Politici moeten niet over waarden praten.
Een serieuze discussie over ‘normen en waarden’ moet beginnen met de definitie van het verschil tussen die twee. Ik verdenk Jan-Peter Balkenende er nog steeds van dat hij zo snel ‘nommewaarde’ kon zeggen, omdat het onderscheid hem niet belangrijk leek. Maar dat is het wel.
Normen zijn regels voor gedrag, die gelden voor alle burgers en bezoekers van een land en die kunnen verschillen van de normen in andere landen. In Nederland toeteren we zo min mogelijk in het verkeer; in Calcutta claxonneert iedereen. Ook is kenmerkend voor normen dat er altijd uitzonderingen bestaan, maar dat we het daar wel over eens kunnen worden. Zo is een norm dat we stil zijn in het theater of in de bioscoop, met tegelijk de uitzondering dat we hard ‘brand’ mogen roepen als we rook ruiken.
Dat is heel anders met waarden, zoals verdraagzaamheid, eerlijkheid, respect, vrijheid en rechtvaardigheid. In de achttiende eeuw waren de eerste westerse missionarissen in China verbaasd om te ontdekken dat de Chinezen dezelfde waarden hoog hielden als wij in West-Europa, maar zonder godsdienst of metafysica. Later bevestigden historici en sociologen dat een beschaving ook een islamitisch of boeddhistisch fundament kan hebben.
Frits Bolkestein
Natuurlijk zijn er verschillen. Met ‘waarden’ moeten we vaak een afweging maken: de VS hechten bijvoorbeeld bijzonder aan de vrijheid van meningsuiting, de Duitsers meer aan het voorkómen van kwetsende situaties. Maar dat betekent nog niet dat we Amerikanen mogen verwijten dat ze niets geven om respect en verdraagzaamheid, of Duitsers dat ze geen oog hebben voor vrijheid. Wetten en juridische uitspraken definiëren in ieder land zo goed mogelijk een evenwicht – dat per land zal verschillen – in de frequente situaties dat twee waarden met elkaar conflicteren.
Daarom is het zo verdrietig dat – te beginnen met VVD-leider Frits Bolkestein in zijn beruchte NRC-interview in 1994 – Nederlandse politici blijven beweren dat we de westerse waarden moeten beschermen tegen invloed uit het Zuiden of uit het Oosten. Dat is gewoon een stok om de moslimimmigranten mee te slaan en vaak een diepe belediging van hun kinderen en kleinkinderen. En wat moeten de Indonesiërs of de nazaten van de dwangarbeiders in Suriname denken van onze westerse waarden na alle brutaliteit van 350 jaar kolonialisme?
Politici horen niet te spreken over ‘waarden’, omdat ze dan altijd uitkomen op een foute vorm van nationalisme. Ze moeten hun energie richten op het handhaven en versterken van normen, en wetten maken die naleving van normen voor iedereen bevorderen.
gevaarlijke vragen
Als de Nederlandse Zorgautoriteit eindelijk een beter stelsel ontwerpt voor de beprijzing van de zorg, zullen dokters en ziekenhuizen minder frauderen met hun rekeningen. Als de politie en de woningcorporaties in Tilburg en Eindhoven meer doen tegen illegale wietplantages, zal de misdaad in Midden-Brabant afnemen. Als dat lukt, kunnen we meer trots zijn op Nederland. En dan gaat het om het naleven van normen, niet om politieke retoriek over waarden.
Ook de moeilijke dilemma’s van het vluchtelingenbeleid kunnen we het meest zuiver via handhaven van normen aanpakken. We hebben lesprogramma’s voor het basisonderwijs. Komen er dan scholen die de normen niet halen, doordat bijvoorbeeld te veel kinderen thuis geen Nederlands spreken, dan is dat een reden om een oplossing te zoeken: zulke kinderen spreiden over meer scholen, extra leerkrachten aanstellen, minder vluchtelingen toelaten, of uitkeringen verlagen voor volwassenen die nog geen Nederlands spreken – we kunnen al zulke maatregelen onderzoeken, invoeren of afwijzen, zonder foute en gevaarlijke vragen te stellen over de waarden van de ander.