Direct naar artikelinhoud
Pensioenen

Zijn jongeren 'compleet gejost' met dit pensioensysteem?

Zijn jongeren 'compleet gejost' met dit pensioensysteem?
Beeld Nina Vandeweghe

Is het nog rechtvaardig om jongere generaties te verplichten de pensioenkosten van de babyboomers op te hoesten? Het zorgt niet alleen aan veel familietafels wel eens voor discussie, ook experts zijn het er niet over eens, zo blijkt.

Het was de Gentse economiefilosoof Rogier De Langhe (35) die deze week de kat de bel aanbond. In een opiniestuk in deze krant stelde hij dat jongeren compleet ‘gejost’ zijn. Zij zullen moeten opdraaien voor de pensioenen van de babyboomgeneratie, terwijl ze zelf amper iets zullen terugkrijgen. En dat is niet rechtvaardig. “Hoe je het ook draait of keert,” schreef De Langhe, “jongeren van nu zullen veel meer bijdragen voor een veel slechter vangnet dan de generatie die nu klaagt over verworven rechten. De pensioenen van vandaag worden gefinancierd met de pensioenen uit de toekomst.”

Uitspraken die niet naar de zin waren van onder anderen Jan Denys, arbeidsmarktdeskundige bij Randstad en zelf babyboomer. De reden van zijn boosheid is de framing, verklaarde Denys nadien. “Je hoort het zo vaak: ‘Jonge generaties zijn de pineut. Het zijn die stoute babyboomers die alles verpesten’. Ja, de pensioenfactuur is hoog, maar desondanks zijn de jongeren van nu beter af dan hun leeftijdsgenoten twintig of dertig jaar geleden.”

‘Nu de grote groep babyboomers met pensioen gaat, zullen jongere generaties voor het eerst minder uit het systeem halen dan ze erin steken’
Rogier De Langhe, Gentse economiefilosoof

Was het gewoon een generatieconflictje dat speelde op de sociale media of is er meer aan de hand? Rogier De Langhe vindt alvast van wel. Hij ziet een groot probleem op ons afkomen. Een waarbij velen nog altijd liever de kop in het zand steken. We maken ons met zijn allen zorgen over de betaalbaarheid van het pensioensysteem. Maar eigenlijk zouden we ons vooral zorgen moeten maken over de rechtvaardigheid ervan, meent hij. “Nu de grote groep babyboomers met pensioen gaat, zullen jongere generaties voor het eerst minder uit het systeem halen dan ze erin steken. Er is tot nu toe in het hele pensioendebat verondersteld dat iedereen altijd tegen elke kost in het systeem zou willen blijven. Men stapelde de onbetaalde facturen dus maar op en die volgende generatie moest zelf maar zien dat ze erin slaagde die af te wentelen naar de generaties na haar. Maar nu zie je dat jongere generaties dat niet meer willen.”

Omdat de rechtvaardigheid in het systeem verdwenen is, stelt De Langhe. “Hoe krijg ik aan mijn generatiegenoten en aan onze kinderen uitgelegd dat ze serieus moeten bijdragen aan een systeem waar ze zelf verhoudingsgewijs veel minder zullen uithalen?”

Slechtere statuten

Hij verwijst ook naar wat hij ‘het einde van het salariaat’ noemt. De starters op de arbeidsmarkt zitten nu vaak – gewild of ongewild – in slechtere statuten dan die waarin de ouderen, voor wie ze moeten betalen, gezeten hebben. Contracten van onbepaalde duur, de vaste contracten dus, beginnen ook in ons land eerder uitzondering dan regel te zijn bij starters. Contracten van bepaalde duur, interimcontracten, freelanceafspraken, werkervaringscontracten, aparte regelingen voor kunstenaars enzovoort komen steeds vaker voor. 

