© Jan Van der Perre

Sterrenchef Roger van Damme fietst al jaren bij de Hoogstraatse Wieler Toeristen

Lijnbussen tonen de foto van Roger van Damme in half Vlaanderen en in ­Antwerpen prijkt de ambassadeur van de Hoogstraatse aardbeien ook op trams. Die reclameboodschap is authentieker dan je denkt, want de gevierde dessertenkoning heeft al veertien jaar een band met Hoogstraten. En dan vooral met de leden van de Hoogstraatse Wieler Toeristen. CittA peilde hoe goed de Antwerpse sterrenchef de pedaleurs kan volgen.

Johan Van Baelen

“Zondag kwam Roger met een nieuwe fiets aan­zetten”, zegt Jan Hopstaken. “Ik heb direct gevraagd of er een moteurke in stak.” “We hebben er allemaal bewonderend naar gekeken. Meer niet”, lacht Marianne, “het was een ­schone.” “Och, ik heb het geluk dat ik ambassadeur van het merk mag zijn”, lacht Roger van Damme over zijn nieuwe Ridley-koersfiets.

De harde kern van de Hoogstraatse Wieler Toeristen (HWT) die ’s zondags met Roger van Damme rijdt, zit ge­zapig op het terras van café Rijkswacht in Hoogstraten. De trainingsrit is achter de rug en het is nog altijd terrasjesweer op hun vaste afspraakplek. Het ideale moment om even te praten over de esbattementen van Roger van Damme op twee wielen. “Ik heb iedereen al het snot voor de ogen gereden (de anderen het nakijken gegeven, red.), maar in ’t begin moet je vooral luisteren”, breekt Roger het ijs in de nog wat stille groep.

“Ja, in ’t begin. Hij wist niet welke kledij aan te trekken”, lacht Jan Adams. “We vertrokken om 8.30u en het was nog een beetje killig. Dus trok Roger een thermovest (vest van neopreen die over andere kleding wordt getrokken in de winter, red.) aan. Tien minuten later was zijn hoofd zo rood als een tomaat. Dat heeft hij snel geleerd.”

© Jan Van der Perre

Mentor Dirk

“In feite is het avontuur nog wat vroeger begonnen in de botanische tuin aan het restaurant”, pikt Roger in. “Omdat ik elke dag in de tuin van Het Gebaar ben, had ik al opgemerkt dat een van de tuinmannen altijd met de koersfiets naar het werk kwam. Dus ging ik hem om raad vragen. Dat was een goed idee, want die man, Dirk dus, werd daarna mijn mentor en de duivel-doet-al van de wielergroep.”

“Ik weet het nog heel precies”, vertelt Dirk Stes zelf. “Ik stond aan het kleine poortje, de scheiding tussen de botanische tuin en de kweekserres aan de zijkant. Hij: ‘Ik ben de nieuwe eigenaar van het restaurant.’ Ik: ‘Het is niet waar, nen Ollander.’ Maar tegelijk peilde ik hem. Ik dacht dat er wel wat in hem zat door de manier waarop hij naar zijn auto dribbelde. Altijd bezig, altijd in beweging. Maar goed, ik ben afkomstig van Loenhout, dus toen Roger te kennen gaf dat hij wel eens wilde meefietsen, ben ik in Loenhout bij wielerclub De Vliegende Ketting gaan vragen of we mochten aansluiten.”

“Dat mocht, dus wij weg”, pikt Roger weer in. “Ik kwam aanzetten met een Koga Miyata, die ik mocht gebruiken”, herinnert hij zich. “Ik weet vooral dat die fiets gewoon te klein was”, reageert Dirk. “En ’t was de allereerste keer dat je met een click­pedaal zou rijden (pedaal die de schoen vastzet op de trapper, red.). Na 30 kilometer sloeg Roger plots een dreef in. Hij wilde per se een tas koffie. Maar eigenlijk wilde hij een rustpauze inlassen en een stukje appeltaart verorberen in Koffiehuis Martens in Meersel-Dreef.”

