Direct naar artikelinhoud
AchtergrondBiënnale Venetië

Kan dit beeld eindelijk de boze geesten bedwingen en de lokale bevolking bijstaan in haar strijd? Nederland zet relatie België-Congo centraal op Biënnale

V.l.n.r. Ced’art Tamasala , Matthieu Kasiama, Renzo Martens, Hicham Khalidi, Mbuku Kimpala van het Congolese kunstenaarscollectief Cercle d’Art des Travailleurs de Plantation Congolaise (CATPC) met het Balot-beeldje.Beeld Mondriaanfonds

Een Congolees beeldje, destijds gemaakt om de kwade geest van een Belgische koloniaal te bezweren, is een van de blikvangers op de Biënnale van Venetië. Niet in het Belgische paviljoen, wel in dat van Nederland. ‘Geen provocatie’, klinkt het bij de kunstenaars. ‘Eerder een uitnodiging om de banden tussen België en Congo opnieuw aan te halen.’

Toen hij acht was boetseerde Renzo Martens zeehondjes uit klei. Om die daarna te verkopen op de rommelmarkt. Het geld dat hij daarmee ophaalde stuurde hij naar Greenpeace. “Ik ben er al van jongs af aan mee bezig dat de dingen niet eerlijk zijn”, vertelde de Nederlandse kunstenaar daarover in een interview met Het Parool. “En dat het niet zo moeilijk zou moeten zijn om het wel eerlijk te laten zijn.”

Meer dan veertig jaar later streeft Martens nog steeds naar eerlijkheid. Zij het op een net iets grotere schaal. De komende zes maanden neemt hij -samen met het Congolese collectief Cercle d’Art des Travailleurs de Plantation Congolaise (CATPC)- zijn intrek in het Nederlandse paviljoen op de Biënnale van Venetië. Met een expositie die behoorlijk wat stof op zal doen waaien. Niet het minst bij de Belgische buren een paar meter verder.

In dat Nederlandse paviljoen is het werk van 25 Congolese kunstenaars te zien. Absolute blikvanger: een houten beeldje uit 1931 van amper 64 centimeter hoog dat de vermoorde koloniaal Maximilien Balot voor moet stellen. Een sculptuur met een beladen koloniale geschiedenis dus, die net daarom een centrale plaats kreeg in Venetië.

“Veel van onze westerse musea zijn gefinancierd met geld uit de koloniale gebieden”, legt Martens uit. “En dat zijn niet enkel praktijken uit het verre verleden. Het Britse Tate Modern bijvoorbeeld werd tot voor kort nog gesponsord door Unilever, een bedrijf dat groot geworden is dankzij de palmolieplantages die het runde in onder andere Congo. De mensen en gemeenschappen die woonden en werkten op die plantages hebben die musea mee gemaakt tot wat ze nu zijn, maar toch hebben ze geen enkele stem in hoe ze geleid worden en wat hun functie is. Het is hoog tijd om hen een stem te geven en een gelijk speelveld te creëren.”

Boze geest

Waarom net het Balot-beeldje dat doel moet dienen, behoeft wat uitleg. De Maximilien Balot naar wie de sculptuur verwijst was een Belgisch koloniaal officier die op 8 juni 1931 werd vermoord in Lusanga. In dat dorp, op een paar honderd kilometer van de Congolese hoofdstad Kinshasa, runde Huileries du Congo Belge, een van de voorlopers van het huidige Unilever, een palmolieplantage. En dat deed het bedrijf, naar goede koloniale gewoonte, op nogal doortastende wijze. Land werd onteigend, werkkrachten werden uitgebuit en om hen onder de knoet te houden gaven de bestuurders opdracht hun vrouwen te ontvoeren en te verkrachten.

