Direct naar artikelinhoud
Column

"Na twee dagen op de Stubai-gletjser ben ik helemaal om"

Snowboarder Seppe Smits in actie tijdens de Winterspelen van Sotsji 2014.Beeld BELGA

Hans Vandeweghe is sportjournalist bij De Morgen.

Bijna vier jaar heb ik gewacht om dit stukje te schrijven, vooral omdat er geen goede aanleiding was, maar eerst even dit. Een column is een karikatuur. De neus is altijd langer dan hij in werkelijkheid is. In journalistiek mag dat niet: je mag wel een mening hebben over de neus, maar de neus moet de juiste afmetingen hebben.

Zo heb ik ooit columnistisch geschreven dat de Afrikanen in geen honderd jaar wereldkampioen voetbal worden en de redenen die ik toen aanvoerde, werden als racistisch gelabeld, terwijl ik gewoon de sportrealiteit een beetje scherp verwoordde. Wat ik toen niet goed had ingeschat, was de ik-ben-beledigdcultuur van de lange tenen.

Hans Vandeweghe.Beeld Karel Duerinckx

Ooit heb ik over het onmogelijk huwelijk journalist-columnist in de fitness van het pershotel van de NBA Finals 1998 in Salt Lake City een gesprek gevoerd met Rick Reilly, toen bij Sports Illustrated, later ESPN. Voor hem was het simpel: “De mensen over wie ik schrijf, weten niet wie ik ben, ze ontmoeten mij nooit, ik zit in het decor als een roofdier en ik sla toe. Soms laat ik hen leven, soms beginnen ze pas te leven als ik over hen schrijf, soms schrijf ik hen dood.”

Reilly kreeg toen 350.000 dollar per jaar betaald voor één stukje per week. Verplaatsingen waren op kosten van het bedrijf, woon-werkverkeer ook: hij woonde in Colorado Springs en de redactie was in New York.

Toen ik zei hoe ik dat combineerde, zei hij dat ik gek was en vroeg of ik nog nooit slaag had gekregen. Neen, wel eens belaagd door fans van een lokale voetbalclub, maar slaag niet. Ook wel eens uitgespuwd. Of een klacht bij de Raad voor Journalistiek aan mijn been van een gestoorde.

De draak steken met snowboarders

Maar goed, herinnert u zich nog dat we in 2014 met veel bombarie naar de Winterspelen zijn getrokken? Tenminste, zo kwam het op mij over. Het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité had toen gedaan wat ze altijd heel goed doen (en dat is ongeveer het enige): een mooie spot maken. Daarin figureerden onze snowboarders, want die hadden wij – land van geen sneeuw – ineens en ze maakten nog een kans op een medaille ook. De spot was op muziek van Jacques Brels ‘Le plat pays’ en onze snowboarders deden hun ding op gras en zand.

Jammer, het liep minder gesmeerd dan verwacht met die medaillekansen en toen schreef ik een column waarin ik de draak stak met slopestyle, het snowboarden waarbij de jury punten geeft voor sprongen en voor tricks, in de lucht of op rails en andere dingen die normaal nooit in de sneeuw staan.

Ik vroeg in een eerdere column of je snowboarder wordt omdat je op je hoofd bent gevallen, of op je hoofd valt omdat je snowboarder bent

Ik vroeg in die column ook of je snowboarder wordt omdat je op je hoofd bent gevallen, of op je hoofd valt omdat je snowboarder bent. Ten slotte lachte ik ook met onze nummer één in die sport, Seppe Smits. Die was al uitgeschakeld nog voor de Spelen goed en wel waren begonnen en ik suggereerde om de volgende keer op sneeuw te snowboarden in plaats van op gras en zand.

Dat was allemaal grappig bedoeld, en heel veel mensen hebben er ook mee gelachen. Tegelijk was het een beetje pijnlijk voor wie erin figureerde, maar alles koelde zonder blazen en kort daarna maakte ik kennis met een paar mensen van Sneeuwsport Vlaanderen. Aardige lui, die het goed meenden met hun sport. Ze waren er het hart van in, van die column, en ik was er het hart van in dat zij er het hart van in waren.

Cum laude geslaagd

Dit jaar kreeg ik het voorstel om mijn vrienden de snowboarders op locatie te volgen in hun trainen en leven in de bergen. Vorige week heb ik twee keer duizend kilometer gereden, twee dagen hoog op de Stubai-gletjser doorgebracht, mijn ogen de kost gegeven, veel gepraat, ook een beetje geskied (anders is het moeilijk om daar te komen en weer weg te geraken) en ten slotte de atleten op bezoek gehad.

Ik ken nog steeds niks van dat hele slopestyle, maar ik zal kijken en ook als het misgaat (maar het gaat goed deze keer) zal ik mij niet aan hen vergrijpen

Jawel, op bezoek gehad. Zelden meegemaakt dat topatleten – we hebben het over de wereldkampioen en de vierde van het laatste WK – zelf hun auto nemen en bij mij in de bar bij een spuitwatertje hun verhaal komen doen. Goed opgevoede jongens, niet de minste dikke nek en gek van hun sport waarvan ik de complexiteit en de achterliggende cultuur een beetje beter begrijp.

Ze waren duidelijk gebrieft om mij niet alleen het leven niet tot een hel te maken, maar mij zelfs met alle egards te behandelen en mij voor hun zaak te winnen. Daar zijn ze cum laude in geslaagd. Ik ben helemaal om. Let wel, ik ken nog steeds niks van dat hele slopestyle, maar ik zal kijken en ook als het misgaat (maar het gaat goed deze keer) zal ik mij niet aan hen vergrijpen. Integendeel, ik zal er een mooi verhaal over proberen te schrijven. Reilly had gelijk: een columnist mag niet te veel journalist zijn, maar een goed gevoel aan een reportage overhouden, is ook veel waard.

Seppe Smits met een trick tijdens de big air-competitie in Milaan, vorig jaar.Beeld EPA