Direct naar artikelinhoud
OpinieDirk Van Damme

Scherp voor onderwijsvakbonden: ‘Actievoeren om een verloren gegaan verleden in ere te willen houden, levert zelden goede oplossingen op’

Dirk Van Damme scherp voor onderwijsvakbonden: ‘Actievoeren om een verloren gegaan verleden in ere te willen houden, levert zelden goede oplossingen op.’Beeld Thomas Nolf/ Thomas Sweertvaegher

Dirk Van Damme is onderwijsexpert en voorzitter van de Commissie van Wijzen, die aangesteld werd door de Vlaamse regering. Hij verdedigt het rapport van de Commissie, waartegen de onderwijsbonden deze week gaan actievoeren.

Leraar is een fantastisch beroep. Het vereist grote deskundigheid en inzet. Je kan geen goede leraar zijn zonder je voluit te geven voor de ontwikkeling van de jonge mensen die je zijn toevertrouwd. Leraarschap vergt een grote dosis sociaal engagement, zeker ook voor leerlingen die wat extra steun nodig hebben. Het is geen 9-tot-5-job, want je werk stopt niet wanneer je het klaslokaal verlaat. Maar het is ook een job waar je veel terugkrijgt. Op de eerste plaats van je leerlingen, zeker wanneer je ze ziet glunderen als ze weer een stap vooruit hebben gezet.

Het beroep is er de laatste jaren niet gemakkelijker op geworden. De werkdruk is door allerlei factoren groter geworden. Meer dan vroeger komen alle problemen in de samenleving de klas binnen, vaak op een harde en confronterende manier. Blijkbaar wordt verwacht dat leraren al die problemen kunnen oplossen, ook waar ouders en maatschappelijke instituties het laten afweten.

Veel ouders hebben grote waardering voor de leraren van hun kinderen, maar – zoals dat jammer genoeg ook voor andere gezagsfuncties het geval is – is er ook een groeiende groep die de autoriteit van de leraar in vraag stelt. En hoewel vele Vlamingen onderwijs nog steeds zeer belangrijk vinden, is de maatschappelijke waardering voor het lerarenberoep de voorbije decennia geleidelijk verminderd.

Er pakken zich dus donkere wolken samen boven het lerarenberoep en die hebben het zelfvertrouwen en de motivatie van leraren aangetast. Ook de vaststelling dat ondanks het vele werk en de grote inzet het onderwijs als geheel in een neerwaartse kwaliteitsdynamiek is terechtgekomen, doet aan de beroepseer van leraren geen deugd.

Scholen slagen er niet meer in om voor alle klassen voldoende leraren te vinden, waardoor te veel leerlingen hun recht op kwaliteitsvol onderwijs ontzegd wordt. Vele leraren plooien zich dubbel om de kwalijke gevolgen van het lerarentekort toch zoveel mogelijk te vermijden en alle leerlingen zo goed mogelijk onderwijs te blijven bieden, maar botsen steeds meer tegen grenzen.

Scherp voor onderwijsvakbonden: ‘Actievoeren om een verloren gegaan verleden in ere te willen houden, levert zelden goede oplossingen op’
Beeld Thomas Sweertvaegher

Leraren verwachten dat de beleidsverantwoordelijken oplossingen vinden voor deze problemen en de weg tonen die het beroep naar een betere toekomst kan leiden. Jammer genoeg zijn regeringen en sociale partners er de voorbije jaren niet in geslaagd dat toekomstperspectief te bieden. Door vele gemiste kansen zijn de problemen alleen maar toegenomen.

Verkeerde tegenstrever

Ik heb dus oprecht veel begrip voor de bezorgdheden en ook voor de onvrede van leraren die actie voeren. De acties van een aantal vakorganisaties richten zich echter tegen de verkeerde vermeende tegenstrever. Het is nogal bijzonder dat actie gevoerd wordt tegen een rapport met aanbevelingen opgesteld door een commissie van wetenschappers, directies en leraren die elk vanuit hun eigen expertise hebben samengewerkt om het lerarenberoep te moderniseren en herwaarderen. Die ‘Commissie van Wijzen’ erkent immers veel van de zorgen die leraren vandaag hebben, maar in plaats van bij de status quo te blijven heeft ze wel de handschoen opgenomen om concrete oplossingen uit te werken. Die handschoen hebben regeringen en sociale partners de voorbije jaren laten liggen.

Ik geef drie belangrijke voorbeelden. Zo is er het grote knelpunt van de startende leraren. De huidige regels, die startende leraren verplichten om vacante ‘uren’ te sprokkelen, soms in meerdere scholen, maken het jonge professionals zeer moeilijk. Zonder veel begeleiding worden ze vaak voor de moeilijkste klassen gegooid. Wat ze in de lerarenopleiding hebben geleerd schiet vaak tekort om in die uitdagende omstandigheden overeind te blijven en op de werkplek de finesses van het beroep te kunnen leren.

