© Joren De Weerdt

Oud-cyclocrosser Rob Peeters: “Mijn supporters waren buiten categorie, telkens twee bussen bomvol varkens”

En toen werd het plots een pak minder plezant op het parcours. Met het pen­sioen van Rob Peeters verliest het veldrijden een van zijn kleurrijkste crossers. Peeters was niet de man met het meeste titels, maar wel meervoudig wereldkampioen plezier maken. Reed Rob Peeters na zijn afscheidswedstrijd in een zwart gat?

Stefan Laenen

De Sas 4-toren in Dessel is een monument, net zoals Rob Peeters (32). Het bouwwerk van 37 meter hoog toornt boven het befaamde kanalenkruispunt uit. Daar komen drie kanalen samen en ook wielrenners vloeien hier geregeld samen.

© Joren De Weerdt

“Als ik met de Wout (van Aert, red.) of de Boonen (Tom, red.) train, spreken we steevast af aan een kanaal”, situeert Peeters. “De kanalen lopen als een rode draad door de streek en door mijn carrière. Je kunt niet uit Dessel ontsnappen zonder een brug over te steken. Het is relaxed rijden langs het water, want er staan geen rode lichten. Anderzijds is het – wegens altijd rechtdoor – ook super saai. Om het onderweg plezant te maken, heb je die ­kameraden nodig.”

Oostmalle

We beginnen bij het einde. Op zondag 25 februari rijdt Rob Peeters zijn laatste wedstrijd, de sluitingsprijs in Oostmalle. “Oostmalle is een plezante cross. Ooit reed ik er een Belgisch Kampioenschap op ijzel. Toen we op woensdag gingen verkennen, lag er al ijs op het parcours. “Angela, daar raak ik niet rond. Het is spekglad”, zei ik tegen mijn vrouw. Ik zat helemaal in de put. Maar Angela had een plan. “Rob, morgen keer je terug naar Oostmalle. En vrijdag en zaterdag ook. Op zondag rijd je tussen elke reeks rondjes.” Zo gezegd, zo gedaan. Ik kende het parcours geen honderd, maar tweehonderd procent vanbuiten. Elke ijsplek wist ik blindelings liggen. Het was mijn eerste week bij de ploeg van Telenet. Op die ijspiste legde ik Sven Nys het vuur aan de schenen.”

© Photo News

Officieel ben je nu een voormalig veldrijder. “Het sijpelt niet door. Ik hoop dat mijn conditie niet verloedert. Angela zet mij wel op een streng dieet. Ze is bezig met gezonde voeding, gelukkig maar, want ik ben een snoeper. De week voor Oostmalle was moeilijk. In mijn hoofd was ik met van alles bezig, behalve met de cross. Ik kocht bekertjes voor mijn kinderen. Wanneer geef ik ze af? Wat ga ik zeggen? Wat als iedereen weent? Ga ik mee bleiten? Zulke zaken maalden door mijn kop tijdens mijn laatste trainingen. Uiteindelijk is iedereen beginnen te janken, behalve ik. Ik dacht dus dat van de wedstrijd niet veel in huis ging komen, maar wonderwel viel het mee. Ik kon me concentreren tot de laatste bocht. Op de finish schoot ik een confettikanon af. De grote finale volgde natuurlijk nadien in café ’t Smetje.”

© Photo News

Café ’t Smetje

Café ’t Smetje in Mol hijgt nog na van Robs laatste supportersfeestje. “Het is redelijk uit de hand gelopen”, bekent Rob. “De pinten vlogen in het rond met honderd per uur. Mijn supporters vlogen er op de cross al stevig in en begonnen in ’t Smetje dus aan hun tweede shift. Ik was in bloedvorm en amper te kloppen op de dansvloer. Om 4.30u was ik thuis. ’t Smetje bij Inge is een legendarische kroeg. Op mijn dertiende mocht ik uitgaan en ik herinner me de voederbakken van de koeien in zaal De Koestal achter het café. In mijn apenjaren zoop ik als een beest. Met de fiets schuimden mijn maten en ik alle tentfuiven in de wijde regio af. We keerden terug als het licht was. Omdat het meestal een heel eind fietsen was, waren we tegen dat we thuis waren al ontnuchterd. Of toch deels.”

