Direct naar artikelinhoud
InterviewLale Gül

Lale Gül: ‘Ik ben dood voor mijn moeder. Dus is ze dood voor mij’

‘Als ik een taxi bestel, check ik eerst of het een Turkse chauffeur is en denk ik erover na of hij me zal herkennen en tegen me zal zijn’Beeld Linda Stulic

Na bestsellerdebuut Ik ga leven, waarin ze afrekende met haar streng islamitische opvoeding, kreeg ze doodsbedreigingen. In haar nieuwe boek schrijft Lale Gül (26) over de depressie achter al haar bravoure. ‘Die seksclub, wat ordinair, zullen mensen zeggen.’

Vrijheid, waarschuwt schrijfster en Parool-columniste Lale Gül haar lezers in het voorwoord van haar nieuwe boek, is niet geschikt voor tere zieltjes. Ik ben vrij gaat over wat die vrijheid haar sinds de publicatie van haar debuut Ik ga leven heeft gekost. Of liever: haar streven naar vrijheid. Want zo moeten we haar boektitels zien, als voornemens.

“Die vooral de lading niet dekken.” Ze lacht er zelf spottend om, een van de mechanismes waarmee ze het tere zieltje beschermt dat ze zelf toch óók heeft. Ze verloor het contact met haar familie, werd en wordt verguisd en bedreigd om de bestseller die een boze breuk was met haar moslimachtergrond: de consequenties zijn als een zak met stenen die ze elke dag op haar rug moet dragen.

Man up! Grow some balls!’, hield ze zich voor toen er na de publicatie van Ik ga leven geen weg terug meer was, met de borst vooruit achter het boek gaan staan dat niet zomaar een boek was, maar haar eigen verhaal. In Ik ben vrij laat ze zien wat er achter de bravoure schuilt. De ‘oester-ik’ als het gaat om diepe gevoelens opent zich, geeft zichzelf niet meer de kans weg te lachen, te negeren, te verdoven.

De opiniemaakster Gül roert zich zeker ook. In tirades over ‘kamp links’, dat in haar een extreemrechtse pionier wilde zien, over de Nederlandse rechtsstaat, waarin een geradicaliseerde bedreiger na een ‘pietluttige’ straf vrijkomt. Bij discussies met vrienden, waarin ze vaak moet constateren dat er geen overeenstemming zal komen – “en dat is ook prima.”

Maar het kloppende hart van haar boek zijn de gesprekken die Gül, vastgelopen, depressief, vol schuldgevoel en walging van zichzelf, met haar psychiater aangaat. “Het is superintiem en superkwetsbaar”, vertelt ze in een café, uitkijkend over een plein vol bedrijvigheid. “En ik ben me heel bewust van alles wat het straks weer zal teweegbrengen.”

Dit boek gaat niet meer schuil achter het predicaat ‘roman’, het is een-op-een Lale. Zelf verschuilt ze zich ook niet meer, niet hier althans, ze hoeft niet per se in een stil hoekje te zitten – mochten mensen haar herkennen en meeluisteren, dan deert het haar niet. Een quickscan maken op gevaar is in dit café overbodig. “Hier zitten alleen maar witte mensen. Op plekken waar het diverser is, ben ik meer op mijn hoede.”

Zie je op tegen de heibel die er ongetwijfeld zal komen als je weer volop in de media treedt, en dan met dit zo mogelijk nóg persoonlijker verhaal?

“Ik vind het nu vooral spannend dat we morgen zullen filmen. Ik ga met een cameraploeg de Jordaan in voor een docuserie over mijn leven.”

Ik denk dan: wat haal je jezelf op de hals?

“Er is heel veel interesse in hoe ik alles beleef. En het lijkt me leuk om terug te kijken naar toen, twintig jaar geleden. Ik hou ervan als dingen worden gedocumenteerd, als de tijdgeest wordt vastgelegd. Ik kijk ook graag terug naar beelden van Theo van Gogh, Pim Fortuyn. Ik denk niet dat ik spijt krijg, je weet ook nooit wat er zal gebeuren.”

