Direct naar artikelinhoud
InterviewOlivier Deschacht

‘Mijn liefdesleven is blijkbaar heel interessant’

Olivier Deschacht: 'Het enige wat ik echt mis aan het voetbal, is winnen.'Beeld Thomas Sweertvaegher

Op het voetbalveld is hij al een hele tijd niet meer te zien. Maar dat het competitiebeest in Olivier Deschacht (43) nog steeds springlevend is, bewijst hij nu in Special Forces. ‘Ik ben een klootzakske geweest, maar in topsport moet je dat zijn.’

Het nummer 3 is een constante in het leven van Olivier Deschacht. Met dat nummer op de rug dweilde hij jarenlang de linkerflank af bij voetbalclub RSC Anderlecht. Met hetzelfde nummer rond zijn arm is de oud-voetballer nu te zien in Special Forces, waarin Deschacht − samen met tien collega-BV’s − wordt overgeleverd aan de grillen van een stel norse ex-specialforcesoperatoren wier missie erin bestaat het deelnemersveld zo snel mogelijk te decimeren.

Dat doen ze door Deschacht en co. in Zuid-Afrika te onderwerpen aan een hele reeks moordende fysieke en psychologische uitdagingen. Er wordt gelopen, gezwommen, gesprongen, gekropen en gedoken tot zelfs de taaiste exemplaren uit het BV-gild kraken.

Niet meteen een plezierreisje dus. Toch twijfelde Deschacht geen seconde toen hem de vraag werd gesteld of hij wilde deelnemen. “Ik heb het eerste seizoen gezien”, vertelt hij. “Toen al vertelde ik aan iedereen die het wilde horen: als ze me daarvoor vragen, doe ik mee.”

Wanneer een paar maanden later op Instagram een bericht binnenloopt met exact die vraag, denkt de ex-voetballer aanvankelijk dat het om een grap van een van zijn vrienden gaat. “Maar het bleek effectief iemand van de productie te zijn, die me liet weten dat ik op de longlist stond. Toen ik dat wist, ben ik me meteen een beetje beginnen voor te bereiden.”

Mag ik dat enthousiasme moeilijk te begrijpen vinden? We hebben het over een programma waarbij deelnemers constant over hun grenzen worden geduwd door een aantal ex-militairen die er − zo lijkt het toch − het grootste plezier in scheppen hun gezag nog één keer te laten gelden.

“En toch vond ik het een aanlokkelijk idee. Je wordt inderdaad uit je comfortzone gehaald en je moet dingen doen die je in normale omstandigheden nooit zou doen. Maar juist dat trok me aan. Ik weet bijvoorbeeld dat ik veel slaap nodig heb en dat ik die slaap tijdens die opleiding niet zou krijgen. Ik wilde wel eens weten wat dat met me zou doen. Je leert ook nieuwe mensen kennen en bovendien werd het programma in Zuid-Afrika opgenomen. Ik heb nog nooit langer dan 6 uur gevlogen. Dus ook dat zag ik als een buitenkans.”

Eenmaal uit het vliegtuig werd de hele groep meteen in de oceaan gedropt. Wat een hallucinante eerste aflevering opleverde, waarin te zien was hoe jullie slechts ternauwernood aan land raakten. Was je na die eerste opdracht nog steeds even enthousiast?

“Die opdracht was heel heftig. Ze hebben Nora (Gharid, PD) uit het water moeten redden, waarna ze de uren nadien zeewater bleef uitkotsen. Ook Ismaïl (Abdoul, PD) is twee keer uit het water gehaald. Ikzelf had op het eind ook een reddingsboei nodig om aan land te raken. Het was hallucinant. Om de 5 seconden kregen we een golf van 2 meter hoog over ons heen. Terwijl de sterke onderstroom aan je voeten sleurde.

“Zonder begeleiding hadden daar echt rampen kunnen gebeuren. Akkoord, er zaten redders in het water, maar daar waren wij ons op dat moment niet van bewust. Al was dat blijkbaar de bedoeling. We moesten die proef als gevaarlijker ervaren dan ze in werkelijkheid was. Kwestie van ons uit onze comfortzone te trekken. Dat ze daarin zijn geslaagd, is een understatement.” (lacht)

Wil je na zo’n desastreuze eerste opdracht niet meteen op een vliegtuig richting Zaventem stappen?

“Neen, omdat die eerste opdracht op een vreemde manier ook meteen voor een groot groepsgevoel zorgde. Het was een zeer intense ervaring, de helft van de groep kwam al huilend uit de zee. Waar er aanvankelijk nog wat afstand was tussen de deelnemers, viel die na die zwemproef helemaal weg. Ik heb nog steeds dagelijks contact met de andere deelnemers en alle afleveringen bekijken we in groep.”

