Direct naar artikelinhoud

Richting de afgrond gedreven door doping en commercie - maar toch gaat juist marktwerking de sport redden

Aan de vooravond van de Winterspelen in Pyeongchang schrijft Bert Wagendorp in het essay Vals spel hoe topsport door doping en commercie is verworden tot een illusie van de eerlijke krachtmeting die zij hoort te zijn. Toch gaat juist marktwerking de sport redden, betoogt hij.

Bert Wagendorp pleit voor de definitieve transformatie naar entertainment
Beeld epa

Een van de lastigste dingen waarmee sport al te kampen heeft sinds iemand het concept 'sportwedstrijd' bedacht, is vals spel. De oude Grieken speelden al vals tijdens hun antieke Olympische Spelen - ze kochten om, sloten deals, gebruikten geheime kruidenmengsels of een extract van bokkenkloten: alles om te winnen. Straks, in Pyeongchang, zal er bij de Winterspelen opnieuw worden valsgespeeld. We weten nog niet precies hoe en door wie, maar dat wisten we in Sotsji vier jaar geleden vooraf ook niet en daar bleek behoorlijk valsgespeeld, vooral door de Russen.

De olympische eed is gemakkelijk gezworen, maar er in het heetst van de strijd naar leven blijkt een stuk moeilijker. Een pikstartje - een valse start die niet wordt waargenomen - bij het schaatsen is verleidelijk en snel gemaakt en kan goud opleveren. Een goed getimede dopingkuur ook, net als een omgekochte tegenstander. Vals spel heeft vele gezichten: is het eerlijk dat olympische medailles bijna altijd worden gewonnen door atleten uit rijke landen, of door atleten uit arme landen met rijke sponsors?

Topsport is in veel opzichten de helderste vorm van competitie die de mens kent. Je meet 500 meter af op een ijsbaan en wie die afstand het snelst aflegt heeft goud. Heel wat simpeler en objectiever dan uitmaken wie er het slimst is, het mooist, wie het beste kan vioolspelen of het mooiste boek kan schrijven. Sport - behalve jurysport - is een objectieve meetmethode waarbinnen de deelnemers met inachtneming van regels ondubbelzinnig kunnen uitmaken wie ergens het beste in is.

Maar dat inachtnemen van de regels en de controle daarop, dat is dus ingewikkeld.

Er bestaan, ook in onze vercommercialiseerde en materialistische tijd, nog altijd sporters die sport beoefenen vanuit de aloude olympische gedachte: citius, altius, fortius - sneller, hoger, sterker. Dat credo moet niet worden gelezen als aanzet tot verheviging van de onderlinge competitie, al gebeurt dat vaak, maar als stimulans voor het individu om de eigen grenzen op te zoeken en te verleggen. Het is de puurste vorm van sport: jezelf meten in verhouding tot anderen en niet met het verslaan van de ander als ultiem doel.

Het olympisch vuur wordt ontstoken voor de Spelen van 2004 in Athene.Beeld afp

Maar ze worden schaars, de sporters voor wie de zelfoverwinning of louter deelname belangrijker is dan de zege. Een meerderheid van de atleten, en zeker degenen in de grote profsporten, gaat het om winnen, als individu of als ploeg. Winnen is het enige doel dat de topsporter, of het collectief van topsporters, zich stelt. Het is de enige opdracht van zijn coach, zijn sponsor, de eigenaar van zijn club en van zijn publiek: win.

Winnen met inachtneming van de regels valt niet altijd mee, vooral niet wanneer je tegenstanders beter zijn. Daar kun je iets aan doen, harder trainen bijvoorbeeld. Volstaat dat niet, dan kan de topsporter twee dingen doen: hij legt zich neer bij de feiten en stelt zich tevreden met een rol op het tweede plan of hij zoekt naar andere middelen om de tegenstander te verslaan.

In het eerste geval is de kans groot dat zijn topsportcarrière voorbij is. De tweede optie is daarom verleidelijk, en ze is verleidelijker geworden naarmate de beloningen voor de overwinnaar hoger werden. Niet alleen materieel, maar ook in roem. De deelnemer aan de olympische finale 100 meter sprint strijdt voor een miljardenpubliek. Op het spel staat mondiale bewondering, met alle voordelen vandien. Er wachten miljoenen uit reclame- en sponsorcontracten en een zorgeloos bestaan in de spotlights.

De enigen die het droomscenario kunnen bederven, zijn de mannen of vrouwen naast je.

En houden zij zich wel aan de regels?

