Direct naar artikelinhoud

Stadse kikker aantrekkelijker voor vrouwtjes dan soortgenoot in bos

De stad doet het seksappeal goed. Dat ondervindt althans de tungarakikker, een kleine amfibie die in Midden-Amerika voorkomt. Mannetjes die in een stedelijke omgeving leven, blijken aantrekkelijker voor vrouwtjes dan soortgenoten die zich in het bos ophouden. Dat ontdekte een onderzoeksteam in Panama.

TungarakikkerBeeld Marcos Guerra, STRI

Het voordeel van de stadse kikkers in de strijd om de vrouwtjes schuilt in de complexiteit van de roep waarmee ze een partner lokken. Hun karakteristieke geluid in paringstijd is opvallender en heeft meer akoestische ‘versieringen’ dan dat van hun tegenhangers in de vrije natuur. Ze laten ook vaker van zich horen, waardoor ze meer kans maken op een partner.

De tungarakikker in de stad kan uitpakken omdat hij zich minder zorgen hoeft te maken over natuurlijke vijanden. Hij loopt minder risico dat hij de aandacht trekt van roofdieren – in zijn geval de vleermuis. Voor de mannetjes in het bos is het lastiger balanceren. ‘Ze mogen niet te veel opvallen, want dan trekken ze roofdieren aan. En als ze te weinig doen, krijgen ze geen vrouwtjes’, zegt dierecoloog Wouter Halfwerk van de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij is eerste auteur van de studie die maandag verscheen in Nature ecology & evolution.

Het gekwaak van de tungarakikker lijkt op het geluid dat veel computerspelletjes voortbrengen. Het mannetje kan dat verfraaien met een soort klikjes, zogenoemde chucks. Dat doet de stadskikker volop, zo is te horen op geluidsopnamen die zijn gemaakt in een bebouwde omgeving en in het bos bij het Panamakanaal. In het laboratorium bleek dat vrouwtjes een sterke voorkeur hebben voor het stedelijke gekwaak boven de roep van de boskikker.

Minder gevaar

Stadsdieren overleven te midden van lawaai, licht en andere verstoringen van de natuurlijke omgeving. Voor de tungarakikker lijkt vooral het licht belangrijk. Vleermuizen houden niet van licht. Dat de stedelingen zich minder druk maken over gevaar bleek ook uit het feit dat onderzoekers de beestjes in de stad dichter konden naderen dan in het bos.

De auteurs hebben geen sluitend antwoord op de vraag in hoeverre de aanpassing van de stadskikker voortkomt uit genetische veranderingen door natuurlijke selectie of uit flexibiliteit van het beestje. Halfwerk: ‘Beide factoren kunnen een rol spelen. Er kan een evolutionaire respons zijn, maar het is ook mogelijk dat de dieren flexibel zijn bij het kiezen van hun gekwaak.’

Opmerkelijk is dat stadskikkers die werden overgeplaatst naar het bos hun lokroep versimpelden. Andersom maakten boskikkers hun gekwaak in de stad niet complexer. Hoe dit verschil kan worden verklaard, moet nader worden onderzocht, zegt Halfwerk.

Evolutiebioloog Menno Schilthuizen, auteur van het boek Darwin in de stad, prijst het onderzoek van Halfwerk c.s. ‘Het mooie van dit onderzoek is dat er meerdere, deels tegenstrijdige factoren worden meegenomen. Veel urbaan-evolutieonderzoek kijkt maar naar één factor tegelijk. Bovendien is er nog maar weinig onderzoek gedaan in de tropen, terwijl daar de urbane biodiversiteit het hoogst is en de steden het snelst groeien.’