© Luc Daelemans

Mensen van Belang: “Mijn vriendin is altijd opgelucht als ik na een duik veilig thuiskom”

Maritiem archeoloog Sven Van Haelst uit Maaseik is Science Officer bij het VLIZ (Vlaams Instituut voor de Zee) in Oostende. Hij heeft meerdere opmerkelijke ontdekkingen op zijn palmares, zoals de vondst van een Amerikaanse bommenwerper Boeing B-17G uit de Tweede Wereldoorlog, op de bodem van de Noordzee. Als duiker was Sven ook actief betrokken bij de zoektocht naar de sinds 2010 vermiste Elke Wevers.

Geert Op ’t Eynde

Hij volgde al op elfjarige leeftijd duiklessen, en als jonge snaak ging hij in de tuin met de metaaldetector op zoek naar oude voorwerpen. Het stond dan ook in de sterren geschreven dat Maaseikenaar Sven Van Haelst (44) ooit maritiem archeoloog zou worden. Vandaag schuimt Sven de bodem van de Noordzee af, op zoek naar kostbare informatie uit het verleden. “Mensen denken soms dat ik de Indiana Jones van de zee ben”, zegt Sven. “Wij worden vaak aanzien als schattenjagers, maar dat is natuurlijk in werkelijkheid niet zo. Wij onderzoeken vooral archeologische vondsten en hun context, om het verleden te kunnen reconstrueren en te duiden. Al komen wij uiteraard nu en dan ook waardevolle ladingen tegen.”

‘Limburgse duikers leggen Nederlands Atlantis bloot’, ‘Eerste duikzoektocht naar Elke Wevers’, ‘Peilen naar de diepste geheimen van de Noordzee’, of ‘Amerikaanse bommenwerper gevonden in Noordzee’. Het zijn slechts enkele koppen van krantenartikels waarin Sven Van Haelst de hoofdrol speelt. Toch blijft Sven erg bescheiden: “Ik was eerder verbaasd en ook vereerd dat jullie mij vroegen om deel uit te maken van deze reeks. Eigenlijk ben ik gewoon iemand die van zijn hobby zijn beroep heeft kunnen maken. Duiken en archeologie, het zijn twee dingen die me altijd heel erg geïnteresseerd hebben”, zegt Sven, die ons ontvangt in het hoofdkwartier van het VLIZ, het Vlaams Instituut voor de Zee, waar hij sinds vorig jaar Science Officer is. Hier liggen meerdere vondsten opgeslagen, zoals botten van mammoeten, maar ook de volledige vleugel van een Messerschmitt en enkele propellers en onderdelen van Amerikaanse, Britse en Duitse vliegtuigen uit de Tweede Wereldoorlog. “Dat zijn uitzonderingen”, vertelt Sven. “De huidige policy van de Unesco 2001-conventie is dat we archeologische sites op de zeebodem zoveel mogelijk in situ bewaren. Slechts nu en dan worden artefacten naar boven gehaald.”

U bent vandaag archeoloog, maar dat was lang niet uw eerste keuze: dat was immers industrieel ingenieur.

“Dat klopt. Laat ik zeggen dat ik al op vrij jonge leeftijd een beetje schoolziek was, en toen ik achttien werd, had ik nog totaal geen idee waar het met mijn leven naartoe moest. Mijn broer, daarentegen, wist al sinds zijn veertiende dat hij burgerlijk ingenieur wilde worden. Ik was een totaal ander persoon, maar bij gebrek aan inspiratie ben ik hem in die richting gevolgd. Ik heb het één jaar gedaan, en het was niet mijn ding.”

Daarna bent u grafische technieken gaan studeren in Gent, waar u in 1996 afstudeerde. Vanwaar die keuze?

“Omdat die richting iets meer praktijkgericht was. In de drukkerij met machines werken, dat had wel iets, vond ik. Ik heb die studie afgemaakt, maar dé grote roeping was dat nu ook weer niet.”

Er ligt dan een periode van zo’n tien jaar tussen uw eerste diploma en uw studies in Leuven. Wat hebt u in de tussentijd gedaan?

