Direct naar artikelinhoud
John John & Missy

Je zingt een liedje, ook al kun je niet zingen. John John gromt dat hij liever ‘Despacito’ hoort

Je zingt een liedje, ook al kun je niet zingen. John John gromt dat hij liever ‘Despacito’ hoort
Beeld Geert Joostens

Bart Eeckhout is opiniërend hoofdredacteur bij De Morgen en papa van John John (8) en Missy (4).

Plots heeft hij er last van. Buikpijn. Zowat elke avond, vlak voor het ­slapengaan, komt dezelfde klacht terug. “Papa, mijn buik doet pijn.” Het is meer dan een strategie om langer op te blijven. Soms zegt je zoon het al als je hem ’s avonds ophaalt in de opvang. Buikpijn. Alweer.

Vanuit je eigen kindertijd weet je dat buikpijn voor een kind niet noodzakelijk buikpijn betekent. Of toch niet enkel dat. Buikpijn is een codewoord. Het is een verzamelnaam voor alles wat een kind voelt wanneer het niet ongedwongen blij en gelukkig is. Buikpijn is wat een kind dat gepest wordt, voelt. Buikpijn is wat het voelt wanneer intens en intiem verdriet onverwerkt blijft. Buikpijn is wat het voelt als het fysiek belaagd is. Buikpijn is niet om te lachen, ook als het niet echt is.

Buikpijn is een codewoord. Het is een verzamelnaam voor alles wat een kind voelt

Al snel heb je een idee over wat bij je zoon wel eens aanleiding kan gegeven hebben voor zijn malaise. Aan de vooravond van een toets ­lijken de klachten altijd in hevigheid toe te nemen. In het weekend is er meestal niks aan de hand. Altijd is Kortjakje ziek. Midden in de week maar ’s zondags niet.

Nu is die Kortjakje een plantrekker, terwijl John John zich soms echt wel niet lekker voelt. Dat is vreemd. En ook weer niet. Sinds dit jaar komt hij geregeld met een puik rapport naar huis. Het idee dat het soms wat minder kan zijn – toch ook lang niet mis – bezorgt hem de krampen. Letterlijk dus, blijkbaar. Ook hij lijkt te lijden aan de combinatie van perfectionisme en faalangst. Familietrekje, zullen we maar zeggen.

Klem tussen hamer en aambeeld

Als hij je weer mooie toetscijfers voorschotelt, zeg je dat je blij bent. Maar je zegt ook dat het oké is als het een keer minder goed gaat. En je doet wat je altijd doet. Je zingt er een liedje bij, ook al kun je niet zingen. “Leef met je eigen talent. Iedereen is mooi. Als je bent wie je bent.” Hij gromt en zegt dat hij liever ‘Despacito’ hoort.

Zo zit je weer waar ouders zo vaak zitten: klem tussen de hamer en het aambeeld van tegenstrijdige adviezen. Natuurlijk wil je dat je kinderen gelukkig zijn. Maar je zou liegen als je zei dat je niet ook wil dat ze hun best doen op school.

Zo zit je weer waar ouders zo vaak zitten: klem tussen de hamer en het aambeeld van tegenstrijdige adviezen

Hij wil uitvinder worden. Dan moet je natuurkunde studeren, zeg je. Je schoof hem al eens een wetenschapsboek voor kinderen toe uit de bibliotheek. Maar je hebt hem ook gezegd: dan moet je goed zijn in ­wiskunde. Dat was bedoeld als motivatie.

Het gaat wat beter, nu jullie dit met elkaar hebben besproken. Je zegt dat hij over een paar jaar al meer van wiskunde zal begrijpen dan jij ooit gekund hebt. En dat je dan met hem samen een nieuwe poging zult ondernemen om het onder de knie te krijgen. Dat vindt hij een ­aantrekkelijk en realistisch doel. Weer iets om naar uit te kijken. Voor jullie allebei.