© Joren De Weerdt

Woog de kater daags na Oostmalle dubbel? “Met drie bengels is er geen ruimte voor een kater. Bovendien waren mijn twee jongens en Angela ziek. Ik deed dus wat ik altijd doe: eten maken, naar de winkel gaan, opruimen,… Als het seizoen stopt, kruip ik sowieso even niet op de fiets. Dan ga ik op vakantie of ga wat prutsen vanachter in de hof in mijn schuur. Ik hou van houtbewerking. Tafels en kasten zijn een kolfje naar mijn hand. Het is dus voorlopig niet anders dan anders. Ik weet exact wanneer ik het moeilijk ga krijgen. Als iedereen in mei weer begint te trainen en op stage vertrekt, dan wordt het lastig. Café ’t Smetje is het hoofdkwartier van supportersclub De Bergenvrienden. De club bestond al tijdens de wielerperiode van Marcel Peeters en werd later de club van mijn nonkel Wilfried ‘Fitte’ Peeters. Toen nonkel Wilfried stopte, kwam ik in beeld. Momenteel staan De Bergenvrienden op een laag pitje, maar het is mijn goede voornemen om de club weer nieuw leven in te blazen.”

Ben je binnen? “Nee, ik deed alles op. In mijn carrière ben ik drie keer verhuisd. Van een appartement naar een groter huis tot ons huidig huis. Mijn kapitaal zit in mijn huis. Er zijn niet zoveel renners die van de cross leven. Als je wereldkampioen wordt en nadien vijf jaar meedraait aan de top, boer je goed. Maar ik reed nooit een grote titel.”

“Als anderen afzien, geniet ik”

Jij streed tegen Bart Wellens, Sven Nys en Wout van Aert. Te vaak de verkeerde tegengekomen? “Bij de jeugd won ik ook amper (lacht). Daar ontmoette ik Zdenek Stybar, Niels Albert en Lars Boom. Anderzijds was ik op mijn 21ste al prof. Mijn tweede koers was de Waalse Pijl, en weet je wat ik van koersen kende? Juist niets! Als BMX’er was ik explosief, maar als veldrijder eerder een slome trage met een lang uithoudingsvermogen. Ik kon hard duwen, een uur aan een stuk. Hoe zwaarder het parcours, hoe liever ik het had. Mijn beste wedstrijden reed ik in de modder en het zand. Als anderen afzien, zie je mij genieten.”

© Photo News

een schoon job uit de lucht zou vallen. Mis poes! Nochtans gooide ik visjes uit, maar niemand beet. Eerst overwoog ik ploegleider. Daarvan zijn er ongeveer vijf nodig in Vlaanderen en op elke troon zit al iemand. Vervolgens dacht ik aan coach. Als ik de hand in eigen boezem steek, keek ik amper naar mijn trainingsschema’s. Ik trainde zelden fanatiek. Alles op uur en tijd, daar krijg ik stress van. Mijn grootste nachtmerrie is een jonge renner begeleiden en hem niet geven wat hij vraagt. Ik train beter een losbol (lacht). Dus solliciteerde ik in de verkoop. Daar kreeg ik drie vragen: heb je kindjes? Zijn ze oud? Wil je ze veel zien? Mijn antwoorden: drie, nee jong en ja graag! In de verkoop moet je onderaan de ladder starten en de klok rond werken, nefast voor een familieman.”

Wat wordt het dan wel? “Alles wat ik dacht te doen, pakt niet. Dus ik ga doen waarvoor ik studeerde: schilderen. Geen grote werken, maar kleinere klusjes. Ik wil mijn uren zelf kiezen. Als crosser ben ik doorheen de week thuis, ik ben er veel voor mijn kinderen en dat moet zo blijven. Door mijn eigen baas te worden, hou ik de mogelijkheid open om iets te doen in de koers. Als dergelijke opportuniteit zich voordoet, wil ik ‘ja’ kunnen zeggen. Ik blijf hopen op een koersgerelateerd bijberoep. Zolang er niets uit de bus komt, gaat Rob schilderen. Zeg het voort.”