© Jan Van der Perre

Piepende hartslagmeter

“Enfin, ik heb me dan zelf maar een fiets besteld”, zegt Roger. “Dirk vond dat er een hartslagmeter bij hoorde. Dus liet ik me testen in het Medisch Centrum Nottebohm in Antwerpen. De test was fantastisch, mijn conditie niet. Maar de hartslagmeter zou helpen om me in conditie te brengen. Ik moest trainen binnen een bepaalde zone, die in de hartslagmeter werd ingebracht. Toen we de volgende zondag bij de wielerclub kwamen, ging alle aandacht naar mijn nieuwe fiets. Maar we waren amper vertrokken of mijn hartslagmeter begon te piepen: mijn hartslag zat ver boven de ingebrachte waarden, in het rood dus. Twee kilometer verder moesten we lossen. We zijn dan op onszelf gaan rijden.”

“Ik ben dan op zoek gegaan naar een andere club in de buurt”, zegt Dirk. “En dat werd HWT. Met vier groepen die ­tussen 25 en 30 kilometer per uur rijden hebben zij veel meer keuze: de snelste jongens houden een ­gemiddelde aan van 30 kilometer per uur, de zwaksten van 25.”

“Ik ben begonnen bij de groep van 25 kilometer per uur”, zegt Roger van Damme. “Dat ging wel, met wat duwen. Zelfs de dames moedigden me aan. Voor mij was het vooral een verademing dat ik eens over iets anders kon praten dan over taarten en ­desserts. En Dirk, dat was mijn mecanicien, of we nu samen onderweg waren of niet. Reed ik lek en was ik alleen, dan belde ik hem. Want ik was plompverloren als het over dat soort dingen ging. Anderzijds, als we lek rijden in de groep, dan moet je nooit een hand uitsteken. Onmiddellijk staan er drie, vier mannen klaar die de band in geen tijd hebben hersteld.”

“En zeker als je als vrouw plat valt”, meent Ria. “Behulpzaam zijn ze wel, de heren.”

“Ik herinner me onze kennismaking nog”, valt Roger in. “Het was in het begin en ik zag je aankomen op je rode fiets. Ik dacht: ‘Verdomme, straks word ik eraf gereden door die vrouw op haar rood fietske.’” De repliek van Ria is ontwapenend: “Ik dacht net hetzelfde, ik wilde niet onderdoen voor jou.”

Sterven in het wiel

Om de groep te kunnen blijven volgen, moet er worden getraind, dat had Roger snel door. “We hebben een tijdje in Hoogstraten gewoond. Dan reed ik vaak samen met Dirk naar het werk in Antwerpen. Hij naar de botanische tuin, ik naar het restaurant. Het was voor mij een groot voordeel dat Dirk enorm veel geduld heeft. En ik merkte dat die midweekse training toch wel moest, wilde ik ’s zondags nog kunnen volgen. Toen werd me duidelijk dat de anderen wel zégden dat ze alleen op zondag fietsten. Maar ze trainden ook stiekem bij in de week.”

© Jan Van der Perre

“Natuurlijk moet niemand boven zijn kunnen rijden”, zegt Leo Van Steen, die in het bestuur zetelt. “Ik hou de snelheid van de groep wat in de gaten. Als bestuurslid ben ik extra gemotiveerd om de groep samen te houden.” De Hoogstraatse Wieler Toeristen trachten sponsors te zoeken die zich voor vijf jaar engageren. En daar zitten enkele opvallende bedrijven tussen, zoals Martens Constructies en Industriebouw, De Antilliaanse Feesten, Vuurwerk Knalgoed en fietsenzaak NBike. “Zij dekken onze vaste kosten. We verdienen ook geld met de organisatie van vier wegritten en een veldtoertocht. Onze leden betalen niet meer dan 30 euro verzekeringsgeld”, zegt Leo.

