Het leven van een marathonloper: “Soms doe ik zot en draai ik een banaan door mijn 72 gram granola”

© rr

Elke week vuurt Dave Peters ongewone vragen af op een topsporter. Vandaag is marathonloper Koen Naert aan de beurt, die zich onlangs tot Europees kampioen kroonde. Maar daar gingen heel wat opofferingen aan vooraf. Een hallucinant relaas over het leven en de voeding van een marathonloper.

Dave Peters

Hoeveel kilogram spek met eieren eet een ­marathonloper ’s morgens?

“Op gewone dagen eet ik 72 gram granola, netjes afgewogen. Als ik een iets heftiger schema heb van pakweg 25 kilometer lopen, dan kan dat al eens 80 gram worden. Soms draai ik er zelfs nog een banaan doorheen, doe ik eens zot. (lacht) Ik ben een perfectionist en ben daar echt minutieus mee bezig. In de winkel kijk ik automatisch op de achterkant van alle zakken. De granola met het kleinste vetgehalte per 100 gram neem ik mee. In de voorbereiding op het EK in Berlijn had ik nog een zak staan waarvan ik wist: Die mag ik pas na de wedstrijd opeten. Zo ver gaat dat dus. Maar het voelt heel natuurlijk. Ik heb niet het gevoel dat ik mezelf moet forceren of dat ik iets mis of zo.”

Mag je madam een zak chips opeten naast je in de zetel?

“Natuurlijk! Ik neem dan wel een lekker yoghurtje. Als ik me echt niet kan inhouden, ga ik voor een handje nic-nacjes. Eigenlijk is het simpel: in het seizoen leef ik zonder uitzondering als een monnik. Daarna mag ik in principe eten wat ik wil. Maar ik ben te intensief met mijn lichaam bezig om me helemaal te laten gaan. Sinds ik samenwerk met diëtiste Stephanie Scheirlynck, loopt alles op wieltjes. Je bent wat je eet. Ik zal je iets vertellen. Op een bepaald moment voelde ik dat ik stramme spieren had. De masseur voelde dat er geen elasticiteit in mijn benen zat en dat de recuperatie ook niet optimaal was. Drink je voldoende recupshakes?, was een van de vele vragen die ik toen kreeg. Of ook: Heb je een hongergevoel? Het bleek er allemaal niets mee te maken te hebben. Het enige waar ik kon opkomen – en dat klinkt misschien raar – was dat ik al lang geen steak meer had gegeten. Stephanie vroeg me om eens wat rosbief tussen een pistolet te steken en te kijken wat er zou gebeuren. Om een lang verhaal kort te maken: ik ben opnieuw geregeld steak gaan eten. En je gelooft het nooit, maar mijn masseur voelt aan mijn benen of ik steak gegeten heb of niet. De elasticiteit was helemaal terug.”

Om het af te leren. Wat gooit de ­gemiddelde Keniaan of Ethiopiër binnen voor de race?

“Een volledig kieken! (lacht) Nee, serieus, die mannen hebben vrij bizarre eetgewoontes. Bizar voor ons, voor hen is dat perfect normaal. Je gaat me niet geloven, maar ik heb al de vreemdste combinaties gezien. Alles wat er ligt, gaat binnen. Ook bier en wijn, en dat blijft niet bij eentje, hè. Voor het EK cross van 2015 in het Franse Hyères zaten we allemaal samen in de eetzaal. Ik was de tot Turk genaturaliseerde Keniaan Ali Kaya in de gaten aan het houden bij het buffet. Ik zag hem subtiel een glas wijn tappen van zo’n tonnetje. Hij goot het ad fundum binnen. Dan keek hij discreet even rond of er iemand aan het kijken was en tapte zijn tweede glas. Hup, weer in één keer binnen. En dan om het af te leren nog een derde glas en klaar. De volgende dag won hij de race met een straatlengte voorsprong.”

Zijn dat sympathieke kerels, die Afrikaanse marathonlopers?