Pascal Claes

Over schilderen gesproken, Decoratie Claes Pascal uit Mol-Sluis is seizoenen lang een trouwe sponsor. “Pascal ken ik al lang. Hij was de beste vriend van mijn vader Swa, die in 2015 overleed.

© Joren De Weerdt

Pascal doet zotte dingen met zijn bedrijf. In Hollywood schildert hij het huis van de buren van Luciano ­Pavarotti. Zijn team schilderde een maand in een wijnkelder in Bordeaux. Een maand! In een kelder! Toen ik voor schilder studeerde, mocht ik stage doen bij Pascal. Ik was net bezig met crossen. Alle andere crossers sliepen in een motorhome, maar ik kon me dat niet permitteren. Dus zei Pascal: “Ik koop u zo’n motorhome.” Een seizoen later volgt een aanhangwagen. Pascal is zot van de cross. Hij is een van ons. Rond onze motorhome is het altijd dikke ambiance. Zo staat Niels Albert op een wedstrijd in Namen een pistolet te eten, als mijn mecanicien een vettige mop vertelt. De Niels stikt bijna in zijn pistolet en niemand helpt. ‘Kerels, jullie laten mij gewoon sterven’, kucht hij. Elk wedstrijdweekend leek wel vakantie. Mijn supporters zijn buiten categorie. Wellens arriveerde met een bus gepensioneerden, Nys met een bus vol senioren en ik liet twee bussen bomvol varkens los. Die hooligans doken de tent in en zopen zich lazarus. Pascal is een van die zwijnen. En dat bedoel ik positief, want als je keihard werkt en de top bereikt in je vak dan is het in het weekend gepermitteerd om het beest uit te hangen.”

Steekt Rob comedy in cross? “We hingen de fiets van Joeri Adams eens in een boom. De camionette onder een tak gereden, die velo hoog in de kruin gezwierd en het busje weer weggereden. We pisten ook in bidons. Jongens onder elkaar, je kent dat. Waarop Joeri tegen mijn auto pist. Dat doet ge niet! Dus ik zwier wat pis op zijn voorruit, waarop Joeri zijn ruitenwissers aanzet. Op die wissers had ik een poosje voordien kettingolie gesmeerd. Met de bedoeling dat hij zijn wissers zou opzetten op de autosnelweg. Omdat ik mijn bidon leegkieperde, zet hij zijn wissers op. De voorruit pikzwart van de olie! Daar had je moeten bijzijn. Helaas is het veldrijden serieuzer geworden. Het gebeurde dat mijn supporters na een wedstrijd sms’ten: Rob, dikke feest in de tent. Dan kwam ik uit mijn motorhome, ging douchen en dook in de tent. Tegenwoordig wordt zoiets niet meer geaccepteerd. Iemand zou het zeker filmen en aan de ploegbaas tonen. Onlangs zei ik in een interview: “Als de mentaliteit niet verandert, is cross ten dode opgeschreven. Als Mathieu van der Poel de eerste rondes met de rem ingedrukt rijdt, komt iedereen in beeld. Renners content, sponsors gelukkig, iedereen blij.” Daags nadien rijdt Mathieu rustiger, maar ik zat er niet bij. Reageert me daar een kerel op Twitter: ‘Zie je wel Rob Peeters, nu kun je nog niet volgen. #janker!’ Die ‘janker’ was er te veel aan. Dus ik stuur die drol een privébericht. Wat is uw probleem? Op sociale media plaats ik een screenshot. Wout (van Aert, red.) en co springen daar direct op, een bom! Die gast kroop door het slijk: sorry, ik zal het niet meer doen. Arme sukkel! Noem het Kempense nuchterheid, maar ik kom op voor mijn eer. Toen een supporter – de naam niet waardig – Klaas Vantornhout eens lelijke dingen naar het hoofd slingerde, wilde ik terugdraaien. Als Klaas me niet had tegengehouden, had ik die onnozelaar zijn vet gegeven.”