Besef je hoe onheilspellend dat klinkt, zeker als je die namen noemt? Je nieuwe boek gaat ook over je onveiligheid, hoe je altijd alert moet zijn voor mogelijk gevaar.

“Zo bedoel ik het niet, het is meer dat ik niet weet welke kant mijn leven opgaat. Blijf ik schrijven? Ga ik de politiek in? Ben ik straks een huismoeder met drie kinderen? Dan is het leuk om met die documentaire terug te kijken naar de ontvangst van mijn tweede bestseller.”

Is dit weer zo’n ‘gekke Lale’-moment als je in je boek beschrijft? Iets totaal impulsiefs doen onder het motto ‘If it doesn’t kill me...’

“Precies. Vrienden die eerst zouden meegaan, zijn ook afgehaakt omdat ze zich er toch niet prettig bij voelden. Ik doe het omdat ik het wil, al schaam ik me later misschien dood. Zoals ik me nu doodschaam voor mijn eerste columns, die lees ik met kromme tenen. Ik had niet verwacht dat ik drie jaar later zo’n andere smaak zou hebben, ik ben veel trotser op wat ik nu schrijf.

“Maar nu komt dit boek uit, met lezingen en televisieoptredens, een theatertournee, misschien weer tripjes naar het buitenland. Straks verschijnt de Engelse vertaling van Ik ga leven, het wordt verfilmd. Ik denk: laat er maar camera’s bij. Dan snappen de mensen misschien ook beter wat ik bedoel als ik zeg dat mijn leven niet normaal is, voor veel mensen is het toch ver van hun bed. Beeld bereikt veel meer mensen dan woorden.”

Over die woorden: je schrijverschap heeft zich snel ontwikkeld, maar dat gaat misschien gelijk op met jouw eigen ontwikkeling. Zoals je in je boek schrijft: je voelt je eerder vijftiger dan twintiger.

“Ik ben een oude ziel. Ik ben weer aan het daten en met mannen van mijn eigen leeftijd klikt het gewoon niet. Ik vind ze zo onwetend, ze leven te zeer dag per dag, ze hebben zo’n individualistische kijk op de wereld. Onder leeftijdsgenoten voel ik me soms echt een alien.

Lale Gül: 'Ik ben heel moeilijk in de omgang.'Beeld Linda Stulic

“Ik leef op zo’n ander level, ik ben altijd bezig met het nieuws, ik lees veel, ik ben een podcastjunk en ik weet daardoor heel veel. Bovendien heb ik in razend tempo zoveel meegemaakt dat ik het gevoel heb mijn hele jeugdigheid te hebben overgeslagen.”

Komt het ook doordat je zoveel verantwoordelijkheids- en schuldgevoel met je meedraagt?

“Ja, voor mijn broer en zus vooral, voor alle opmerkingen die zij krijgen door mij. Voor alle familieleden die mijn achternaam dragen. Alles wat ik zeg of schrijf wordt uitgelegd als: zij haat ons. Ik hou mezelf voor: wat maakt het uit, ik zie ze niet meer. Maar ik zit er wel mee.

“Mijn broer is advocaat op de Zuidas en conservatief, hij deelt mijn meningen niet en zit er niet op te wachten dat mensen op hem afkomen en mij een heldin noemen. Mijn zus is 13. Ze zit op de Koranschool, waarop ik afgeef in mijn boeken en op televisie. Alles wat ik zeg is in die contreien not done en daar heeft ze heel veel last van.

“Had ik wel het recht haar met mijn boek zo te belagen? Zij krijgt continu de negativiteit over zich heen, het heeft haar karakter gevormd en ze wordt nog veel strenger opgevoed omdat ze bang zijn dat zij net zo mondig wordt als ik.”

