Oxfam in Haïti. © REUTERS

Ex-werknemer getuigt over wantoestanden: “Ngo’s zijn de nieuwe kolonisten”

Nu de geest uit de fles is in Haïti en ngo’s hun ‘goddelijke’ status schandaal per schandaal zien afnemen, proberen ze de schade in te perken door commissies op te richten en actieplannen tegen seksueel en ander wangedrag te ontvouwen. “Dit is wel hét moment voor hervorming”, zegt een Antwerpse gedesillusioneerde ex-ngo-werker. “Net zoals in 1803 zit Haïti volop in de strijd om het juk van het kolonialisme van zich af te werpen. Niks nieuws onder de zon. Ngo’s zijn de nieuwe kolonisten.”

Sylvia Mariën

Het begon allemaal met Vlaming Roland Van Hauwermeiren, de ex-topman van Oxfam Groot-Brittannië in Haïti ten tijde van de desastreuze aardbeving in 2010. Hij gaf geld aan Haïtiaanse vrouwen in ruil voor seks, en mogelijk waren daar ook minderjarigen bij. Hij en collega’s hielden seksfeestjes en er is sprake van misbruik, lastigvallen en intimidatie.

Gisteren liet de Haïtiaanse minister van Planning en Externe Samenwerking Aviol Fleurant weten dat Oxfam destijds “niet de morele en ethische verantwoordelijkheid heeft genomen om de autoriteiten in te lichten” toen die “verwerpelijke”, mogelijk zelfs “criminele” feiten aan het licht kwamen. “Oxfam Groot-Brittannië beging de fout om het recht van slachtoffers op een burgerlijke schadeloosstelling te verhinderen.” Daarom heeft hij nu voor twee maanden de vergunning van het Britse Oxfam ingetrokken en komt er een onderzoek. Als er dan een rechtszaak komt, moet het volgens Fleurant mogelijk zijn om Van Hauwermeiren aan Haïti uit te leveren. Als dat niet lukt, wil Haïti zich burgerlijke partij stellen, “of we zullen de slachtoffers bijstaan als ze zich burgerlijke partij stellen”.

Verlossers

Een volledige ban van de Oxfamactiviteiten is er dus niet, de afdelingen in Italië, Spanje en Quebec kunnen wel doorgaan met hun projecten in Haïti.

“Je ziet, Oxfam kan gewoon z’n gang blijven gaan. De regering heeft dat geld te zeer nodig. En dus is het voorlopig enkel een politiek verhaal, helaas.” Dat zegt een Antwerpse ex-werknemer van Oxfam en andere ngo’s. Zij maakt samen met een ex-collega en vriend een treffende analyse van de ngo-problematiek – want er kwamen de afgelopen dagen allerhande wantoestanden naar boven – nadat ze allebei de machtige sector totaal gedesillusioneerd hebben verlaten. Beiden hebben gemengde roots, zijn opgegroeid in Haïti, opgeleid in Europa en teruggekeerd om iets te kunnen betekenen voor ‘hun’ land in hun jobs voor internationale ngo’s. Na jarenlange teleurstelling proberen ze nu als ondernemers en sociaal werkers op een andere manier een verschil te maken.

“Haïti komt weer eens in het nieuws als een plek waar armoede en corruptie schering en inslag zijn en duurzame oplossingen zowat onbestaande. Het is een bezworen reputatie”, zegt Judy (een fictieve naam). “Een reputatie die zowel door de ‘oude’ als de ­‘nieuwe’ wereld zo is geconstrueerd om Haïti te isoleren en te domineren. Het publiek krijgt keer op keer het verhaal van verwoesting en wanhoop met dwang gevoederd. De kolonisten zijn misschien al tweehonderd jaar weg, maar hun macht is gebleven. Nu zijn het de ngo’s die onze ‘verlossers’ zijn – goedbedoelende individuen en organisaties met de missie ons te ‘ontwikkelen’ en te ‘redden’.”

