Wat erg voor u
Twee weken terug hadden wij een jeugddienst over gerechtigheid. Daarin hebben wij gebeden voor de nood van de wereld. Mensen die het niet breed hebben. Wij leerden dat wij van onze rijkdom kunnen delen. En dat veel goeds onnadenkend gebeurt: ‘Wanneer hebben wij u dan gevoed, gekleed of gehuisvest?’
Dat veel goeds onbewust gebeurt, bleek direct na de dienst. Thuisgekomen zagen wij dat een stel armoedzaaiers een voorschot had genomen op onze mededeelzaamheid. Met een steen door de ruit hadden zij zich toegang tot ons huis verschaft en bij hun uittocht namen zij een laptop, een iPad, telefoons en een portefeuille mee. Het lag allemaal op een onverschillig hoopje in ons oplaadcentrum. Even heb ik overwogen om achter hen aan te gaan en ook de codes te overhandigen. Ik was nog vol van de preek. Maar toen ik de rommel zag die ze gemaakt hadden, zag ik daarvan af. Matteüs zegt alleen dat wij gastvrij moeten zijn en niet dat wij daarbij chaos hebben te accepteren. En dat was hier echt het geval.
het grote woord: chaos
En daarmee is het grote woord eruit: chaos. Zo’n inbraak verstoort de fragiele orde van ons leven en stort je in de chaos. De hele zondagavond en een groot deel van de maandag ben ik zoet geweest met opruimen. De rommel in huis was zo gedaan. Glas weg, laden dicht schuiven, kleding op stapeltjes terug, medicijnen en toilettassen weer zo terug duwen in de kast dat de deur weer dicht kan enz. Waren wij zo mee klaar. Maar toen kwam de echte chaos. Bankpas blokkeren. Maar ze hebben ook de iPad en dan kunnen ze misschien ook bij de bankzaken-app. En hoe zit het met de code voor de iPad, de Apple-id, het telefoonabonnement, het rijbewijs, de bibliotheekpas? Elke keer kwamen er weer nieuwe dingen bij. Weer bellen. Maandagavond had ik alle netwerken waar ik mee verbonden was afgesloten. Opgelucht haalde ik adem. Rust, eindelijk rust.
Maar toen kwam de opbouwfase. Hoe treed je weer toe tot al die netwerken? Nieuwe pas voor de bank, nieuwe simkaart, nieuwe telefoon. En elke keer weer bellen naar een helpdesk. Praten over dingen waar ik niets van begrijp: ‘Meneer, dan moet ik u nu een code mailen, die u dan kunt invoeren. Kunt u mij even het nummer van uw telefoon geven?’ ‘Maar mevrouw, ik bel u nu juist omdat ik geen telefoon of computer meer heb.’ ‘O wat vervelend voor u, meneer. Maar ik moet u toch echt een code sturen ter verificatie, anders kan ik niets voor u doen. Het is in uw eigen belang en met het oog op uw veiligheid.’
Op enig moment werd ik voor een nieuwe simkaart door de helpdesk van Ben verwezen naar de Mediamarkt, vandaar naar de T-Mobile shop, toen weer naar de Ben-helpdesk, toen naar de website (dat kunt u gewoon zelf invullen) en toen die invuloefening geblokkeerd bleek weer naar de Ben-helpdesk. Monomaan begon ik alles op te dreunen: naam, geboortedatum, postcode, huisnummer, de eerste lp die ik gekocht heb, naam van de hond van mijn eerste vriendin. En elke keer dat: O, wat vervelend voor u.
compassie te over
Helpdesk-medewerkers, winkelpersoneel, collega’s, politieagenten, iedereen reageerde uitermate empathisch. ‘O, wat vreselijk voor jullie. Het idee dat ze in je huis geweest zijn, is nog het ergste. Dat ze aan je spulletjes hebben gezeten.’ Terwijl Jezus elke keer juist verordineert om vreemden te ontvangen en onze kinderen wekelijks vreemde kinderen met snottebellen en vieze nagels in huis halen. Om over onze vrienden maar te zwijgen. Het is met de gastvrijheid in Nederland niet goed gesteld, zo leerde ik.
En dan belt een dag na de inbraak slachtofferhulp (de naam alleen al). Heel vriendelijk en op een uiterst professioneel betrokken toon zei de sociaal werker: ‘Meneer Dekker, ik heb begrepen dat er bij u is ingebroken en ik dacht, ik informeer toch even hoe het nu met u gaat … En de kinderen?’
In het rijtje mensen dat het koninkrijk der hemelen mag binnen gaan, noemt Jezus niet ‘zij die empatisch zijn’. Ik geef hun ook weinig kans. Hij noemt terecht alleen degenen die daadwerkelijk en praktisch nood lenigen.