De Langhe: “De overheid neemt nog nauwelijks nieuwe statutairen aan. En navraag bij Unizo leerde me dat hun ledenbestand weliswaar constant blijft, maar dat de samenstelling wel aan het wijzigen is. Er zijn steeds minder klassieke zelfstandigen als bakkers of slagers. Maar het aantal freelancers allerhande stijgt. Hoe kun je dan verwachten dat jongeren blijven betalen voor mensen die in veel betere statuten gezeten hebben en een hoger pensioen krijgen dan zij ooit zullen hebben?”

‘Ja, de pensioenfactuur is hoog, maar desondanks zijn de jongeren van nu beter af dan hun leeftijdsgenoten twintig of dertig jaar geleden’
Jan Denys, arbeidsmarktdeskundige Randstad

Het is ook de nagel waar de commissie Pensioenhervorming al jaren op slaat, stelt Frank Vandenbroucke, hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam en voormalig minister voor sp.a. De commissie werd opgericht door de vorige minister van Pensioenen, Alexander De Croo (Open Vld), en moest onderzoeken hoe we het pensioensysteem werkbaar konden houden. De conclusie was dat er geen reden was tot paniek, maar dat er wel een reeks grondige hervormingen moest komen.

De betaalbaarheid op zich is dus inderdaad niet het grootste probleem, de geloofwaardigheid van het systeem is dat wel, vindt ook professor Vandenbroucke. “Jongeren zullen maar bereid zijn om bij te dragen aan een systeem wanneer ze geloven dat dit ook voor hen in de toekomst een aanvaardbaar pensioen zal opleveren. We moeten hen die garantie kunnen geven. Dat was de kern van onze boodschap in 2014 en ik herhaal die sindsdien altijd tijdens lezingen. Maar om de een of andere reden komt het hierover nooit tot een echt publiek debat.”

Eigen systeem

Ondertussen is de kans wel groot dat jongeren gaan beslissen om het spel niet meer mee te spelen, stelt Rogier De Langhe. En dat zou weleens de poten kunnen wegzagen onder onze sociale zekerheid. “Voor het eerst sinds WO II zit je met een generatie die beter af zou zijn mocht ze haar eigen systeem oprichten. Ik zie het overal rondom mij gebeuren. Als uit het niets duiken allerlei initiatieven op. Plukboerderijen, energiecoöperatieven, repaircafés. Ze worden niet bevolkt door geitenwollensokken-wereldverbeteraars maar door mensen die het liefst zo onafhankelijk mogelijk zijn: zelf je eigen groenten kweken, je eigen energie opwekken en je eigen fiets herstellen. Zoals het Gentse trendbureau TrendWolves ook al zei: de jongeren zijn zich aan het voorbereiden om de toekomst te overleven.”

‘Een kind dat in 2000 geboren is bijvoorbeeld, zal in zijn leven 60.000 euro meer bijdragen dan dat het ooit zal krijgen’
Ivan Van de Cloot, hoofdeconoom Denktank Itinera Institute

De economiefilosoof is lang niet de enige die er zo over denkt. Peter De Keyzer, voormalig chief economist bij BNP Paribas Fortis, schreef eerder al in een opiniestuk in De Tijd dat hij vreest dat talentvolle jongeren zelfs zullen verhuizen naar andere landen. “De Belgische jongeren van nu zijn de hoogst opgeleide generatie ooit”, schreef hij. “Dankzij onder meer Erasmus, het internet en de globalisering zijn ze ook de meest mobiele generatie ooit. Maar ze zijn ook de generatie die de volgende jaren aankijkt tegen de zwakste groei ooit en tegen een bijzonder grote schuldenberg. En electoraal hebben ze voorlopig nog maar weinig te zeggen. Samen met de gepensioneerden zijn de babyboomers de grootste groep in het kiezerskorps. De vergrijzing en ontgroening zullen dat de komende jaren alleen maar versterken.”

De Keyzer schrijft ook in zijn opiniestuk dat ‘een verontrustend aantal’ ondernemers hem toefluistert dat ze hun kinderen stimuleren om hun geluk in andere landen te gaan zoeken. “Dat zijn mensen die dus een bovengemiddelde bijdrage zouden kunnen leveren tot het betalen van de vergrijzingsfactuur. Als die vertrekken wordt de fiscale druk op de actieven die achterblijven nog veel hoger”, meent hij.