Hoe heb jij je op Special Forces voorbereid?

“Door weer wat meer te gaan sporten. Ik probeerde drie keer in de week toch iets te doen. Eens naar de fitness, wat bokstrainingen, gaan lopen. Maar geen extreme dingen. Ik ben niet met een rugzak van 15 kilo gaan joggen of in de zee gaan zwemmen. Dat laatste ging trouwens ook niet. Het programma is in januari opgenomen, ik kon toch moeilijk in het putje van de winter in de Noordzee springen. (lacht)

“Ik heb voor de opnames begonnen 3 maanden lang geen druppel alcohol gedronken. Ook dat heeft me deugd gedaan. Maar eigenlijk kun je niet voorbereid zijn op wat er in zo’n programma op je afkomt. Ik heb een heleboel dingen gedaan waaraan ik me in normale omstandigheden nooit zou wagen. Van rotsen springen, door donkere tunnels kruipen, met een loodgordel aan in een meer springen om vervolgens op de bodem te wachten tot ze je komen redden.

“Had je me op voorhand verteld dat ik dat allemaal zou doen, ik zou je gek verklaren. Maar zodra ik boven op zo’n rots stond, was het gewoon de knop omdraaien en springen. Ik wilde niet uit het programma gezet worden omdat ik iets niet durfde. Op zo’n moment komt de winnaar in me naar boven.”

Die ‘winnaar’ heeft misschien wat context nodig voor wie Deschacht alleen als nummer 3 uit Special Forces kent. Voor hij zich aan dat militaire avontuur waagde, was Deschacht vooral een Anderlecht-icoon. Zeventien seizoenen lang speelde hij bij de recordkampioen. Goed voor één beker van België, acht landstitels en 602 wedstrijden. Een aantal dat hem nog steeds tot recordhouder maakt bij paars-wit. Na een afscheid in mineur bij de club van zijn hart − er werd hem telefonisch meegedeeld dat zijn contract niet werd verlengd − speelde hij achtereenvolgens bij Lokeren en Zulte-Waregem. Pas op zijn 40ste hing hij uiteindelijk zijn voetbalschoenen aan de haak.

Je hebt heel lang aan topsport gedaan. Was deelnemen aan Special Forces een manier om dat gevoel van tot het gaatje te moeten gaan nog één keer op te roepen?

“Neen, omdat ik dat gevoel ook niet mis. Het klinkt misschien vreemd, maar ik mis het voetballen niet. Ik kon er bij Zulte Waregem nog een seizoen bij doen, en ik heb aanbiedingen gekregen van verschillende ploegen in lagere afdelingen. Maar het ging gewoon niet meer. Ik kon het niet meer opbrengen. De spons was volledig uitgewrongen.

“Trainen op een ijskoud veld, met je handschoenen en je muts aan, om dan pas na een half uur echt warm te krijgen. Het kostte me steeds meer moeite om daarvoor in de auto te stappen. Ook op fysiek vlak werd het steeds moeilijker. Na een zware training kon ik ’s morgens nog amper mijn bed uit. Francky Dury, toen trainer bij Zulte, stelde voor om een aantal trainingen over te slaan. Maar dan dreigde ik op wedstrijddagen tekort te schieten. Ik heb het als speler altijd van mijn inzet en mijn fysieke kracht moeten hebben. Ik was geen Mbark Boussoufa of Kevin De Bruyne, spelers die met een flits een wedstrijd kunnen beslissen.

“Het voetbal is ook veranderd. Het is allemaal veel professioneler geworden. Vroeger arriveerden we om kwart voor 10 op de club en stonden we een kwartier later op het trainingsveld. Dat is tegenwoordig ondenkbaar. Voor je je voetbalschoenen mag aantrekken, moet je een hele reeks oefeningen doorlopen. Daar had ik geen zin meer in. Het enige wat ik echt mis, is winnen. Het gevoel dat je krijgt wanneer de scheids zo’n match affluit. En het vieren achteraf in de kleedkamer met de ploegmaats.”

En de aandacht die bij het statuut van profvoetballer bij Anderlecht hoorde. Mis je die?

“Vroeger was ik Olivier Deschacht van Anderlecht, nu ben ik ‘den dienen van Special Forces’. (lacht) Blijkbaar zijn ze die twintig jaar als voetballer al vergeten. Dat is wel even wennen. Maar het is wel fijn om nog eens in the picture te staan. Daar moet ik niet flauw over doen.”

Afgaande op het aantal recente artikels in het archief van DPG Media viel het de voorbije jaren wel mee met die anonimiteit.