“Ik had een diploma, dus de logische volgende stap was gaan werken in die branche. Ik heb onder meer bij een reclamebedrijf in Sittard gewerkt, en later in een drukkerij waar ik calculator/werkvoorbereider was. Maar dat ging zich op den duur wreken: altijd maar binnen zitten achter een computer, dat was niets voor mij. Dus heb ik in 2007 een drastische beslissing genomen en ben ik archeologie gaan studeren aan de KU Leuven.”

Was dat een late roeping, of prikkelde het idee u al langer?

“Archeologie heeft me altijd al geboeid, van kinds af aan. Wij woonden in Maaseik, vlak buiten de oude omwalling. Mijn grootvader had daar ooit een plantenkwekerij, en bij het omspitten van de grond kwamen er geregeld artefacten naar boven. Potscherven en dergelijke, die in een ver verleden op de velden buiten de stadswallen waren terechtgekomen. Ik ging dan opzoeken wat die voorwerpen waren en hoe oud ongeveer. Later ging ik ook met de metaaldetector aan de slag om voorwerpen op te sporen. Dus ja, het heeft er altijd wel wat ingezeten.”

Waarom hebt u als achttienjarige dan niet meteen voor archeologie gekozen?

“Tja, destijds was er allesbehalve werkzekerheid in die sector. Later is de wetgeving veranderd, waardoor er meer en meer archeologisch vooronderzoek dient te gebeuren bij onder andere grote infrastructuurwerken. Toen lagen de kaarten dus plots anders. En ik merkte gewoon ook op persoonlijk vlak dat ik als dertiger veel meer in mijn mars had dan vroeger. Pas op, het was lang niet vanzelfsprekend dat ik op die leeftijd opnieuw ging studeren. Ik had een vaste job, een vast inkomen en een vaste relatie. Dat was voor mij dus best wel een grote stap die ik zonder aandringen van mijn partner Liesbeth niet had durven nemen. Ze zei: ‘Gewoon doen; dromen moet je najagen.’ Ik heb toen van haar en van mijn familie heel veel steun gekregen.”

© Luc Daelemans

U was 33 toen u startte in Leuven. Hoe viel het mee om in de aula tussen de jonkies te zitten?

“Eigenlijk viel dat heel goed mee. Natuurlijk zaten daar in het eerste jaar een hoop snotapen, die net zoals ik destijds totaal geen idee hadden wat ze met hun leven aan moesten. Maar anderzijds waren er ook veel studenten die al heel matuur waren en waar ik goed mee om kon. Daarnaast was er ook iemand die naar zijn pensionering toe ging, maar die nog studeerde, puur uit interesse. Hoe dan ook, die studies waren een hele fijne ervaring; ze waren voor mij een soort van verjongingskuur.”

Ze waren zeer succesvol, want in 2011 studeerde u af met grootste onderscheiding.

“Ja. Maar weet je: je bent ouder, je hebt al wat ervaring, en je ziet tijdens de lessen veel beter wat de proffen belangrijk vinden. Dus, ja…”

Relativeer je het nu niet te zeer? Het blijft een universitaire studie en een mooie verwezenlijking.

“Ja, dat wel. Maar het was dan ook mijn passie, hé. Wat ik moest studeren, interesseerde me echt.”

Vandaag bent u als maritiem archeoloog aan het werk bij het VLIZ, het Vlaams Instituut voor de Zee. Hoe komt iemand uit Maaseik aan de Noordzee terecht?

“Mijn interesse ging vooral uit naar onderwaterarcheologie. Als kind las ik vaak ‘Suske en Wiske’, en daar kwamen af en toe scheepswrakken in voor. Daar was ik ontzettend door gefascineerd. Ik ben dan ook al vrij jong begonnen met duiken; ik was elf toen ik me aansloot bij duikschool Samantha Maaseik. Later ben ik terechtgekomen bij een gezelschap van Belgische amateurarcheologen die in Nederland onderzoek uitvoerden: het Nehalennia Archeologisch Duikteam. Wij doken naar een verdronken Romeinse nederzetting annex heiligdom in de Oosterschelde, nabij de plaats Colijnsplaat. Dus, mijn passie voor maritieme archeologie heeft altijd bestaan. En na mijn studies wilde ik dus ook graag een job in die niche. Zo ben ik via een paar omwegen hier, bij het VLIZ, terechtgekomen.”