Eén corruptiebevorderende factor heeft de sport altijd al dwarsgezeten: de menselijke geaardheid, zeker die van de competitief ingestelde mens. Vanaf het moment dat sport een activiteit werd waarmee geld viel te verdienen, deed een nieuw en bijzonder krachtig motief om de regels met voeten te treden zijn intrede. Want waar geld en ander materieel gewin op het spel staan, komt hebzucht om de hoek kijken - een drijfveer die de mens tot schitterende prestaties heeft aangezet. Tot grote ontdekkingen en magnifieke innovaties, maar ook tot vals spel.

Sport was nog maar amper uitgevonden of het begon al. Bij de Spelen van 388 voor Christus kon de bokser Eupholus van Thessalië de verleiding van rijkdom, roem en alles wat daarbij kwam kijken (vrouwen) niet weerstaan. Hij kocht zijn drie tegenstrevers om, onder wie regerend olympisch kampioen Phormio van Halicarnassus, en zegevierde. Helaas voor hem werd de omkoping ontdekt, waarna Eupholus werd gediskwalificeerd en, net als de andere drie betrokkenen, een zware geldboete kreeg opgelegd. Daarvan werden zes beelden van Zeus gefinancierd, met op de sokkel het verhaal van de onsportieve bokser. Ze werden opgesteld langs de weg naar het Olympisch Stadion in Olympia, als les en waarschuwing voor alle atleten.

Lance Armstrong.Beeld epa

Er is veel meer niet dan wel overgeleverd over de antieke Spelen, dus Eupholus zal niet de enige zijn geweest die zijn toevlucht nam tot matchfixing of andere gemene trucs.

De grootste olympische valsspeler uit de geschiedenis was de Romeinse keizer Nero. In 67, een jaar voor zijn dood, reisde hij naar Griekenland om daar te strijden om de prijzen. Bij de wagenrennen kocht hij de jury om met geld en Romeinse burgerrechten. In de wedstrijden voor vierspannen kwam hij aan de start met tien paarden, wat door de jury oogluikend werd toegestaan. Vervolgens viel hij van de wagen. De jury besloot hem toch als winnaar aan te wijzen, met het argument dat Nero zeker zou hebben gewonnen als hij op de wagen was blijven staan. Later werden de Spelen van dat jaar uit de officiële annalen geschrapt, inclusief de overwinningen van Nero.

Vals spel met terugwerkende kracht bestraft: Nero als vroege voorganger van Lance Armstrong, de man die tussen 1999 en 2005 zeven keer de Tour de France niet won.

Oneerlijke sport

Wat is oneerlijkheid in de sport eigenlijk? In zijn verhalenbundel De veertiende etappe: 71 wielerverhalen waarin opgenomen 43 wielerverhalen schrijft Tim Krabbé in het stuk De geest van de sport het volgende: 'Alles is oneerlijk in de sport; sport is het meten van oneerlijkheden, aangeboren en verworven. Een sportwedstrijd wordt gewonnen door degene met de juiste hem door de natuur, zijn omstandigheden en zijn karakter geschonken oneerlijke voordelen.'

Krabbé heeft natuurlijk gelijk. Nergens anders dan in de sport komen onrechtvaardige verschillen in fysiek en mentaal vermogen zo duidelijk aan de oppervlakte en zijn ze zo doorslaggevend in het uiteindelijke resultaat van de krachtmeting.

Sport was, toen het in de tweede helft van de 19de eeuw op de Engelse colleges aan zijn opmars begon, een activiteit waarin het fair play voorop stond. Pas daarna kwam het winnen. Althans, in de meeste sporten - niet in de sporten die van meet af aan professioneel werden beoefend, zoals boksen en wielrennen. Maar elders stond de zuivere krachtmeting voorop: trainen werd gezien als onsportief gedrag en vond daarom plaats in het geniep.

Nergens anders dan in de sport komen onrechtvaardige verschillen in vermogen zo naar boven

We kunnen het ons amper nog voorstellen. Als een coach zegt: 'Winst is het enige dat telt', kijkt niemand ervan op. Natuurlijk is winst het enige dat telt - is er nog iets anders dat zou kunnen tellen dan?

De victoriaanse sportopvatting sport for sport's sake werd gedeeld door een elite die zich deze onthechtheid kon veroorloven. De aristocraten bleven nog decennialang hun opvattingen over wat sport zou moeten zijn opleggen aan de atleten, met name bij de Olympische Spelen, waar pas in de jaren zeventig van de vorige eeuw een eind kwam aan het weren van professionele sporters.

Minder bevoorrechte bevolkingsgroepen hadden niet de luxe zich het hoofd te breken over de ethiek van de sport, zeker niet meer toen bleek dat je je via de sport kon ontworstelen aan het grauwe bestaan in de slums van de industriesteden. En als daarvoor een wat lossere omgang met de spelregels en de ideeën van het fair play noodzakelijk was, so be it.