(lacht) “Telkens als ik met een vrouw ga eten, komt dat op een of andere manier in de krant. En wanneer ik een paar weken later dan eens alleen op restaurant zit, is dat blijkbaar opnieuw stof voor een artikel. Het moet zijn dat mijn liefdesleven veel mensen interesseert. Ik doe er nu wat lacherig over, maar leuk is dat eigenlijk niet. Zeker omdat ik die aandacht niet opzoek. Maar ik ga graag naar festivals en ik ga graag op restaurant. En het liefst doe ik dat in aangenaam gezelschap.

“Ik zou zo’n prille relatie ook liever rustig laten groeien. Maar wanneer na twee of drie etentjes zo’n verhaal in de krant verschijnt, zorgt dat sowieso voor extra druk. Mensen worden beïnvloed door hun omgeving of houden gewoon niet van die aandacht. Vaak wordt dan ook nog wat rondgebeld in de omgeving van zo’n meisje of wordt haar verleden uitgespit. Dat maakt het er allemaal niet makkelijker op.”

Maar de handdoek in de ring gooien is − ook op amoureus vlak − geen optie?

“Tuurlijk niet. Ik ben nog maar 43 jaar. Mijn leven moet nog beginnen. Ik heb mijn carrière gehad, ik ben met pensioen en kan nu eindelijk van het leven genieten. En natuurlijk zou het leuk zijn om dat samen met iemand te kunnen doen. Iemand die dezelfde interesses heeft en die vooral om kan met de rugzak die ik meedraag.”

Wat bedoel je daarmee?

“Ik ben een gescheiden man en ik heb twee kinderen. In de week dat zij bij mij zijn, staat mijn leven in het teken van hen. Daar moet je als partner mee om kunnen. Ik ben ook ex-profvoetballer. Ik heb bereikt wat ik wilde bereiken en daardoor heb ik nu wat meer vrije tijd dan bij iemand anders. Ook dat speelt een rol. Maar ik wil me daar niet te veel zorgen over maken. We zien wel wat de toekomst brengt.”

Die vrije tijd wordt tegenwoordig steeds vaker opgeslorpt door je televisiewerk als voetbalanalist. Ligt daar je toekomst?

“Ik heb altijd graag voetbal gekeken. Nu word ik daarvoor betaald. (lacht) Bovendien werk ik bij Play Sports en Eleven met een toffe crew, met wie het leuk discussiëren is over het spelletje. Dat analistenwerk is alleszins iets wat ik wil blijven doen.”

Zit de Anderlecht-stempel die je onvermijdelijk met je meedraagt daarbij niet in de weg?

“Dat denk ik niet. Gert Verheyen is toch ook een icoon bij Club Brugge? En Franky Van der Elst heeft bijna zijn hele leven bij die club gespeeld. En toch worden ze allebei als uitstekende analisten beschouwd. Dan moet het toch ook kunnen dat er nu iemand vanuit de Anderlecht-hoek bij komt? Maar ik snap wat je bedoelt. Tijdens Anderlecht-Genk, bijvoorbeeld, had ik misschien iets strenger moeten zijn voor de thuisploeg. Daar heb ik achteraf wel behoorlijk wat commentaar op gekregen.”

Net als het nummer 3 dat hem lijkt te achtervolgen, is ook die kritiek een terugkerend fenomeen bij Deschacht. Op het veld was hij misschien wel een van de meest gehate spelers bij niet-Anderlecht-fans. Maar ook ernaast was er altijd wel kritiek. In Special Forces zeurt Deschacht omdat hij zijn oordopjes moet afgeven, wordt hij nukkig als er geen eten is en gaat hij in discussie met de instructeurs als die hem net iets te hard pushen. Allemaal zaken die − alweer − tot schampere commentaren leiden. Er is bij Deschacht blijkbaar geen sprake van grijs, alleen van zwart-wit. Je bent voor of je bent tegen. Een middenweg is er niet. De ex-voetballer ligt er niet meer wakker van.

Olivier Deschacht.Beeld Thomas Sweertvaegher

“Ik heb een olifantenvel gekweekt. Ik volg ook totaal niet meer wat er op sociale media over mij geschreven wordt. Ik krijg soms dingen doorgestuurd door mensen die me willen laten weten wat er zoal over me gezegd wordt, maar eerlijk, dat interesseert me niet. Die kritiek en commentaar zijn er altijd geweest, ik heb me daar bij neergelegd. Iedereen heeft haters. Zelfs Ronaldo en Messi, de grootste spelers aller tijden.