Het plaatselijke Pende-volk roerde zich, en toen Balot in een poging belasting te innen en de gemoederen te bedaren in het dorp arriveerde, werd hij vermoord. De Pende hakten zijn lichaam in stukken en verspreidden het over de plantage. Om het verzet tegen de uitbuiting kracht bij te zetten maakten ze bovendien een sculptuur van de man. Die zou zijn boze geest bedwingen en de Pende kunnen bijstaan in hun strijd. Veel zoden zette dat niet aan de dijk. De Pende-opstand werd bloedig neergeslagen door het Belgisch koloniaal leger en honderden Pende-mannen kwamen om.

Maar het Balot-beeldje bleef een belangrijk artefact voor de Pende. Toch wist de Amerikaanse verzamelaar Herbert Weiss, die in 1972 in het dorp verzeilde, het voor 120 dollar los te weken. Hij nam het beeldje mee naar huis, hield het jaren in privébezit, om het uiteindelijk in 2015 voor 23.000 dollar aan het Virginia Museum of Fine Arts (VMFA) door te verkopen.

Daar trok het de aandacht van de CATPC, het kunstenaarscollectief dat in het voormalige plantagedorp op poten werd gezet met de hulp van Renzo Martens en nu in Venetië is neergestreken. Het doel van dat collectief is niet enkel artistiek, legt de Nederlander uit. Met hun creaties willen de aangesloten kunstenaars ook iets concreets doen voor hun lokale gemeenschap.

“Congo heeft heel veel goede kunstenaars”, vertelt Martens. “Maar kunst van gemeenschappen op de plantages, die westerse musea hebben gefinancierd, wordt niet erkend. Met het CATPC willen we het anders doen.”

'Congo heeft heel veel goede kunstenaars. Maar kunst van gemeenschappen op de plantages, die westerse musea hebben gefinancierd, wordt niet erkend'
Renzo MartensKunstenaar

De kunstenaars van het collectief gieten hun originele kleien sculpturen af in een mengsel van cacao, palmvet en suiker. De sculpturen die dat oplevert reizen de wereld rond en waren de voorbije jaren onder andere te zien in New York, Bazel en Dakar. Het geld dat verdiend wordt met de verkoop van die werken vloeit geheel terug naar de gemeenschap. CATPC gebruikt het om de vroegere plantagegronden terug te kopen. Meer dan 200 hectare is op die manier ondertussen omgevormd tot ecologisch voedselbos.

De lokale gemeenschap wilde het beeldje ronddragen op de plantage en contact maken met de grond op bepaalde rituele plaatsen.Beeld Mondriaanfonds

Rechtstreekse link met voorouders

Maar CATPC wou de lokale gemeenschap niet alleen grond maar ook hun artefacten terugbezorgen. Alleen bleek dat moeilijker dan aanvankelijk gedacht. Hoewel het Virginia Museum het Balot-beeldje een aantal keer aan andere musea uitleende, werd de vraag om een (tijdelijke) terugkeer naar Lusanga steeds afgewimpeld. Er zouden te weinig garanties zijn dat het beeldje ter plaatse op een correcte en veilige manier gestald kon worden. Zelfs toen CATPC opdracht gaf aan OMA - het architectenbureau van Rem Koolhaas - om op de vroegere plantage een modern expositiepaviljoen neer te poten - The White Cube - ging het Virginia-museum niet overstag. “Het museum vroeg bepaalde garanties”, zegt Martens. “Die hebben we hen gegeven, maar altijd dook er wel weer een ander bezwaar op.”

De relatie met het museum verzuurde verder toen CATPC twee jaar geleden het beeldje als NFT (non-fungible token), een digitaal evenbeeld van de sculptuur, op de markt bracht. Zonder daarvoor toestemming te hebben gevraagd aan het VMFA. Ook de opbrengst van die verkoop ging naar de aankoop van extra land.