Honderddertig leden

En HWT is populair, getuige het groeiende ledenaantal. In 1994 zijn ze vertrokken met vijf man, nu telt de groep 130 leden, waarvan een derde vrouwen. Marianne Sprengers is een van hen. “Ik ben er zelfs redelijk fanatiek mee bezig”, lacht ze. “Ik fiets minstens twee dagen per week. Maar als er iemand wat minder goed is, dan duwen we hem of haar wat. En we laten niemand achter, zeker niet. We vertrekken samen en komen samen aan.”

© Jan Van der Perre

“Eén keer heb ik de man aan de kop tot de orde geroepen”, zegt Roger. “’Hé, doe eens een beetje normaal”, riep ik. “Meer moest dat niet zijn. Hij had het snel door. Weet je wat soms verraderlijk kan zijn? Het zicht op de kerktoren van Hoogstraten. Die zie je van ver, zodat je gaat denken: oké we zijn er. Maar vervolgens komt die erg traag dichterbij. En soms plagen de gasten ook. Dan leggen ze nog gauw een extra lus in, waardoor die kerktoren nog verder verwijderd blijft.”

Het is duidelijk dat de kern van deze wielervrienden zich heeft gevormd vanaf het moment dat ze samen kwamen rijden in de B-groep. Plaagstootjes horen daar natuurlijk bij. “Zo hadden we Roger wijsgemaakt dat onze groep aan de voet van elk viaduct een sprintje inzette tot de top. Wie eerst bovenkwam zou punten krijgen. Niet dus. Maar hij spurtte die dag aan elke brug alsof zijn leven ervan afhing.”

“En nog blijf ik het afleggen tegen Dirk. Die had me een etentje in Oud Sluis beloofd als ik hem kon kloppen op een viaduct. Oud Sluis bestaat niet meer en ik heb hem nog steeds niet kunnen kloppen.”

Niet veranderd

“Maar wat je vooral moet onthouden is dat Rogers bekendheid geen sikkepit aan hem heeft veranderd. Roger blijft Roger, alleen zijn omvang durft al eens met hem op de loop te gaan”, zegt boezemvriend Dirk.

“Dat is inderdaad moeilijk. De jongste drie, vier jaar kan ik het min of meer op peil houden dankzij het PronoKal-dieet dat ik volg met medewerking van sportarts Chris Goossens”, beaamt Roger.

© Jan Van der Perre

“Roger heeft altijd wel een grote klep, je wordt ­onmiddellijk gewaar of hij erbij is of niet. Maar met hem erbij is er wél animo in de groep”, aldus Jef Vandenbergh. “Zoals die keer dat hij met de auto achter ons aan reed, omdat hij zijn fietsschoenen was vergeten. Gooit hij een bananenschil uit het zijraampje, werd hij door een boswachter naar de kant gemaand: een gasboete voor sluikstorten.”

“Maar hij blijft wel altijd dezelfde”, vult Jef De Bie aan. Ria geeft hem gelijk. “Roger kreeg geen hoge dunk van zichzelf en ging niet naast zijn schoenen lopen. Hij geniet ervan om even van de media weg te vluchten en tussen ons, gewone mensen te zijn”, vindt ze.

“Ik vind dat Roger een grote dankbaarheid naar de club heeft geuit”, aldus Leo Van Steen. “Zijn Roger van Damme Classic zegt voldoende. Roger organiseerde al enkele keren - als de kalender en zijn drukke agenda het toestaan - een rit van Hoogstraten naar zijn restaurant. Daar ontvangt hij ons dan met een brunch met alles erop en eraan.”

“Voor mij telt de sfeer”, licht Roger toe. “De gezelligheid en het familiale karakter van de groep. Zo kwamen ze op de babyborrel van een van mijn zoontjes ineens af met een klein wielertruitje en een klein fietsje. Dat was ontroerend. Zo mooi.”