Wat het vals spel ook bevorderde, was de zogenoemde 'instrumentalisatie' van de sport: het inzetten van de sport voor andere doelen dan sport alleen. In het wielrennen bijvoorbeeld. De kranten wilden dag na dag strijd zien om hun lezers heroïek te kunnen voorzetten en zo de losse verkoop te stimuleren. De fietsfabrikanten wilden maar één ding: dat de coureurs op hún karretje wonnen. Hoe 'de dwangarbeiders van de weg' dat deden, moesten ze zelf maar bekijken. Als ze maar niet op vals spel werden betrapt - nog altijd de kern van de sportmoraal.

Definitieve transformatie naar entertainment

De belangrijkste ontwikkeling in de sport, naast de professionalisering en de vercommercialisering, was de 'nationalisering': de sporter werd geclaimd door zijn land. De eerste keer dat sport nadrukkelijk werd gebruikt als nationalistisch uithangbord en de sporters werden geacht te winnen voor het vaderland en de grote leider, was in 1936, bij de Olympische Spelen van Berlijn. Het voorbeeld van Adolf Hitler werd daarna nog talloze keren nagevolgd, elk groot sportevenement is in de eerste plaats bedoeld ter promotie van het organiserende land.

De sporter wint hierbij niet in de eerste plaats voor zichzelf, maar voor de natie die hij vertegenwoordigt. Bij winst noteert de chef d'equipe weer een medaille voor de medaillespiegel - ook in Nederland inmiddels een belangrijke graadmeter van de nationale voortreffelijkheid waarin we jaarlijks 50 miljoen euro investeren. Nederland móet en zal bij de beste tien sportlanden ter wereld behoren.

Het nationalisme had, net als de professionalisering en de vercommmercialisering, rampzalige gevolgen voor de eerlijkheid van het spel. Het beroemdste voorbeeld is de manier waarop de voormalige DDR zich via een staatsdopingprogramma en ladingen anabolen in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw een weg baande naar de top van de internationale sport. Het Russische dopingprogramma is het recentste voorbeeld.

Lionel Messi en Cristiano Ronaldo.Beeld epa

Uit een uitgebreid rapport van Transparency International, verschenen in 2016, viel maar een conclusie te trekken: de internationale sport is zo rot als een mispel. De nadruk in het rapport ligt niet op doping - volgens velen toch hét pars pro toto van vals spel - maar op matchfixing (het omkopen van sporters om zo weddenschappen te winnen) en op organisatorische corruptie, bijvoorbeeld met het doel grote evenementen binnen te halen. In het illegale wedcircuit gaat jaarlijks naar schatting 500 miljard dollar om - insiders zeggen dat de sport het gevecht met de manipulatie aan het verliezen is.

Hoe ziet de toekomst van de sport eruit? Zal hij de aanslagen op zijn integriteit overleven of gaat hij ten onder aan het valse spel?

Het laatste toch niet, denk ik. Juist het commerciële, professionele karakter zal vermoedelijk de sport redden. Maar er zal een prijs voor moeten worden betaald: de definitieve transformatie naar entertainment.

De commercialisering van de sport heeft de laatste dertig jaar een immense vlucht genomen. Sprinter Usain Bolt, die in 2017 zijn loopbaan beëindigde, had in zijn laatste jaar als actief atleet tien 'global partners' en zeven 'regional partners': bedrijven waarvoor hij als uithangbord fungeerde. In het seizoen 2016-2017 leverde dat hem 34,2 miljoen dollar (28 miljoen euro) op. Hoewel hij niet meer hardloopt, ontvangt hij van zijn schoensponsor Puma tot en met 2025 nog 10 miljoen dollar (ruim 8 miljoen euro) per jaar.

Met enig cynisme zou je het Amerikaanse profbasketbal en tennis de slimme kids on the block kunnen noemen

Puma's concurrent Nike sponsort de helft van de honderd bestbetaalde atleten ter wereld in 2017. Bovenaan staat Cristiano Ronaldo, met 93 miljoen euro. De voetballer van Real Madrid heeft op de social media meer volgers dan Donald Trump (280 miljoen) en die zitten over de hele wereld. De waarde van één commerciële tweet van Ronaldo kan tientallen miljoenen euro's bedragen. Nike werd groot met sponsoring van atleten, onder wie voetballer Ronaldo en eerder basketballer Michael Jordan. In 2017 had het bedrijf contracten met individuele sporters, teams en bonden voor een totaalbedrag van 9,4 miljard dollar.

