja. Maar ik moet ook veel omhanden hebben. Zonder de lokale mensen gaat het niet. Ze moeten inzien dat het ook in hun belang is dat de dieren overleven. Of anders gezegd: als je de dieren wil beschermen, moet je de bevolking helpen. Er is een probleem met stropen hier. Zoals in heel Afrika. Van oorsprong zijn het ook jagers. Alleen mogen ze nu niet meer in het park jagen omdat de dieren beschermd zijn. Nu proberen we ze aan het boeren te krijgen. Alles groeit hier. Zelfs een stok in de grond groeit. Zo verbouwen ze nu mais en rijst. Maar dan komen de olifanten naar het veld en eten alles rustig op. Hoe ze ook proberen hen weg te jagen, een olifant trekt zich daarvan niets aan. Nu hebben we een experiment met katoen. Dat veld hebben de olifanten tot nu ongemoeid gelaten. Experts moeten daaroven nog hun zeg doen.”

Wat zeggen ze tegen u?

“Muzungu. Wat ‘blanke’ wil zeggen. En ook wel Madam Kris. De vrouwen zijn dolenthousiast sinds we ze leren spullen maken die ze kunnen verkopen aan onze toeristen. Zoals bijvoorbeeld manden.”

En de mannen?

“Die zijn ook mee. Ze komen zich vrijwillig aanbieden voor klusjes. Ze weten dat het dagloon bij mij drie keer hoger is dan als ze ergens op een veld werken.”

www.enjojolodge.com

Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Aangeboden door onze partners

Lees meer