Wat doet het instituut precies?

“Het VLIZ is een knooppunt voor marien en kustgebonden onderzoek. Als partner in diverse projecten en netwerken ondersteunt en bevordert het VLIZ de internationale uitstraling van het Vlaams zeewetenschappelijk onderzoek en het internationaal marien onderwijs. Het is sinds 2017 ook een officiële onderzoeksinstelling die zich bezighoudt met marien onderzoek, zoals mariene biologie en geologie, maar dus ook archeologie.”

En wat is uw functie?

“Ik ben als Science Officer verantwoordelijk voor het onderzoek van vondsten die in de Noordzee gedaan worden, bijvoorbeeld bij werkzaamheden. Daarnaast plan en leid ik als wetenschappelijk duiker de duikwerkzaamheden die vanuit het VLIZ op zee worden gedaan.”

U bent dus een soort Indiana Jones van de zee?

(lacht luid) “Ik was al een beetje bang dat die vraag zou komen. Het probleem is dat wij vaak aanzien worden als schattenjagers, maar dat is natuurlijk in werkelijkheid niet zo. Wij onderzoeken vooral archeologische vondsten en hun context om het verleden te kunnen reconstrueren en te duiden. Uiteraard kom je soms wel eens waardevolle ladingen tegen. Zo deed ik vorig jaar mee met de opgraving van De Rooswijk (een schip van de Verenigde Oost-Indische Compagnie dat op 9 januari 1740 verging voor de kust van Engeland. De Rooswijk was vertrokken vanaf Texel, volgeladen met dertig kisten staafzilver en zilveren munten, richting Indië, nvdr). En dan kom je wel in contact met rijke ladingen, hetgeen tot de verbeelding spreekt van de man in de straat.”

De media berichten geregeld over ontdekkingen van vergane galjoenen, volgestouwd met goud en zilver. Maar die worden vaak teruggevonden op exotische bestemmingen, zoals de Caraïben. Liggen zulke schatten dan niet in de Noordzee?

Oh, die kunnen er in principe zéker liggen. Iedereen weet dat Brugge in de middeleeuwen een belangrijke haven en handelsmetropool is geweest, waar volgeladen schepen vertrokken of wilden aankomen maar dan bijvoorbeeld vastliepen op de zandbanken voor onze kust. Of die terechtkwamen in zwaar weer en dan zonken. Er zijn ongetwijfeld zeer veel schepen met een rijke lading vergaan op de Noordzee.”

Hoe komt het dan dat die wrakken niet gevonden worden? De Noordzee is maar een zakdoek groot.

“Die schepen waren van hout, en alles wat boven de bodem uitsteekt, vergaat razendsnel of wordt aangevreten door de paalworm, of teredo navalis. De ladingen verzinken dan weer in de bodem, waardoor het heel erg moeilijk wordt om ze terug te vinden. Dus: er liggen zeer veel oude wrakken in zee, maar ze zitten allemaal onder het zand. Zelfs op sonarbeelden zijn ze dan niet meer te detecteren. Het moet al echt een toevalstreffer zijn om zo’n schip te ontdekken.”

U hebt alleszins al meerdere opmerkelijke vondsten op uw palmares. Zoals een Amerikaanse bommenwerper uit de Tweede Wereldoorlog op de bodem van de Noordzee. Hoe ging dat in z’n werk?

“Wel, op zee zijn er best veel werkzaamheden. Er wordt gevist, er wordt gebaggerd, er zijn werven - zoals de windmolenparken - en noem maar op. Tijdens die werken botst men geregeld op obstakels. Zo is er in de Noordzee ook een hoogspanningskabel aangelegd tussen ons land en Groot-Brittannië, de Nemo Link. En tijdens het leggen van die kabel, lag er plots een wrak in de weg. Wij hebben dat wrak dan kunnen onderzoeken en daaruit bleek dat het een Amerikaanse Boeing B-17G was, een grote bommenwerper die zo’n tien soldaten aan boord had.”