Dat zijn duizelingwekkende getallen, die moeten worden terugverdiend. Dat kan alleen als de sport zich bevrijdt van een hoop ballast en beperkende nutsfuncties (zoals het nationalisme), als het op hoog niveau bedrijfsmatig wordt georganiseerd, het geen last heeft van negatieve publiciteit en de wereld als werkterrein ziet.

Dat proces is gaande. Grote voetbalclubs worden gekocht door investeerders die winst willen maken. De Tour de France is eigendom van ASO, een commercieel bedrijf dat ook andere grote sportwedstrijden organiseert en eigenaar is van sportkrant L'Équipe. In de grote Amerikaanse sporten, honkbal, football en basketball, zijn clubs privébezit en is de overkoepelende organisatie geen bond, maar eerder een soort holding met een ceo, commissioner genaamd. De 'holding' sluit sponsor- en televisiedeals en verdeelt de opbrengst onder de teams. De oude sportbonden stammen uit een andere tijd en zullen binnen het segment van de mondiale topsport steeds meer invloed verliezen. Hun rol zal zich beperken tot de organisatie van de breedtesport en het aanleveren van talent voor de sportindustrie.

Rafael Nadal en Roger Federer.Beeld epa

Wat de sport daarbij niet kan gebruiken, is negatieve publiciteit door vals spel, in wat voor vorm dan ook. Doping, matchfixing en corrupte bestuurders zijn schadelijk voor de marktwaarde. Geen enkele van de stakeholders heeft daar belang bij. Sponsors, tv-zenders, clubeigenaren, organisatoren: allemaal zijn ze gebaat bij een schoon en eerlijk imago. Dat geldt ook voor de topatleten zelf. Imagoschade door vals spel, in welke vorm dan ook, moet zo veel mogelijk worden vermeden. Niet zozeer om morele redenen, maar vooral vanwege financiële belangen. Er bestaat een relatief eenvoudige manier om het schaderisico tegen te gaan: vorm een gesloten, van binnenuit gecontroleerd systeem.

In het Amerikaanse profbasketbal van de NBA, een organisatie die door veel sportbestuurders als voorbeeld par excellence wordt gezien en die onlangs werd uitgeroepen tot de invloedrijkste sportorganisatie van nota bene China, worden spelers zelden op doping betrapt. Dat komt vooral doordat de controles weinig voorstellen. En dat heeft vermoedelijk weer te maken met het feit dat de NBA weinig behoefte heeft aan betrapte spelers, evenmin als de geldschieters van de organisatie, de tv-zenders en hun adverteerders. En het publiek zit er ook niet op te wachten.

Het professionele tennis wordt bestuurd door de ITF. Maar de belangrijkste toernooien zijn in handen van de ATP (mannen) en de WTA (vrouwen), organisaties die in de jaren zeventig werden opgericht door proftennissers als een soort vakbonden. Tennis behoort tot de meest dopingvrije sporten ter wereld. 'Tennis staat er beter voor dan ooit', zei ATP-voorzitter Chris Kermode in 2016. 'Sponsors see it as high-end sports product, people see it as a clean sport.' Een sportproduct dat als schoon wordt gezien, image is everything - dat is marketingtaal.

Atleten beseffen dat ze profiteren van een zichzelf in stand houdende illusie van schoonheid en eerlijkheid

Het onderzoeksprogramma Outside the Lines van tv-zender ESPN vroeg zich in 2016 af waarom tennis zo'n schone sport is. Het antwoord was simpel: de houding jegens doping was 'laks', de testmethoden ineffectief en onbetrouwbaar, er waren amper out of competition- controles. Van de miljardeninkomsten uit sponsoring en tv-rechten werd een bedrag van 4 miljoen dollar besteed aan dopingbestrijding. In het tennis is de kans te worden betrapt zodoende bijna viermaal zo klein als in de rest van de olympische zomersporten.

Met enig cynisme zou je het Amerikaanse profbasketbal en tennis de slimme kids on the block kunnen noemen: ze zijn zich er ten diepste van bewust dat behalve zedenmeesters en moraaltheologen niemand is gebaat bij dopingaffaires - en dat dopingaffaires waarbij de iconen van de sport zijn betrokken al helemaal desastreus zijn. ITF en NBA wíllen helemaal geen sporters op doping betrappen. Het publiek is sowieso niet bijster geïnteresseerd in doping. De enigen die bezwaar zouden kunnen maken tegen die tolerante houding jegens doping zijn de tennissers zelf - degenen die geen doping gebruiken of die tenminste die indruk willen wekken. Soms klinken wel dergelijke geluiden, maar ze sterven altijd weer snel weg. Ook de atleten beseffen dat ze meedraaien in en profiteren van een zichzelf in stand houdend systeem, gebaseerd op de illusie van schoonheid en eerlijkheid.