Perceptie

Met doemdenken en een hoop fatalisme komen we nergens, fulmineert Jan Denys. “Je moet mensen correcte info geven. Het uitgangspunt is gewoon verkeerd: de jongere generaties zijn niet slechter af dan hun voorgangers op hun leeftijd. Al is dat wel soms de perceptie. Maar die klopt niet. En ja, de jongere generaties kijken aan tegen een hoge pensioenfactuur. Maar hoe kun je nu al met zekerheid zeggen dat de jongeren er veel minder zullen uithalen dan de ouderen nu? Daar spelen zoveel factoren in mee dat je daar moeilijk voorspellingen over kunt doen. We mogen er ook van uitgaat dat het pensioensysteem ook mee aangepast zal worden als dat nodig is. Zo’n fatalistische houding is nergens goed voor.”

Denys verwijst ook naar een nog niet gepubliceerd onderzoek van enkele jaren terug aan de KU Leuven. Economen André Decoster, Erik Schokkaert en Kevin Spiritus vergeleken de welvaart van generaties door de jaren heen. Ze baseerden zich daarvoor op de budgetenquêtes die het voormalig Nationaal Instituut voor de Statistiek jaarlijks uitvoerde. In die enquêtes werd vooral gepeild naar bestaansmiddelen, gezondheid, aankopen, mogelijkheid om op vakantie te gaan enzovoort.

“Het is onzin om de dertigers van nu te vergelijken met de zestigers van nu, wat in dit debat vaak gebeurt. Natuurlijk is die zestiger rijker”, stelt professor André Decoster. “Je moet de dertigers van nu vergelijken met de dertigers van twintig, dertig, veertig jaar geleden. Zo kun je objectief zien hoe het welvaartsniveau evolueert.”

‘Het is onzin om de dertigers van nu te vergelijken met de zestigers van nu, wat in dit debat vaak gebeurt. Natuurlijk is die zestiger rijker’
André Decoster, econoom KU Leuven

Welvaart werd in het onderzoek berekend op basis van de consumptie van zogenaamde ‘niet-duurzame goederen’. Dat zijn goederen die niet lang meegaan zoals een auto, een huis of meubelen. Een bezoek aan de kapper bijvoorbeeld of een vakantie, om maar enkele voorbeelden te noemen. Hoe meer niet-duurzame goederen iemand kan kopen, hoe welvarender hij of zij is.

En de conclusie van het onderzoek, het eerste in zijn soort overigens, is duidelijk: de huidige generaties zijn welvarender dan hun voorgangers destijds op diezelfde leeftijd waren. “De belastingdruk stijgt inderdaad wel, maar eigenlijk is dat een slechte indicator”, meent professor Decoster. “Relevanter is de welvaart na belastingen. En die is groter bij de jongere generaties van nu.”

Of anders gezegd: de jongere generaties zullen inderdaad meer moeten betalen dan hun voorgangers, maar ze zijn ook welvarender. Ze kunnen het dus ook aan. Dat laatste wordt er door de ‘doemdenkers’ vaak niet bij gezegd, meent Jan Denys. “Je krijgt zo wel een heel andere discussie. Ik gruwel van die eeuwige tegenstelling jongeren-ouderen. Als je heel de puzzel bekijkt, zie je dat de breuklijn elders ligt: namelijk tussen de laag-, midden- en hooggeschoolden. Vooral laaggeschoolden hebben een probleem, of ze nu jong zijn of ouder. Daar zouden we ons op moeten focussen.”