© Photo News

Hou je vrienden over aan de koers? “De cross is een geval apart. Zodra je stopt, scheiden de wegen. Bart Wellens en ik deelden altijd een kamer, maar na zijn afscheid, zagen wij elkaar slechts sporadisch. Wellens en ik leken hard op elkaar. We maakten graag kermis, maar op onze kamer wisselden we nauwelijks een woord. Ik babbel veel en graag, maar kan ook heel stil zijn. Ik kan stilzwijgend bovenop een berg zitten of uren rondkijken in een park. Bart en ik pakten de drukte, en nadien trokken we ons terug in stilte.”

Galbergen

We eindigen met het begin, in de omvangrijke bossen van Galbergen. “Hier begon ik te trainen. Op deze zandgrond schaafde ik mijn techniek bij. Veldrijden was een late roeping. Op mijn twaalfde ging ik koersen en op mijn veertiende stopte ik. Ik wou niet trainen, maar spelen. Dan ben ik gaan voetballen bij Sportvermaak in Mol-Sluis. Toen ik vijftien was kwam er – dankzij motorcrosser Joël Smets – een BMX-parocurs in Dessel. Vier jaar heb ik met de BMX gereden en op mijn negentiende startte ik met veldrijden. Ik nam het veldrijden niet serieus. Tot mijn trainer zei: “Ofwel gaan we echt trainen, ofwel stoppen we ermee.” Ik zette alles op de koers en besloot prof te worden, dat liep niet van een leien dakje. Trainen en koersen zijn eenzame activiteiten. Mijn sociaal leven viel weg. Het scheelde niet veel of ik werd depressief. Om mijn zinnen te verzetten, werkte ik een zomer als facteur in Dessel. Na het werk ging ik trainen en om 4.15u kwam ik uit mijn nest om brieven rond te brengen, met de brommer (lacht). Sinds ik ­besefte dat een schilder en een postbode harder werken dan een coureur, focuste ik me volledig op het fietsen.”

© Joren De Weerdt

“Het is rap gegaan. Ik was amper 21 toen ik mijn profcontract tekende. Om eerlijk te zijn ben ik een slecht voorbeeld. Ik deed amper moeite, ­alles ging veel te vlot. Zoals bij Greg Van Avermaet, die stond in de goal, raakte ­geblesseerd, kroop op een fiets en voor hij het wist was hij prof.”

Is je echtgenote Angela je mooiste trofee? “Na het WK in Hooglede-Gits in 2007 spraken wij met de Hollandse crossers af in een discotheek. Angela koerste ook, net als haar broer Rob en neefje ­Ricardo. Toen ze de disco binnenstapte, vroeg ik aan een ploegmakker: wie is dat? Van andere manoeuvres was geen sprake, want ik had mijn toenmalig lief bij. Aan alles komt een einde en ik werd weer vrijgezel. Tom Boonen leende mij zijn Audi uit omdat hij naar de ronde van Spanje vertrok. Ik wou natuurlijk zo veel mogelijk kilometers maken, dus ik zocht die Hollandse griet op via MSN. Zolang is het geleden. Ze hapte toe en ik met Boonen zijn kar naar Zundert. Pas toen Angela achter de gevel verscheen, herinnerde ik me haar gezicht van in de discotheek. En plots waren we drie kinderen verder.”

Over dorpels springen

Broers Siem (6) en Tuur (4) kregen er vier maanden geleden een zusje bij, Nena. Wie van de drie volgt de papa op? “Als Siem veldrijder wordt, sta ik in zijn materiaalpost. Hij mag wel pas op zijn zestiende beginnen te crossen. Daarvoor moet hij kind zijn. Siem is een zoon van zijn vader. Ik herken mezelf in dat ventje. Hij rijdt met zijn fietsje, zijn fiets niet met hem. Als ik hem met de fiets naar school breng, springt hij over dorpels en demarreert hij voortdurend. Dan zie ik mezelf rijden. Siem komt dan redelijk fris op school aan en ik met het zweet op mijn rug.”

Dit artikel komt uit CittA
LEES MEER IN CITTA KEMPEN