In je nieuwe boek probeer je in dialoogscènes de nuances van het debat weer te geven. Maar je kunt wel genuanceerd willen zijn, straks gaat het toch vooral over die seksscène.

“Ja, iedereen begint nu al over die swingersclub, ze vinden het ‘gedurfd’, zeggen ze.”

Terwijl je er niet zozeer mee provoceert, maar simpelweg je sensuele kant niet wenst te onderdrukken. Toch voed je zo wel de haters, of ze je nu ‘gewoon’ exhibitionistisch vinden of het vanuit godsdienstig oogpunt veroordelen.

“‘Zie je wel, we zeiden al dat ze een hoer was, maar ze ís ook echt een hoer.’ Ik ben me er zeer van bewust dat mijn broertje en zusje daar straks weer door worden overrompeld. Vierhonderd pagina’s, maar dát is waar ze het over zullen hebben. Dat is de domheid van de mens. Maar waarom zou ik me laten beteugelen? Dat weiger ik, daarin ben ik heel koppig.

“Er wordt zo in hokjes gedacht in de wereld. Door de Nederlandse tv-programma’s word ik altijd gebeld als er iets met de islam is. Dan gaan ze door hun adresboekje: islam, Lale Gül. Maar ik ben een heel veelzijdig mens en als mensen die veelzijdigheid niet kunnen hebben is dat hún probleem. Dat geldt ook voor die seksclub. Wat ordinair, zullen mensen zeggen, waarom zou je dat over jezelf prijsgeven? Ik denk: wat een bekrompenheid, moet ik daarvoor capituleren?”

In je boek beschuldig je jezelf wel van amateurisme omdat je in interviews je ‘gedachtekronkels’ te makkelijk deelde. Je was pas 23, denk ik dan. Al lijk je me wat dat betreft niet echt veranderd.

“Ik geef mezelf te snel prijs en vergeet dan dat iets voor altijd op internet staat. Zo geef je tools aan mensen die je willen raken. Ik neem me altijd voor op mijn woorden te letten. Maar ik ben openhartig, ik kan niet anders zijn dan dat. Ik heb ook ADHD, dat is een paar maanden geleden gediagnosticeerd, dat impulsieve past daar ook bij.”

Wat wél is veranderd, is je toon. Waar je debuut vol woede is, is Ik ben vrij vol van verdriet.

“Als je dat vindt, heb ik mijn doel bereikt. Want ik wilde niet weer een woedend boek schrijven. Ik héb die woede ook niet meer, die ligt achter me. Ik word niet meer geslagen door mijn moeder, ik heb gebroken met mijn familie. Nu moest ik naar mijn gevoel áchter die woede. Dat was heel moeilijk, ik ben heel goed in dingen wegstoppen en hard zijn.”

Zoals je schrijft: geen ‘totaal laffe mongool’ zijn.

“Precies. Dus zo werd het: mijn moeder is een monster en mijn vader helpt me niet en de islam is verschrikkelijk. De realiteit is complexer en met behulp van therapie ben ik teruggegaan naar mijn emoties. Het schrijven was ook een hels proces omdat ik terug moest naar details die ik me het liefst níét wil herinneren, naar alles wat ik had verdrongen.

“Dat is mijn manier van coping: doen of iets nooit heeft plaatsgevonden. De dood van mijn oma, die ik zo lief had, meer dan wie ook. En die avond die ik beschrijf na mijn eerste televisieoptreden, de ruzie thuis.”

Dat laatste komt ook bij de lezer hard aan: hoe je in je Albert Heijn-uniform naar de studio van Op1 ging en daarna terug naar huis moest, waar het zo hoog opliep dat je op de vlucht moest slaan. Je kreeg hulp van burgemeester Femke Halsema. Hoezo had je gedacht nog te kunnen schuilen achter het woordje ‘roman’ op het omslag?