© rr

“Veel meer dan een yes hier en daar komt er niet uit. Ze zijn vaak laaggeschoold en spreken slechts een mondje Engels. Veel contact heb je niet met hen, want ze lopen de godganse dag naar hun gsm te staren, vierentwintig uur per dag. Waarom? Omdat ze de Europese of Amerikaanse wifi niet gewoon zijn. In Afrika moeten ze bij wijze van spreken vijf kilometer stappen om iets te liken op Facebook. ­In Europa kunnen ze foto’s posten en voetbal ­streamen, enzovoort. Ze zijn allemaal zot van voetbal. Die gsm lossen ze geen moment, zelfs als er gegeten moet worden. Dan houden ze tegelijk hun gsm én de pollepel vast om op te scheppen.”

Waarom blinken ze zo uit op de lange afstand?

“Op sportief vlak zijn het klasbakken die ik enorm respecteer. Er zijn meerdere factoren die van hen betere lopers maken. Ze hebben smallere benen, zijn graatmager, hun longinhoud is ongeveer vijftien procent groter, ze hebben een langer hielbeen en ga zo maar door. De middenmoters worden vaak misbruikt door managers, die gasten hebben vaak geen nagel om aan hun gat te krabben. Maar in eigen land zijn de toppers echte helden. Die zetten hele dorpen en scholen neer. Knap!”

Staat er na je EK-titel in Berlijn al een standbeeld in Luik?

(lacht) “Omdat ik voor de Waalse federatie loop? Nee, zo’n vaart loopt het niet. Dat leefde meer in Vlaanderen dan in Wallonië, daar was er weinig commotie op communautair vlak. Het is allemaal begonnen toen ik om praktische redenen bij Royal Excelsior Sports Club in Brussel ging trainen. Het Koning Boudewijn­stadion was vlak bij het militair hospitaal in Neder-Over-Heembeek, waar ik als verpleger werkte. De keuze was dus snel gemaakt. De Waalse federatie geeft me meer vrijheid om mijn eigen plan qua wedstrijden uit te stippelen, het is ook allemaal iets losser. In Vlaanderen moest ik als doelstelling op het EK top 8 lopen. Het werd de negende plaats op een halve seconde van de achtste. Maar goed: contract weg. Het is allemaal zo relatief. Net als het prijzengeld. Nul euro hield ik over aan de EK-winst in Berlijn. Maar ik leef voor mijn sport, ik kan gewoonweg niet zonder. Ik ben dankbaar dat ik dit dankzij de ­federatie en de sponsors allemaal mag beleven. Op dat vlak gaan er nu hopelijk nog extra deuren open.”

Wat is het meest schrijnende wat je in ­Neder-Over-Heembeek meemaakte?

“Sinds 2016 ben ik er weg, al dan niet voorlopig. We zien wel. Goh! Waar moet ik beginnen? Er kwam eens een man binnen die white spirit in het toilet had gegooid en zijn sigarettenpeuk erachteraan. De boel ontplofte. Dat zijn lelijke brandwonden. Het gebeurt ook geregeld dat we heel kleine moslimkindjes binnenkrijgen die te hard aan een tafellaken hebben getrokken en zo kokendhete muntthee over zich heen hebben gekregen. Voorhoofden of handen die tegen een kachel plakken, roofingaccidenten, je kan je het zo gek niet bedenken. Ik herinner me ook nog een man die een mierennest had proberen op te branden. De uitslaande vlam had hem lelijk toegetakeld. Of het moeilijk is om professioneel te blijven op zulke momenten vol emotie? Ik heb dat moeten leren en maak er een erezaak van. Als een man net zijn vrouw met zuur heeft overgoten en ook gewond is aan zijn hand, dan moet die ook verzorgd worden, natuurlijk. Of koperdieven die ­geëlektrocuteerd werden door de bovenleiding… (pauzeert) De zorg komt bij mij op de eerste plaats. Ik voel me ook geen held of zo, ik help gewoon graag andere mensen.”