“Toen ik bij Anderlecht speelde, was ik een makkelijk doelwit. Op een gegeven moment was ik de enige Vlaming in de kern. Dan is het ergens logisch dat ik geviseerd werd. Waarom zou je een Pool of een Tsjech uitfluiten als er ook iemand als ik op het veld staat.”

Bij Special Forces draaien de camera’s constant. Ook op mindere momenten. Was je niet bang voor het beeld dat daardoor zou ontstaan?

“Neen, waarom zou ik? Mijn carrière zit erop, ik hoef toch niet meer van mijn imago wakker te liggen? Ik ben nu eenmaal wie ik ben. Ik ben niet op mijn mond gevallen. En als er dingen zijn waarmee ik niet akkoord ben, zal ik dat ook zeggen. Neem nu die oordopjes. Ik ben een heel slechte slaper. Het minste lawaai houdt me wakker. Ik heb die dingen dus echt nodig.

“Nu, ik snapte uiteindelijk wel waarom oordopjes not done zijn bij de Special Forces. Je moet tijdens zo’n missie altijd waakzaam zijn. Stel je maar eens voor dat de vijand ’s nachts plots in je slaapkamer staat omdat je die door je oordopjes niet hebt horen aankomen. Dat zou belachelijk zijn.

“Weet je wat voor mij het grootste compliment is wanneer het over Special Forces gaat? Dat mijn vrienden en familie zeggen: ‘Ollie, je bent gewoon jezelf op tv.’ Ik ben soms een beuzak. Ik weet dat. Ik ben een winnaar. Ik heb carrière gemaakt juist omdat ik een beuzak ben. Niet omdat ik de vriendelijkste, sociaalste of behulpzaamste ben. Ik ben soms een klootzakske geweest. Wil je het in de topsport maken, moet je dat ook zijn.

“Ik ben nog steeds diezelfde winnaar. Alleen duurt de ontgoocheling wanneer ik verlies tegenwoordig iets minder lang. Ik kan het wat beter plaatsen. Na een verloren padelmatch lukt het me tegenwoordig zelfs om achteraf in de kantine iets te drinken. Vroeger reed ik dan meteen naar huis. (lacht) Ik ben wat dat betreft wel iets rustiger geworden.”

Ex-wielrenster Ine Beyen vertelt in interviews dat ze na de opnames van Special Forces als een ander persoon naar huis vloog. Kun je haar begrijpen?

“Toch wel. Zelf ben ik een stuk zelfstandiger geworden sinds die week in Zuid-Afrika. Ik ben daar beginnen te beseffen hoe verwend ik eigenlijk was. Van jongs af aan werd alles voor me gedaan en geregeld. Eerst door mijn moeder, daarna door mijn prachtige ex-vrouw en wanneer je voor de beste club van België speelt, staat ook daar altijd iemand voor je klaar. Je kleren zijn opgevouwen, je schoenen staan klaar, wanneer je honger hebt kun je aan het buffet aanschuiven en het kleinste pijntje wordt meteen professioneel weg gemasseerd. In Zuid-Afrika was daar allemaal geen sprake van. Daar moest ik plots alles zelf doen. En ik heb gemerkt dat ik dat eigenlijk wel fijn vind.”

“Ook fysiek ben ik een stuk sterker uit dat programma gekomen. Slaaptekort was voor mij vroeger altijd een probleem. Tijdens Special Forces heb ik in een week tijd amper geslapen. Er zaten luidruchtige krekels in die tent, om het uur moest er wel iemand naar het toilet en ik had dus geen oordopjes om die geluiden te dempen. Maar tot mijn verbazing merkte ik dat ik ook zonder slaap kon functioneren. Sindsdien heb ik er veel minder problemen mee om het eens met een paar uur minder slaap te doen.

“Ook met honger kan ik beter overweg, na wat we daar hebben meegemaakt. Het komt er eigenlijk op neer dat ik daar geleerd heb dat een mens veel sterker is dan hij denkt. Ik had getraind op tien burpees (fitnessoefening, PD) en op twintig keer pompen. Maar toen het er echt om ging en ik gepusht werd, kon ik er wel honderd. Het zit allemaal in je hoofd. Special Forces is veel meer een mentale dan een fysieke uitdaging.”

Over naar een zo mogelijk nog belangrijker bijzaak. Gaat Anderlecht dit weekend met de landstitel lopen?

“Ik blijf dat een heel vreemd idee vinden. Anderlecht heeft tot nu toe nog geen enkele wedstrijd gespeeld waarbij ik dacht: hier staat een kampioenenploeg op het veld. Het zou heel raar en zelfs surrealistisch zijn om Anderlecht dit weekend de titel te zien vieren. En toch zou het zomaar kunnen.”