“Ik dacht: als ik er ‘roman’ op zet en bepaalde details verander, ontstaat er afstand. Het voelde als een safe space. Ik wist dat ze boos zouden worden, maar ik wist niet hóé boos. Mijn ouders kwamen als analfabeten naar Nederland, je kunt ze makkelijker voor de gek houden dan de gemiddelde Nederlander. Dus ik dacht dat ik kon zeggen: het gaat over Büsra, niet over mij, en als jullie je herkennen in sommige dingen is dat toeval. Maar zo is het niet gegaan.”

Je stond ook herkenbaar op het boek.

“Dat was helemaal niet het plan. Er zou een tekening worden gemaakt. Maar toen ik die zag, een vrouw die uit haar ketenen breekt, vond ik het zó cliché. Het boek moest naar de drukker en iedereen schoot in de stress. Mijn uitgever besloot: dan zetten we jou erop. Dat dan maar liever, dacht ik, al werd het daardoor wel heel obvious dat het over mij ging. Maar ik heb er geen spijt van.”

Dat eerste televisieoptreden was een keerpunt én een breekpunt. Je was als een pornoactrice in haar eerste film, schrijf je – daarna nooit meer dezelfde.

“Hoe wordt een boek een bestseller? De media moeten het je gunnen en ik wist maar al te goed dat de meeste boeken die aandacht niet krijgen. Dus nee zeggen was geen optie en naar Op1 gaan was voor mij net zo’n gamechanger als inderdaad die eerste film van een pornoactrice. Dan ziet iedereen alleen dát nog maar in je. Ik werd dat meisje van de tv dat zulke harde woorden zegt over de islam. Voor de een moslimhater, voor de ander slachtoffer van een strenge cultuur.”

Je hebt niet eerder naar buiten gebracht hoe heftig die nacht verliep, hoe groot je wanhoop was. Weer dat groothouden?

“Misschien heb ik het ook niet eerder verteld om mijn familie te beschermen. Als je op papier zet hoe je door je moeder geslagen wordt, staat dat zo heftig en ik hield er toch nog rekening mee hoe er in de buurt naar haar zou worden gekeken. Omdat ik me ook heel erg slachtoffer voelde, maar dat niet wilde zijn, koos ik voor zakelijkere woorden als ‘contact verbroken’ of ‘verstoten door’. Maar dan weten de mensen toch niet wat je bedoelt.”

In Ik ben vrij laat je desondanks zien waarom je moeder respect verdient, hoe ze zich ten dienste stelt van anderen, hoe ze het met een gezin op 55 vierkante meter heeft gerooid.

“Ik heb haar ‘Khomeini met een kut’ genoemd, achteraf had ik liever andere woorden gebruikt. En behalve dat slaan en knijpen en haar religieuze fanatisme heeft ze ook een andere kant die ik niet had benoemd. Dat ze voor anderen een geweldige vrouw kan zijn. Iemand die pannetjes eten naar de buren brengt, die altijd klaarstaat om een gescheurde blouse te repareren, bij wie het thuis zo schoon is dat je van de vloer kunt eten. Een moeder ook die een bord fruit kwam brengen als ik zat te leren voor examens, ‘omdat je hersens dan beter werken’.”

Een moeder met wie je het toch nog een keer probeerde goed te maken.

“Mijn zusje wilde het zó graag. En ik voelde me om haar zo schuldig dat ik mijn eergevoel aan de kant heb gezet. Misschien ook omdat ik het stiekem toch niet wilde opgeven. Ergens had ik nog een sprankje hoop dat ze mij toch belangrijker zou vinden dan dat geloof. Ik ben zelden jaloers, maar ik kan heel jaloers zijn op vrienden die wél goed contact hebben met hun moeder. Ik kan nog weleens fantaseren dat ze milder wordt, want er is toch gemis in mij.”

Maar het bleek tevergeefs. Kun je daarmee leven?