Het is een zeemansgraf voor de piloten en de bemanning. Vindt u op zulke sites na al die tijd nog menselijke resten?

“Dat is zeker mogelijk. Vanaf het moment dat iets onder het sediment terechtkomt, wordt alles zeer goed geconserveerd door de waterverzadigde toestand, de stabiele temperatuur en de zuurstofarme omgeving. Dat maakt dat ook organisch materiaal zeer goed bewaard blijft.”

© Luc Daelemans

Hoe gaan jullie daarmee om?

“Er is een Amerikaanse instantie die niets anders doet dan vermiste soldaten opsporen, van Vietnam tot Irak. Als wij in de Noordzee resten zouden aantreffen van Amerikaanse soldaten, is er een heel protocol dat gevolgd moet worden, van berging, repatriëring tot en met identificatie door de bevoegde Amerikaanse diensten.”

De bodem van de Noordzee herbergt een schat aan archeologische informatie. Wat staat er qua ontdekkingen nog op uw verlanglijst?

“Ik hoop dat we ooit eens een middeleeuws of een Romeins wrak kunnen vinden. Er zijn al Romeinse amforen opgevist die zeer goed geconserveerd waren, dus die wrakken moeten er zeker liggen. Alleen zal het een uitdaging zijn om ze ook effectief te vinden.”

Duiken is niet enkel werk voor u, maar ook een passie, dat is duidelijk.

“Ja, het avontuur trekt me wel aan.”

Het is natuurlijk niet zonder risico; je hoort regelmatig over ongevallen met fatale afloop. Staat u daar bij stil?

“Eigenlijk niet. Als je daar te veel over nadenkt als je het water in gaat, dan blokkeer je. Ik ben me heel bewust van bepaalde risico’s, maar ik probeer daar zo weinig mogelijk bij stil te staan.”

Bent u zelf al ooit in de problemen geraakt onder water?

“Ik heb in mijn carrière toch al best wat incidenten meegemaakt, ja. Ik herinner me nog een duik in de Middellandse Zee, toen ik vooraan de twintig was. We waren met z’n drieën en, macho als we waren, hadden we het plan opgevat om heel diep te gaan. Té diep, zo zou blijken. Want één van ons verloor op grote diepte ei zo na het bewustzijn; hij reageerde nog amper door stikstofnarcose of dieptedronkenschap. Dus moesten wij hem redden. Op 40 meter diepte kwam hij stilaan weer bij en sloeg hij een beetje in paniek. Maar we konden niet meteen naar boven, we moesten nog zeker drie kwartier ‘trappen’ doen (stops op verschillende dieptes, nvdr). En onze lucht geraakte stilaan op… Op een bepaald moment hebben we dan met drie man de allerlaatste lucht in één van onze flessen moeten verdelen om de rit te kunnen uitzingen.”

Dat klinkt beangstigend.

“Tja. Op zo’n moment is er één credo: alleen kalmte kan je redden. Zolang er lucht is, is er leven. Als wij met z’n drieën in paniek waren geraakt en naar de oppervlakte waren gegaan, dan hadden we gegarandeerd een decompressieongeval gekregen. Met alle gevolgen van dien. Misschien waren we dan wel verlamd. Of erger.”

Hoe staat uw partner Liesbeth tegenover uw gevaarlijke beroep?

(lacht) “Liesbeth was zelf duiker, zo hebben we elkaar leren kennen. Het klassieke verhaal van de instructeur en de leerling die verliefd worden. Dus ze weet wel waar ik mee bezig ben, en ze weet wat de risico’s zijn. Maar ze weet ook hoe graag ik dit doe, en ze gunt me mijn passie. Maar als ze weet dat ik ga duiken, is ze toch wel opgelucht wanneer ik ’s avonds veilig thuiskom.”

U was als duiker ook betrokken bij een zoekactie naar de sinds 2010 vermiste Elke Wevers.

“Dat klopt. In Bergerven, Neeroeteren, in 2012. Dat was een vrijwillige zoekactie met de duikclub van Maaseik op vraag van de ouders; het gerecht had daar niets mee te maken. Die zoekactie heeft echter geen concrete aanwijzingen opgeleverd. Maar ook dat was goed voor de ouders, ze hebben een piste kunnen uitsluiten.”