Generatieverschillen

Met cijfers kun je alles bewijzen. Het is een boutade die ook in dit debat opgaat. En er wordt vooral ook veel naast elkaar gepraat, zucht Ivan Van de Cloot, hoofdeconoom bij denktank Itinera Institute. Hij stelt al tien jaar vast dat er over deze materie vooral dovemansgesprekken plaatsvinden. Dat was naar eigen zeggen ook zijn motivatie om er een pensioenboek (De rekening moet kloppen) en tal van blogs over te schrijven. “Er zijn verschillende gefundeerde visies, maar eigen aan deze discussie is dat elkeen denkt dat de ander simplistisch is omdat hij geen kennis neemt van de ander zijn denkkader.”

Zelf probeert hij zich boven de discussie te stellen. “Ja, er wordt veel onzin verteld over generatieverschillen. Vaak zijn die ook op drijfzand gebaseerd. Dat verklaart de frustratie van experts als Jan Denys. Maar dat betekent niet dat er puur objectief geen verschillen kunnen zijn tussen generaties. Neem nu de gestegen woningprijzen. Het zijn meestal de babyboomers die eigenaar zijn van de huizen die in waarde zijn gestegen. Maar het verhaal is natuurlijk ook complexer. Want er zijn ook connecties tussen de generaties. Die babyboomers hebben kinderen. Hun vermogen kan terugvloeien naar die jongeren. En zo kan een verschil tussen generaties verworden tot een verschil binnen een generatie. Hebben je ouders huizen, dan ben je als jongere vaak beter af dan als je ouders die niet hebben.”

Maar economen willen graag duidelijke uitspraken doen en gebruiken dan wetenschappelijke methoden om wat klaarheid te brengen. In zijn boek heeft Van de Cloot gewerkt met de zogenaamde ‘generatierekeningen’, een methode waarmee het evenwicht tussen generaties berekend kan worden. “Daaruit bleek dat een kind geboren na 1970 meer te betalen heeft dan het ooit in zijn leven gaat terugkrijgen. Voor 1970 waren onder andere de baten in pensioenopbrengsten groter dan de bijdragen. Ik heb ook getoond over welke bedragen het gaat. Een kind dat in 2000 geboren is bijvoorbeeld, zal in zijn leven 60.000 euro meer bijdragen dan dat het ooit zal krijgen.”

‘Hoe krijg ik aan onze kinderen uitgelegd dat ze serieus moeten bijdragen aan een systeem waar ze zelf verhoudingsgewijs veel minder uit zullen halen?’
Rogier De Langhe, Gentse economiefilosoof

Het gaat voor alle duidelijkheid om een gemiddelde, er zullen dus binnen die generatie ook mensen zijn die meer of minder zullen bijdragen. En een studie is altijd een momentopname. Verandert de economische situatie of komen er vanuit de overheid nieuwe, ingrijpende maatregelen, dan kan dat beeld weer kantelen. “Maar we kunnen inderdaad wel concluderen dat de rekening er niet beter op geworden is voor de jongere generaties”, stelt econoom Van de Cloot. Of je daaruit moet afleiden dat het systeem onrechtvaardig is tegenover de jongere generatie, is een andere zaak. Want Denys en Decoster hebben ook een punt dat de draagkracht van de jonge generaties groter is. Van de Cloot: “Alles hangt af van wat je wilt benadrukken of minimaliseren. Dat is altijd voer voor discussie.”

Zelf in de hand

Over één ding zijn De Langhe en Denys het trouwens wél eens: de jongeren hebben zelf mee in de hand hoe dit verhaal afloopt. Zij zijn de beleidsmakers en bedrijfsleiders van de toekomst, ook al zijn de babyboomers en gepensioneerden nu nog in de meerderheid. “Maar jongeren zijn niet alleen slachtoffer en zullen zeker nog hun zeg kunnen doen.”

Bij de jongeren zelf blijft het voorlopig nog een beetje stil. De Vlaamse Jeugdraad laat weten dat het thema aan hun tafel wel degelijk leeft, maar dat er nog geen mogelijkheid was om het nader te onderzoeken. En zonder deftig onderzoek heeft het weinig zin om een standpunt in deze in te nemen, klinkt het.