“Dat doet er niet toe. Ik heb geen keus, het is gebeurd. Ik ben dood voor haar. Dus is ze dood voor mij. Hoe meer tijd eroverheen gaat, hoe meer ze uit mijn systeem is. Alles went heel snel.”

‘Liever de lelijke waarheid dan de zachte leugen.’

“Zeker, al zullen veel mensen zich liever door de leugen laten vertroetelen. Mensen willen graag hoop in het vooruitzicht. Daarom hebben ze ook religie nodig, zoals mijn moeder. Of spiritualiteit, zoals vriendinnen die geloof hechten aan de kracht van stenen of sterrenbeelden. Ik niet, ik zie de bullshit van iets snel in. En ik heb er vrede mee dat ik vragen heb waarop ik het antwoord nooit zal weten. Of ik ben gek of zij zijn het, daar kom ik niet uit.”

Vrijheid is ook geen eindstation, schrijf je. Maar voor een zwart schaap is het een zwaar pad met veel beren op de weg.

“Beginnen aan dat vrije leven brengt weer nieuwe moeilijkheden met zich mee. Soms denk ik: niet-vrij zijn is makkelijker, dan is het gehoorzamen, trouwen, kinderen krijgen. Nu moet ik op alles zelf reflecteren: wat zijn míjn normen en waarden, niet door dat heilige boek bepaald?

“Maar het zit ’m in de kleinste dingen. Het kost me mijn energie, mijn gemoedsrust, mijn anonimiteit. Ik heb altijd een pet bij me, altijd een zonnebril. Als ik een taxi bestel – en dat doe ik vaak want ik heb geen rijbewijs en in het openbaar vervoer ben ik te kwetsbaar – check ik eerst of het een Turkse chauffeur is en denk ik erover na of hij me zal herkennen en tegen me zal zijn. Of een nieuwe schoonfamilie ontmoeten, die gaat je ook onderzoeken: o, dat zal wel een pittige tante zijn, die heeft altijd haar oordeel klaar en wordt ook nog bedreigd, lijkt me niet zo geschikt voor mijn zoon.”

Heb je dat meegemaakt?

“Zeker, ik spreek uit ervaring. Waarom zou een moeder zoiets willen voor haar kind? Continu die vrijheidsdreiging, continu die aangiftes. Nu met die realityshow zullen ze al helemaal niet staan te springen trouwens.”

In je boek schrijf je heel liefdevol over de relatie die je kreeg, ook weer door zo’n ‘gekke Lale’-moment. Mede om die relatie te behouden maak je de gang naar de psychiater. Maar dat is dus niet gelukt...

“Nee. Ik ben heel moeilijk in de omgang. Ik heb soms heel heftige moodswings, ik kan hartstikke depressief zijn en ben dan niet vrolijk te krijgen. Ik laat niet per se hulp toe. Daar moet je maar mee kunnen omgaan. En op de een of andere manier val ik op extraverte types die vrolijk in het leven staan. De man die ik Noah noem in het boek was ook heel jong. Ik heb de relatie zelf verbroken, ik heb gezegd dat ik hem iemand gun die normaler is dan ik.”

Dit boek is een weerslag van je therapie, was het schrijven ook therapeutisch?

“Allebei mijn boeken zijn therapie. Sommige schrijvers schrijven om hun talent te laten zien of omdat ze kunst willen maken. Maar ik wil ten eerste jonge vrouwen en mannen inspireren die in hetzelfde schuitje zitten, al dan niet met een migratieachtergrond.

“En aan de andere kant wil ik de dingen van me afschrijven omdat ik er in het echte leven zo slecht in ben woorden te geven aan mijn gevoelens. Ik kom vaak niet bij mijn gevoel, omdat mijn hoofd me voor is. Wat dat betreft is intelligentie ook een vloek.”

Lale Gül, Ik ben vrij, Prometheus, 368 p., 22,95 euro.Beeld RV