Opinie: Je helpt in Ethiopië het beste als mensen op den duur zichzelf redden
Leuk om op maandagmorgen, klaar om te vertrekken voor een korte zakenreis naar Ethiopië, te worden weggezet als leverancier van gebakken lucht, die graag zaken doet met zijn eigen bril op.
Ton Veen schrijft een nogal negatief en generaliserend artikel (Nederlands Dagblad 10 december) over Nederlandse agrarische bedrijven die in Ethiopië grond kopen, investeren en geld verdienen. Hij onderschrijft wat Ivo de Klerk eerder (Nederlands Dagblad 30 november) schreef: ‘De afgelopen jaren groeide de hoeveelheid internationale landbouwinvesteringen snel, onder andere in Ethiopië. Maar het levert de lokale bevolking daar geen extra voedsel op (…) De beloofde voordelen van de landbouwinvesteringen blijken dus gebakken lucht (…) Ook de laatste belofte (dat de lokale bevolking baat bij die investeringen zou hebben en er wat van zou leren, red.) wordt gebroken. De beloofde voordelen van de landbouwinvesteringen blijken dus gebakken lucht (…)’
Ton Veen herhaalt de opmerking dat al deze beloftes gebakken lucht zijn, en dat Nederlandse ondernemers graag zaken doen met een eigen bril op.
idealisten
Ik heb moeite met dit soort kritiek en vooral als het over mensen gaat die het goede willen doen. Ik wil daarom proberen wat nuance aan te brengen.
Op reis naar Ethiopië en tijdens conferenties over de economische ontwikkeling van Ethiopië, kom ik prachtige idealisten tegen. Mensen gedreven om anderen te helpen. Of ze nu werken voor particuliere hulporganisaties (ngo’s), overheid, kerken of bedrijven, of een eigen bedrijf runnen. Ik kom ook weleens mensen tegen van wie ik denk: ‘Is dat nu zo’n zakkenvuller?’ Het moet idealisme óf de hoge beloning zijn. Anders steek je geen cent in een onderneming in Ethiopië. Kan het ook beide zijn?
lange termijn
Toen ik op relatief jonge leeftijd werd gepensioneerd en besloot wat voor andere mensen te willen doen, was het een vraag hoe ik mijn gaven het beste zou kunnen inzetten. Uiteindelijk kwam ik als uitvoerend vrijwilliger bij de hulporganisatie Dorcas terecht. Ik herinner me boeiende discussies binnen Dorcas over de vraag of de focus meer moet liggen op directe hulpverlening (voedselpakketten, noodhulp) of meer op ontwikkeling (onderwijs en werkgelegenheid). Voor mij was effectiviteit op lange termijn belangrijk en ik werd benoemd als coördinator Arbeid en Inkomen.
Via Dorcas werd ik medeoprichter en aandeelhouder van een bedrijf in Ethiopië, dat metalen producten voor de landbouw maakt, zoals maispellers, waterpompen en sinds kort melkbussen. De producten zijn bedoeld om de opbrengst uit de landbouw voor de boeren te vergroten en import van landbouwmachines en agrarische producten te vervangen.
Het bedrijf heeft 74 medewerkers, allemaal lokale mensen, en een bedrijfsschool, waar gemiddeld 200 studenten in opleiding zijn voor metaalbewerken of voor kok in een restaurant. Een tweede bedrijf annex school is in aanbouw.
ngo of bv
We hebben overwogen de bedrijven als ngo op te zetten, maar uiteindelijk hebben we voor de vorm van een bv gekozen. De belangrijkste reden van die keus was de te verwachten effectiviteit op lange termijn. Ook wilden we de eigen verantwoordelijkheid van Ethiopiërs stimuleren en het effect van ‘de hand ophouden’ verkleinen.
Volgens ons is dat nog steeds de juiste keuze.
Er bestaat geen twijfel dat hulp van veel ngo’s mensen op korte termijn heel goed helpt. Op lange termijn verandert er soms niet zo veel door deze hulp. De reactie kan zijn: ‘Moet dat dan?
We zijn geroepen mensen in nood te helpen, niet de wereld te verbeteren. Jezus volgen is omzien naar weduwen en wees.’ Ik bestrijd dat niet, maar als je hulp zo kunt geven dat die weduwe en wees de volgende jaren zichzelf kunnen helpen? Zodat er brandhout en medicijnen zijn voor een tachtigjarige weduwe en een baan voor iemand die kan en wil werken. <