Lebron James.Beeld afp

Wielrennen is juist het domme broertje. De sport controleert relatief meer en beter op doping dan welke andere ook, en betrapt zodoende - op de atletiek na - de meeste gebruikers. Paradoxaal genoeg leidt dat niet tot een verbetering van het imago, maar tot een verslechtering. De sport heeft de spotlights op zijn problemen gezet juist door ze te willen oplossen. Het professionele wielrennen is daardoor steeds minder aantrekkelijk geworden voor sponsors. Tv-zenders dreigen zich van de sport af te keren en doen dat soms ook, zoals de Duitse zender ARD na de affaire-Armstrong.

Het kan moeilijk anders of het wielrennen zal uit die ervaringen conclusies trekken. Steeds meer sporten zullen het voorbeeld van basketbal en tennis volgen: de regels van marketing en de wetten van rendement op investering dicteren het. Ooit was sport een sociaal domein vol verheffingsidealen, maar de laatste twintig jaar is net als elders het neoliberalisme er dominant geworden: de marktwerking bepaalt groei en bloei of ondergang. Zoals de entertainmentwereld zijn sterren en hun imago beschermt, zo zal ook de sportwereld zijn iconen voor een besmeurd imago behoeden. Niet vanwege de moraal, maar vanwege de eisen van de vrije markt, de pr en de cashflow.

Wat er in het wielrennen gebeurde - de ontmaskering van Armstrong, de grootste ster die de sport rijk was - is nu in de meeste andere grote sporten al volstrekt ondenkbaar. Roger Federer, Lionel Messi, LeBron James: ze hebben niks te vrezen, hooguit van de wetgever als ze geen belasting betalen. Maar niet van hun sport zelf: geen enkele multinational beschadigt zijn grootste merken. En dat is wat sportorganisaties zullen worden: multinationals met een strak en gecontroleerd pr-beleid en met interne controlesystemen tegen doping en matchfixing, waarvan de uitslagen nooit naar buiten komen.

Het publiek zal het allemaal prima vinden. De sportconsument wil waar voor zijn geld en sport zal ervoor zorgen. Doping is altijd veel meer een item van journalisten geweest dan van het publiek. Wij, de sportliefhebbers, zullen met genoegen kijken naar weergaloze prestaties, in het vage besef dat die mogelijk niet altijd geheel volgens de regels van het oude fair play tot stand zijn gekomen, maar ook in de illusie dat het allemaal koek en ei is en zuivere krachtmeting. Om dat te staven, zal zo nu en dan een zondaar worden geofferd en een barbertje worden opgehangen. Het verbijsterende vertoon van kracht en snelheid van de halfgoden zullen de twijfels die daarna nog resteren moeiteloos toedekken.

Sport zal de oude, 19de-eeuwse noties definitief van zich afwerpen en puur entertainment worden, gerund door commerciële entertainmentreuzen. Met 'entertainment' bedoel ik hier niet dat topsport zal verworden tot een show vol geregisseerde krachtmetingen en dito uitslagen. Juist niet: de marketingmanagers van de sportmultinationals weten beter dan wie ook dat het voor de populariteit van hun product cruciaal is dat onvoorspelbaarheid en verrassingen blijven bestaan, net als de geloofwaardige heldenverhalen, de oprechte vreugde om de zege en het verdriet om de nederlaag. Alleen dan blijft de sportconsument zich associëren met de atleet of met zijn club en is hij bereid flink te betalen voor het gebodene.

Als het zo ver is met de sport - en we zijn dat moment al veel dichter genaderd dan menigeen denkt - zal nog maar bij hoge uitzondering van vals spel worden vernomen.


Publicatie en debat

Dit verhaal is gebaseerd op Bert Wagendorps essay Vals spel, in de serie 'Nieuw Licht', onder redactie van de filosofen Coen Simon en Frank Meester. Aan de hand van klassieke filosofische werken, hier Johan Huizinga's Homo ludens, wordt gekeken naar moderne ontwikkelingen.

Vals spel verschijnt deze week bij uitgeverij Ambo Anthos. Op 25/1 wordt erover gedebatteerd in de Der Aa-kerk in Groningen (met Jan Mulder en oud-wielrenner en hoogleraar neuromechanica Bert Otten) en op 1/2 in Pakhuis De Zwijger in Amsterdam (met Maarten Ducrot).

Definitieve transformatie naar entertainment
Beeld Martyn F Overweel