Wonen wordt onbetaalbaar

In realiteit zagen Judy en haar collega hoe de hulporganisaties een complete samenleving ontwrichtten, en dat voor jaren. “Het begint al bij de aankomst van ngo’s na de aardbeving in 2010. Ik zag Haïtiaanse families van zes verhuizen naar tweeslaapkamerappartementen omdat ze hun huur niet meer konden betalen. De ngo’s dreven de prijzen zodanig op omdat ze bereid zijn om het even wat te betalen. Voor een huis met drie slaapkamers betaalden ze 6.000 dollar (4.880 euro, red.) per maand, voor een groter huis met tuin en zwembad 10.000 dollar (8.130 ­euro, red.). Dat was in 2010, maar nu nog steeds heerst er een soort van vastgoedcrisis. De nieuwere huizen en gebouwen staan leeg, want er zijn veel minder ngo’s ­actief (ten tijde van de aardbeving waren het er maar liefst 10.000, Haïti werd dan ook ‘de ngo-republiek’ genoemd, red.). Maar voor de lokale families zijn de vastgoedprijzen in Haïti nog steeds te hoog. Het is nu pas dat er woonprojecten door privé-investeerders uit de grond worden gestampt die zich richten op middenklassers of mensen met een lager inkomen.”

“Het personeel van de Verenigde Naties betaalt wel nog steeds belachelijk hoge bedragen. Ik ken een kerel die voor een wereldvoedselprogramma van de VN werkt die 3.000 dollar (2.440 ­euro, red.) per maand te besteden krijgt, alleen al voor huur, dus bovenop zijn salaris. En het salaris van VN-personeel kan oplopen tot 13.000 dollar (10.570 euro, red.) per maand, plus premies afhankelijk van het soort land waarin ze verblijven. Om de zes weken mogen ze het land uit, op betaald verlof ...”

Programma’s op maat van ngo’s

“Voor internationaal ngo-personeel bedraagt het gemiddelde loon, all-in, zo’n 4.000 dollar (3.250 euro) per maand. Voor ­locals is het zowat de helft, wat nog heel hoog is naar Haïtiaanse standaarden. Daarom zijn internationale ngo’s in Haïti de top­tewerkstellers. Ze wedijveren dus met internationale én lokale bedrijven voor personeel. Dat rechtvaardigen ze met de uitleg dat anders niemand in een crisisland zou willen werken.”

“We leven al lang niet meer in vrijwilligerstijden”, zegt Judy. “De afgelopen dertig, veertig jaar is de wereld van ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp danig veranderd onder druk van een kritisch publiek. Toverwoorden werden ‘duurzaamheid’, ‘diversificatie’, ‘lokale verantwoordelijkheid’ en ‘professionalisering’. Zo ontstonden de super-ngo’s, multinationals die steeds verder afdreven van hun eigen roots en de roots van de samenlevingen waarin ze actief zijn. Alles moet efficiënt zijn, uit te drukken in koude getallen, tabellen en tijdlijnen. Lokale initiatieven worden doodgedrukt, want de internationale ngo’s delen de lakens uit. Donors zoals de EU en USAID bijvoorbeeld schrijven programma’s met overheidssteun uit waaraan locals nooit kunnen voldoen, op maat van internationale ngo’s – soms letterlijk tussen pot en pint. Of ngo’s spreken onderling af welk programma interessant is, of ze verpatsen het op hun beurt aan ‘onderaannemers’. Dat kunnen ook weer donors zijn, andere ngo’s of kleinere organisaties. Daarom gaat er maar een kwart van het geld naar de begunstigden. Maar je kunt dus nooit buiten die ngo’s. Zij hebben het geld en de touwtjes in handen.”