Nog eens twee jaar later zijn de plooien dan toch glad gestreken. Het Balot-beeldje is ondertussen - tijdelijk - terug in Lusanga, vertelt Ced’art Tamasala, een van de kunstenaars van CAPTC. “Voor ons was die terugkeer een emotioneel moment. Het beeldje heeft een belangrijke spirituele waarde. Het is een rechtstreekse link met de geesten van onze voorouders.”

'Voor ons was de terugkeer een emotioneel moment. Het beeldje heeft een belangrijke spirituele waarde. Het is een rechtstreekse link met de geesten van onze voorouders'
Ced’art TamasalaKunstenaar

Het enige probleem: om die connectie ook daadwerkelijk te maken moesten met het beeldje dingen worden gedaan die je normaal niet met museumstukken doet. Zo wou de lokale gemeenschap het ronddragen op de plantage, contact maken met de grond op bepaalde rituele plaatsen en het een tijdelijke plaats geven tussen andere spirituele sculpturen die zich niet in The White Cube bevinden.

Maar ook daar werd - na wat onderhandelen - een oplossing voor gevonden. “Drie keer hebben we het beeld op de grond kunnen zetten”, vertelt Tamasala. En na een korte processie door de plantage staat het sinds eind vorige maand op zijn vaste plaats in The White Cube.

En hoewel het in Venetië een van de blikvangers moet worden, blijft het daar alvast de komende zes maanden ook staan. Het Balot-beeld is immers enkel virtueel op de Biënnale aanwezig, via een continue videostream wordt het beeldje op een scherm in het Nederlands paviljoen geprojecteerd. Kwestie van de gemeenschap op de plantage zo lang mogelijk van de aanwezigheid van ‘hun’ beeld te laten genieten.

Onuitwisbare banden

Dat een beeldje - met een duidelijke link naar het Belgisch koloniaal verleden - zo’n prominente plaats krijgt op amper een paar meter van het Belgische paviljoen, mogen we volgens Tamasala niet als een provocatie of een vingerwijzing zien. “Dat is helemaal de bedoeling niet. Integendeel zelfs. Ik zie het als een uitnodiging. Kijk, de banden tussen Congo en België zijn onuitwisbaar. Die zullen altijd blijven bestaan. Vroeg of laat zullen we die toch weer aan moeten halen. Alleen zo zullen onze kinderen en kleinkinderen - Congolees en Belgisch - in harmonie met elkaar kunnen leven.”

Expositiepaviljoen The White Cube in Lusanga.Beeld Mondriaanfonds

Liever dan te focussen op het verleden willen de kunstenaars van het CAPTC vooruitkijken. “Onze aanwezigheid op de Biënnale is een kans om te laten zien wat we doen en waarom we dat doen. In de hoop dat we zo ook lokale gemeenschappen op andere plekken in de wereld kunnen inspireren.” Van wrok tegen de vroegere koloniale bezetter is volgens Tamasala geen sprake. “Dankzij onze samenwerking met Renzo zijn we nu in het Nederlands paviljoen beland. Maar ook op een uitnodiging van Belgische kant waren we zeker ingegaan.”

En het Balot-beeldje? Dat staat alvast tot eind november op de plaats waar het thuishoort. Op wat er daarna komt, durft Tamasala nog niet vooruitlopen. “Natuurlijk vinden we dat het beeld eigenlijk in Lusanga moet blijven. De gesprekken daarover worden momenteel gevoerd.” Het Balot-beeld is trouwens niet het enige object dat volgens CAPTC naar Lusanga terug moet keren. “Maar omwille van de grote symboolwaarde hebben we ons voorlopig enkel op dit ene object geconcentreerd. Laat ons met Balot beginnen. Daarna zien we wel.”

De Biënnale van Venetië is vanaf zaterdag 20 april geopend voor het grote publiek. Het Nederlandse paviljoen bevindt zich, net als het Belgische, in de Giardini della Biennale.