De Commissie bepleit een heel andere aanpak, met een gegarandeerde aanwerving voor een volledig schooljaar en een betaald inductiejaar dat de mogelijkheid biedt met goede begeleiding van ervaren leraren de job op de werkplek onder de knie te krijgen.

Ten tweede, het veelkoppige monster van het lerarentekort wil de Commissie te lijf gaan door verregaand te snoeien in allerlei regels. Vlaanderen heeft een voldoende groot aantal leraren, dus het probleem is er niet een van een kwantitatief tekort aan leraren, maar wel van efficiëntie in de manier waarop leraren worden ingezet. Vele andere sectoren hebben baat gevonden bij modern personeelsbeleid en humanresourcesmanagement, maar onderwijs meent nog steeds dat het die problemen voor iedereen op dezelfde wijze kan oplossen door regeltjes te bedenken.

Door die regeldrift gaan heel veel tijd en energie, die beter aan meer zinvolle taken besteed kunnen worden, verloren aan administratie. Het is verkeerd om te denken dat men het onderwijs op een hoog kwaliteitsniveau en met meer efficiëntie kan organiseren door een tsunami van regels die door iedere school op dezelfde manier moeten worden toegepast. Daarvoor zijn scholen te verschillend.

Efficiënter systeem

Dat is precies ook de reden waarom de Commissie ervoor pleit om het huidige systeem van bekwaamheidsbewijzen af te schaffen. De regels die bepalen welke leraar welk vak mag geven zijn administratief zo complex geworden dat ze niet langer toepasbaar zijn. Het systeem zorgt voor enorm veel tijdverlies en planlast. Dat wil geenszins zeggen dat de Commissie, zoals soms beweerd wordt, de bekwaamheid van leraren niet meer cruciaal zou vinden, het tegendeel is waar.

Precies omdat we de professionele bekwaamheid van leraren zo belangrijk vinden, pleiten we voor een veel efficiënter systeem. Elke leraar moet een pedagogisch bekwaamheidsbewijs bezitten, dat is de kern van de professionele competentie. Vakinhoudelijke en vakdidactische competenties zijn absoluut noodzakelijk. Maar is het zinvol die competenties op een bureaucratische manier te definiëren? Beoordeel die misschien niet langer uitsluitend op basis van een diploma, maar laat competenties van leraren zoals bij wervingsprocedures in zovele andere sectoren daar beoordelen waar de job moet worden uitgeoefend, namelijk op de school.

Het lerarendiploma zal dan nog steeds de belangrijkste, maar misschien niet het enige element in de portfolio van de leraar zijn. In een perspectief van levenslang leren moet je competenties van mensen op een rijkere manier kunnen beoordelen.

En ten derde, de Commissie wil alle taken die de leraar vandaag vervult erkend en gewaardeerd zien. Dat kan door de opdracht van elke leraar los te koppelen van het aantal contacturen en de opdracht, zoals voor vrijwel alle werkende mensen, te definiëren in een 38-urige werkweek. Dat maakt meteen aan de samenleving duidelijk dat leraren naast het contactonderwijs, dat uiteraard de kern blijft, ook nog heel veel andere taken op zich nemen.

Efficiënter systeem
Beeld Tim Dirven

Vanzelfsprekend wil de Commissie niet dat al die taken voortaan op school gebeuren. De professionele autonomie van de leraar en een work-lifebalans die vele beroepen benijden, zijn belangrijke troeven van het beroep. Maar het is wel wenselijk dat binnen lerarenteams en met de schoolleiding goede afspraken gemaakt worden. Teamwerking wordt immers steeds belangrijker.

Meer differentiatie en specialisatie gedurende de loopbaan worden zo ook mogelijk. Er zijn vandaag in Vlaanderen al meerdere scholen die op basis van deze principes werken en de ervaringen in die scholen zijn voor alle betrokkenen zeer positief. Er is voor iedereen heel veel winst te boeken door een eenvoudigere en efficiëntere schoolorganisatie.

Moed en verbeelding

Dit zijn slechts een paar voorbeelden van de voorstellen die de Commissie in haar rapport heeft uitgewerkt. Die voorstellen zijn niet in het luchtledige ontwikkeld, maar steunen op wetenschappelijk onderzoek, buitenlandse voorbeelden en de praktijkervaringen van leraren. Ze vragen van alle onderwijspartners wel enige moed en verbeeldingskracht om uit de bestaande reglementaire en statutaire kaders te stappen.

Denken dat we de problemen van vandaag kunnen oplossen met de rechtspositieregeling die meer dan dertig jaar geleden in een heel andere context – een context van lerarenoverschot en werkloosheid in plaats van lerarentekort en arbeidsmarktkrapte – is vormgegeven, is een illusie. Actievoeren om een verloren gegaan verleden in ere te willen houden, levert zelden goede oplossingen op. Het is veel zinniger om samen toekomstgericht te zoeken naar de beste oplossingen. Sociale partners zijn daarbij een onmisbare partner. Maar het onderwijsveld verwacht wel dat ze in dit gesprek over hun eigen schaduw stappen.