© Photo News

Wanneer had je voor het laatst zelf hulp nodig?

“Na de marathon van New York zat ik er helemaal doorheen. Ik was uitgedroogd. Tot overmaat van ramp moest ik langs de dopingcontrole passeren. Dat ging dus voor geen meter, dat plassen. Uiteindelijk kreeg ik er enkele druppels uitgeperst. Er stond bruin schuim op. Oh my God, dacht ik. Ik was zó beschaamd. Dat kan je je niet voorstellen. Vanuit het toilet moest ik door de drukke zaal om het staal aan de dokter overhandigen. Prettig was het niet. Ik vraag gewoon veel van mijn lichaam. Ik houd het allemaal bij in schema’s. (laat blad zien) Daar staat de datum op, mijn ochtendpols, mijn gewicht in nuchtere toestand, de vochtigheidsgraad, mijn gewicht voor en na vochtopname enzovoort, enzovoort. Hoeveel mijn vetpercentage bedraagt? (resoluut) 4,7 op dit moment.”

Denk je aan je belastingen tijdens een marathon?

“Tijdens de race is mijn focus 100 procent. Ik voel mijn lichaam steeds beter aan. Op het moment dat ik lichte krampen in de quadriceps krijg of pijnlijke voeten gebruik ik een mantra om de juiste cadans weer op te pikken. Anders dwalen je gedachten af en ga je sowieso vertragen. Dan ga ik één specifiek woord ontelbare keren herhalen bij elke loopbeweging. Toen ik in Amerika trainde, werd dat woord toevallig push. Push, push, push, push, zeg ik dan tot ik weer 20 kilometer per uur loop. Dat klinkt misschien bizar, maar het werkt echt. Of ik er nog zo heb? Zeker! Links duwen en rechts doordraaien, bijvoorbeeld. Het doel heiligt de middelen, hè. Ik kom wel vaak met nieuwe ideeën thuis na een training. Hoe zink bijvoorbeeld als spoorelement een belangrijke rol zou kunnen hebben in de wondenzorg en het weefselherstel. Dat werk ik in mijn hoofd dan helemaal uit.”

© REUTERS

Denk je in je bed ook aan zink?

(lacht) “Dat niet, nee. Ik was eerder die dag waarschijnlijk bezig geweest met supplementen of labocontroles en van het een komt het ander. Mijn vrienden zeggen weleens dat mijn gedachten van de hak op de tak springen – ook bij het manillen – maar ik vind dat het nogal meevalt. Ik denk gewoon drie stappen vooruit. Maar om op dat zink terug te komen. Wie 220 kilometer per week traint, doet dat niet op water en brood. IJzer, zink, vitamine C en omega 3, 6 en 9 zijn dagelijkse kost voor mij. Zonder die voeding en de supplementen uit te balanceren is het onmogelijk om dit ­trainingsregime vol te houden.”

Nu we toch weer in de keuken zitten. Wat is je verboden vrucht?

“In de periode dat ik me iets meer kan permitteren, geniet ik met volle teugen van een handje M&M’s. (staat op en haalt zijn gsm) Ik heb er wel een speciale gewoonte bij. Kijk! Op deze foto zie je de Belgische tricolore. Die vorm ik dan als een soort puzzeltje, want de gele, de rode en de zwarte M&M’s eet ik niet op, die haal ik eruit. Is dat bijgeloof? Zou best kunnen. Maar je vroeg me wat mijn verboden vrucht was. Moeilijk te zeggen. Misschien steak mét frieten, want die frieten vervang ik meestal door sla. Saus neem ik er ook niet bij. Daar hangt nog een leuk verhaal aan vast. Toen mijn vrouw zwanger was, had ze op een avond enorm veel goesting in frietjes. Ik ben naar de frituur gereden, heb daar een halfuur in de frietengeur gestaan en heb voor mezelf niets besteld. Op karakter!” (lacht)

Aangeboden door onze partners

Meer sportnieuws

Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Keuze van de redactie