Spreken we dan van een verdiende kampioen?

“Het cliché wil dat elke kampioen de titel verdient. Dus dan zal dat voor Anderlecht ook wel gelden. Ik vond ze heel goed verdedigen. Brian Riemer (trainer van Anderlecht, PD) heeft een goed blok neergezet. Het is een moeilijk te bekampen ploeg. Daar moet je ze credits voor geven.

“Trouwens, stel dat Club Brugge de titel pakt, hebben zij dat dan verdiend? Ik vind van niet. Ze hebben amper één maand goed gespeeld. Union zou de meest logische kampioen zijn. Die ploeg had los kampioen moeten spelen. Maar in de play-offs hebben ze het laten afweten. Je kunt dan zeuren over het competitieformat, waarbij de punten gehalveerd worden, maar eigenlijk is ook dat onzin. Je weet toch op voorhand hoe die competitie in elkaar zit?”

Ben je zelf een voorstander van de play-offs?

“Zeker. Als voetbalfan kun je alleen maar blij zijn met die extra matchen tussen de beste ploegen van de competitie. Toppers vind ik altijd leuk. Alleen die halvering van de punten hoeft wat mij betreft niet. Ook niet om de spanning erin te houden. Er zal echt niet elk jaar een ploeg met meer dan 10 punten voorsprong de reguliere competitie afsluiten.”

Hoe heb je de voorbije jaren naar de gang van zaken bij Anderlecht gekeken?

“Toen ik er in 2018 vertrok, stond een grote verjongingskuur gepland. Er werd tabula rasa gemaakt. Van de materiaalman tot de dokter en de trainer. Alles moest vernieuwd worden. Dat leek me geen slecht idee. Zeker omdat er dankzij Marc Coucke ook voldoende middelen waren om dat te doen. Maar alles wat ze sindsdien hebben gedaan is mislukt.

Olivier Deschacht.Beeld Thomas Sweertvaegher

“Ik ben blij dat ze er na al die miserie opnieuw staan. Al was het maar omdat ik de voorbije zes jaar niks anders heb moeten doen dan Anderlecht verdedigen. (lacht) Tegelijk blijf ik voorzichtig. Wil Anderlecht zijn voet weer naast die van de andere topclubs zetten, moeten ze de titel nu echt wel pakken. Gebeurt dat niet, dan wordt dit − ondanks de tweede plaats − toch weer een seizoen om zo snel mogelijk te vergeten.”

Zit je zondag in het stadion?

“Neen, maar niet omdat ik niet graag meer naar Anderlecht ga. Meteen na mijn afscheid, dat niet in de beste omstandigheden is verlopen, ben ik er een tijdlang niet meer geweest. Dat was te moeilijk. Maar ik ben er nog steeds een graag geziene gast. Ik heb daar twintig jaar gespeeld en heel veel mooie momenten meegemaakt. Maar zondag zal het me er net iets te druk zijn. Ik heb geen zin om constant aangeklampt te worden en voor de zoveelste keer dezelfde verhalen te moeten vertellen.”

Dan liever aan de zijlijn bij FC Destelbergen, waarvoor je zoon Luis voetbalt?

“Zeker, ik ga altijd kijken wanneer hij speelt. Maakt niet uit wanneer. Dat is mijn favoriete hobby. Bij elke actie − goed of fout − zoekt Luis contact met mij. Die interactie vind ik heel leuk.”

Wat voor voetbalvader ben je?

(lacht) “Een net iets te aanwezige, vrees ik. Maar ik kan het niet helpen. Wanneer ik zie dat er dingen tactisch niet kloppen, durf ik hem weleens een tip te geven. Soms misschien iets te vaak, terwijl ik weet dat ik dat beter zou opsparen voor na de match. Maar dat is nu eenmaal hoe ik in elkaar zit. Hij speelt op de linkerflank, net als ik vroeger. Alleen is hij rechtsvoetig terwijl ik links ben. Ik blijf wel altijd positief. En ik merk ook dat hij de dingen snel oppikt. Soms zeg ik hem iets en doet hij daar in zijn volgende actie al iets mee. Dat is wel leuk om te zien.”

Wordt hij zo goed als zijn vader?

“Daar ben ik niet mee bezig. Volgend jaar gaat hij wel bij Racing Gent spelen, dat is toch een stapje hogerop. Maar een carrière als profvoetballer? Dat hoeft niet. Mocht hij later in derde of vierde klasse kunnen spelen, zou dat al een droom zijn. Het belangrijkste vind ik dat hij zich amuseert. En dat hij wil winnen. Dat ook natuurlijk.”