Belgen in Venetië

Petticoat Government

Petticoat Government voor Biënnale in Venetië 2024Beeld Petticoat Government

Het collectief Petticoat Government (Denicolai & Provoost, Antoinette Jattiot, Nord, Speculoos) mag tijdens de Biënnale zijn intrek nemen in het Belgisch paviljoen. De leden van Petticoat Government leenden bestaande folkloristische reuz(inn)en van diverse gemeenschappen in Noord-Frankrijk en in het Baskenland in Spanje. Met dat gezelschap ondernamen ze de reis vanuit Leuven naar Italië, waarbij Venetië als tussenstop geldt, voor de reusachtige bende koers zet naar Charleroi en Duinkerke. In Venetië worden de reuzen op een industrieel metalen platform gemonteerd. Die opstelling is de uiting van een totaalproject, waarbij een aantal ergonomische instrumenten uitnodigen om met een andere blik naar de reuz(inn)en te kijken. De draagstructuur creëert bovendien een nieuw oppervlak, zodat de grond vrij blijft en de mogelijkheid om rond te wandelen en elkaar te ontmoeten maximaal is.

Berlinde De Bruyckere

Berlinde De Bruyckere
Beeld ANP / Sabine Joosten

Aan de overkant van het Canal Grande vond Berlinde De Bruyckere onderdak in de Abbazia di San Giorgio Maggiore. Voor City of Refuge III liet ze zich inspireren door de lichtinval in de wit marmeren abdijkerk en hoe dat licht zich doorheen de dag door het gebouw bewoog. Meest in het oog springend zijn de vier Arcangeli, archetypische engelfiguren zonder gezicht, gehuld in doeken die bijna hun hele lichaam - inclusief hun vleugels - bedekken. De specifieke lichtinval in de kerk inspireerde De Bruyckere om grote spiegels neer te poten, die de Arcangeli weerspiegelen in de ruimte . In de sacristie van de kerk grijpt ze terug naar een ander wederkerend thema in haar werk: kreupelhout. Deze keer een sculptuur die ze baseerde op een boom die door de bliksem werd getroffen in de buurt van haar Gentse studio.

Koen Vanmechelen

Koen Vanmechelen
Beeld Koen Vanmechelen

Koen Vanmechelen presenteert in Venetië onder de noemer Looking for the Ark werk op twee iconische locaties: in de vijver van het Venetiaanse paviljoen in de Giardini en in TESA 99 in het Arsenale Nord. Uit het water van die vijver laat Vanmechelen een kind in zwart marmer verrijzen. Een sculptuur van twee meter hoog, gebaseerd op Adriano Cecioni’s Bambino con Gallo. De haan uit de titel is door Vanmechelen vervangen door een bronzen anker, waarmee het kind worstelt terwijl het al met zijn voeten in het water staat. Op zoek naar oplossingen kijkt het kind richting Arsenale Nord, waar de bezoekers het tweede deel van Vanmechelens installatie vinden: Noah’s Ark, Vanmechelens hedendaagse interpretatie van de Venetiaanse waterbus, de vaporetto. De kunstenaar transformeert dit iconische Venetiaanse symbool in een drijvende galerij. De boot, beladen met sculpturen van glas, brons, taxidermie en 3D-print, vervoert een microkosmos van onze wereld.

Tom Herck

Tom Herck
Beeld Be Culture

Kunstenaar Tom Herck uit Sint-Truiden plaatste in de tuin van Palazzo Balbi Valier Once We Ruled the World, een monumentale installatie die zichtbaar is van op het Gran Canale. Gigantische menselijke skeletten worden er naast levensgrote dinosaurusskeletten geplaatst om zo het menselijk ego en de ijdelheid te benadrukken. De installatie, in totaal 10 meter hoog, dient volgens de kunstenaar als een waarschuwende herinnering aan de vergankelijkheid van macht en de cyclische aard van de geschiedenis. En zet aan tot nadenken over de opkomst en ondergang van beschavingen, of soorten, die ooit de planeet gedurende langere perioden domineerden.