
Menselijke schedel en dijbeen ontdekt tijdens restauratie van Sint-Martinuskerk in Hombeek
Tijdens de restauratie van de Sint-Martinuskerk in Hombeek, bij Mechelen, zijn menselijke botresten gevonden in nissen. Dat gebeurde vorig jaar al, maar de stad maakte dat nu pas bekend. De schedel en het dijbeen dateren uit de 15e tot 17e eeuw. De resten zijn onderzocht door archeologen en nadien opnieuw ingemetseld in de kerk.
"De menselijke resten werden gevonden in steigergaten - een soort van nissen - aan weerzijden van de poort van de Romaanse toren die daar nog staat", vertelt Erwin Meylemans, archeoloog bij het Agentschap Onroerend Erfgoed, die deze vondst heeft opgevolgd.
"De gaten zijn niet zo groot, 20 bij 20 centimeter, maar wel vrij diep, omdat daar vroeger de balken werden ingestoken om te werken aan de toren. De gaten waren dichtgemetseld. Toen ze werden opengemaakt tijdens de restauratie van de kerk, bleek dat rechts een schedel zat en links een dijbeen."

De resten werden gedateerd in het Koninklijk Instituut voor Kunstpatrimonium (KIK). "We hebben er een koolstofdatering op uitgevoerd", zegt Mathieu Boudin van het KIK. "De schedel dateert van 1500 tot 1660 en het dijbeen van 1440 tot 1620."
Vrouw tussen 31 en 51 jaar
Verder onderzoek door een antropoloog wees uit dat de schedel afkomstig was van een vrouw tussen 31 en 51 jaar. Het dijbeen is van een volwassen man of vrouw, ouder dan 17 jaar. "Op basis van verder onderzoek bleek dat ze geen ziektes of trauma's hadden, het waren 2 gezonde mensen", zegt archeoloog Erwin Meylemans.
Op de schedel was een koperverkleuring te zien. Misschien van een siernagel van een doodskist of een sieraad dat aan het hoofd was vastgemaakt
Het is niet zeker of de resten ooit begraven zijn geweest. "Daar hebben we geen idee van", zegt Meylemans. "Op de schedel was wel een spoor van koperverkleuring te zien, van een klein object zoals een siernagel of een kopspeld. Misschien afkomstig van beslag van een doodskist of van een sieraad dat aan het hoofd was vastgemaakt."

Op het dijbeen werden knaagsporen gevonden. "Dat betekent dat die resten wellicht een tijdje open hebben gelegen, waar er dieren aan konden. Misschien in een opengestelde nis of een knekelput, waar knaagdieren toegang toe hadden."
Waarom werden resten daar ingemetseld?
De archeologen weten niet waarom de schedel en het dijbeen precies op die plek werden ingemetseld. "Het zou een ritueel kunnen zijn, maar dat gebeurde vooral in de middeleeuwen", legt Meylemans uit.
"We vermoeden dat de inmetseling is gebeurd in het begin van de 19e eeuw. Misschien hebben ze op dat moment een deel van het kerkhof geruimd en zijn ze menselijke resten tegengekomen en hebben ze het als een soort van folie ingemetseld."
Meestal worden menselijke resten in de grond gevonden, onder de vloer van de kerk. Dit soort van vondsten komt een pak minder voor
Het is niet zo uitzonderlijk dat er in en rond kerken menselijke resten worden gevonden. "De laatste jaren zijn er wel wat werken geweest in en rond kerken, bijvoorbeeld om vloerverwarming te leggen, en daar duiken wel meer menselijke resten op. Maar meestal is dat onder de grond: buiten op het kerkhof of binnen in de kerk, onder de vloer. Dit soort van vondsten, in nissen, komen een pak minder voor."
Na onderzoek werden de menselijke resten teruggegeven aan de kerk. Ze werden intussen op dezelfde plek opnieuw ingemetseld.