Machtiger dan minister

Het zijn de ngo’s die dus de ware machthebbers zijn, leggen Judy en haar ex-collega uit. Het is een perverse cyclus die een land uitholt, een systeem dat zichzelf voedt. De ngo’s worden sterker, lokale structuren zwakker. “Ik heb in Haïti zelf gezien hoe directeurs van regeringsdepartementen toestemming vragen aan ngo’s om triviale uitgaven te doen, het onderhoud van wagens bijvoorbeeld, of – echt waar – de aankoop van wc-papier.”

“Je kunt je voorstellen dat iemand als Roland Van Hauwermeiren het in zo’n situatie perfect oké vindt om lokale vrouwen te misbruiken. Als hoofd van een internationale ngo had hij meer dan 50 miljoen Britse pond (56,8 miljoen euro, red.) ‘ter beschikking’, hij had meer macht dan een minister”, zegt Judy. “Door de enorme bureaucratie binnen ngo’s zijn mistoestanden zoals seksueel misbruik of agressie niet te managen. Personeel opereert in een omgeving zonder rechtsstaat en hun eigen macht maakt hen quasi immuun. Slachtoffers hebben geen verhaal tegen hun ‘helpers’, het zijn namelijk hun ‘helpers’ zelf bij wie ze een klacht moeten indienen, want de autoriteiten zijn buitenspel gezet. Als ngo’s al een onderzoek voeren, dan blijft het een intern geheim.”

Mislukte prestigeprojecten

“Het seksisme bij de ngo’s is alom”, vertelt Judy. “Een manager met wie ik heb samengewerkt, heb ik eens horen zeggen dat het een schande was dat zijn ngo meedeed aan programma’s die werkten aan het versterken van vrouwen, omdat de vrouwen “toch geen goeie vrouwen meer” waren … Terwijl de essentie van hulp toch om empowerment draait? Dan moet je weten dat de bars en ‘nachtclubs’ die in de grote tentenkampen werden opgezet, gefrequenteerd werden door humanitair personeel om te drinken en te feesten, dan ben je maar één stap verwijderd van seks met kwetsbare meisjes en vrouwen.”

Judy en haar collega zagen hoe ngo’s een samenleving verlamden in plaats van versterkten. “Ik heb bijvoorbeeld ooit op een project gewerkt dat mensen in een sloppenwijk ondersteunde bij het telen van hun eigen groenten. Maar zelfs drie jaar na de aardbeving waren ze gewend om van de ngo geld te krijgen voor dat soort werk, ‘cash for work’ heet dat. De vorige projectmanager had hen beloofd dat ze geld zouden krijgen als ze groenten op hun dak zouden telen, en ik deed dat dus niet, dus ik werd bedreigd. Een prestigeproject was dat. Die projectmanager was bang om aan de donor te vertellen dat het project niet werkte, de mensen in de sloppenwijk hadden nooit groenten op hun dak geteeld. En dus had hij geld beloofd om mooie foto’s in zijn rapport te kunnen stoppen.”

Crisisverslaafd

“En na een paar jaar raken ontwikkelingswerkers een land gewoon beu”, zegt Judy. “Na twee jaar in Haïti vertelde iemand me: ‘Ik moet hier weg, het is te saai. Ik heb een goeie ouwe oorlog nodig.’ Een maand later trok hij naar ­Syrië. Dat soort mensen zijn ­crisisverslaafden, ze hebben ­honger naar de adrenaline van destructie en miserie.”

“Ik getuig niet omdat ik de hulpsector wil vernietigen, want het ís belangrijk om levens te redden en landen in crisis te steunen. Maar we moeten daarvoor een ander paradigma vinden. Een duidelijke tijdsbepaling voor humanitaire interventie bijvoorbeeld. Lokale en nationale structuren versterken. En misschien is er een globale commissie nodig die de sector reguleert. Het is nú tijd voor hervorming. Net als in 1803 bevindt Haïti zich midden in de strijd om het juk van het kolonialisme van zich af te gooien.”