Bent u ook nog bij andere zoekacties betrokken geweest?

“Ja, ik ben vroeger vaker ingeschakeld toen de brandweer van Maaseik nog geen eigen duikers had. Toen stond ik al op een lijst van vrijwilligers. Dan kwamen wij in actie om lichamen van drenkelingen boven te halen, of om autowrakken in het kanaal te lokaliseren.”

We hadden het daarnet al even over uw partner Liesbeth. In welke sector werkt zij?

“Ze is kinesiste/manueel therapeut van opleiding en is nu aan de slag in het bijzonder onderwijs waar ze vooral met kinderen met autisme werkt.”

Jullie hebben ook een zoontje, Wolf (9). Hoe trots is hij op zijn papa, de archeoloog?

“Hij vindt het wel tof dat zijn papa altijd op zee is, en regelmatig mag gaan duiken.” (lacht)

Is hij ook geïnteresseerd in geschiedenis?

“Wel, ons zoontje is speciaal; je moet weten dat hij het syndroom van Down heeft, dus zijn beleving is anders. Mentaal is hij veel jonger dan zijn leeftijd…”

Jullie verhuisden een jaar geleden van Maaseik naar West-Vlaanderen. Hoe groot was die stap?

“Dat viel op zich wel mee voor Liesbeth en mij. Voor Wolf was dat wel anders; hij zat op een speciale school in Maaseik waar hij al zijn vriendjes had en waar hij plots weg moest. Dat was het ergste van onze verhuizing: hem weghalen uit zijn vertrouwde omgeving. Maar eens wij merkten dat hij het hier ook wel leuk vond, beterde dat al snel. Maar voor mij persoonlijk? Ik leefde hier eigenlijk al bijna een halfjaar voor we verhuisden. Mijn caravan stond hier letterlijk op het terrein. Ik sliep daar, en ’s morgens kwam ik hier in de gebouwen douchen. (lacht) Ach, ik ben altijd iemand geweest die veel van huis was. Na mijn studies ben ik twee maanden in Sagalassos (een grote antieke stad in Turkije die floreerde in de Hellenistische en Romeinse periode, en die het levenswerk is van professor-emeritus Marc Waelkens van de KU Leuven, nvdr) geweest voor opgravingen, dan weer een maand gaan duiken op de Waddenzee, of een paar weken een scheepswrak gaan opgraven in Engeland, tot buitenlandse conferenties; noem maar op. Reizen en het avontuur opzoeken, dat is echt wel iets voor mij.”

Dus u bent tóch een beetje Indiana Jones?

“Ja, misschien een klein beetje. (lacht) Ik wil dan ook graag deze boodschap nog meegeven aan wie dit leest: jaag je dromen na en durf daarin risico’s te nemen. Dat is mij alleszins zeer goed bevallen.”

Wie is Sven Van Haelst?

  • Werd geboren op 25 oktober 1974 in Maaseik
  • Groeide op in Maaseik
  • Woont sinds november 2017 in Oostkerke (Damme)
  • Is samen met Liesbeth Sleven en heeft een zoon, Wolf (9)
  • Liep middelbare school in het Koninklijk Atheneum van het Gemeenschapsonderwijs in Maaseik waar hij wiskunde-wetenschappen volgde
  • Studeerde een jaar industrieel ingenieur in Hasselt en haalde een bachelor in de grafische technieken aan EGON Hogeschool Gent
  • Startte in 2007 met zijn studies archeologie aan de KU Leuven, waar hij in 2011 afstudeerde met grootste onderscheiding
  • Werkte onder meer als metaalvormgever en ontwerper/calculator alvorens hij als archeoloog aan de slag ging
  • Was in 2012 site supervisor op de archeologische site van Sagalassos, Turkije
  • Werkte van 2013 tot 2017 als maritiem erfgoedonderzoeker bij het Agentschap Onroerend Erfgoed
  • Is sinds juni 2017 Science Officer bij het VLIZ (Vlaams Instituut voor de Zee) in Oostende
Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Aangeboden door onze partners

Lees meer