Recensie Opera

Doe-het-zelf-horror: opera ‘The turn of the screw’ is een iconisch spookverhaal dat je zelf vergeefs probeert in te vullen

© Bernd Uhlig

Andrea Breths filmische regie van The turn of the screwroept meer vragen op dan ze beantwoordt. Goeie keuze. Want als toeschouwer kleur je onwillekeurig de dramatische witruimte in met je eigen schrikbeelden: een nachtmerrie als een verbind-de-punten-puzzel.

Sofie Taes

The turn of the screw

Andrea Breth

Nog tot 14 mei in De Munt

Met deze revisité van een productie die in het covidjaar 2021 al eens langskwam in De Munt, maar toen enkel online kon worden beleefd, krijgen liefhebbers van de gothic novel alsnog de kans gezellig te griezelen bij het iconische spookverhaal dat de Amerikaans-Engelse auteur Henry James in 1898 publiceerde. Adaptaties van de bestseller schoten midden vorige eeuw als paddenstoelen uit de grond – van televisiereeksen over films, toneelstukken en balletten tot een Broadway-musical. En opera, dus. Benjamin Britten scoorde met The turn of the screw (1954) op libretto van Myfanwy Piper een superhit, die samen met Peter Grimes het pinakel van zijn podiumportfolio vormt.

De unheimliche kroniek gaat over een gouvernante die twee kinderen onder haar hoede krijgt, onder de dwingende voorwaarden hen nooit alleen te laten in de donkere gangen van het landgoed Bly en hun geheimzinnige voogd niet om uitleg te vragen. In een fiks dramatisch tempo gaat de tourniquet aan het draaien. Want niets is wat het lijkt en niemand blijkt onschuldig. Inclusief de kinderen, die in de wurggreep zitten van Peter Quint en Miss Jessel: twee overleden bedienden met een bevlekt verleden. Huishoudster Mrs Grose had een alwetende verteller kunnen zijn – zij weet duidelijk meer over de trauma’s van het landgoed – maar houdt de lippen stijf. Wat er zich precies heeft afgespeeld (verkrachting? pedofilie?) komen we nooit te weten; het is maar één van de vragen die blijven etteren tot het ultieme cataclysme hoop, waarheid en onschuld de dieperik in sleurt.

© Bernd Uhlig

Spoken of voyeurs?

Breth doet geen enkele poging om het enigma te ontsluieren. Ze celebreert de dubbelzinnigheid en voegt betekenislagen toe door te spelen met symbolen en patronen: een code die je als toeschouwer vergeefs probeert te kraken. Ook via een labyrint van kamers, bewegende muren en huizenhoge kleerkasten biedt de bühne toegang tot iets duisters – recht uit ons onderbewuste, of erger: uit een mogelijke werkelijkheid. De zingende cast telt slechts een handjevol protagonisten, maar op scène is meer volk te zien. Mannen in donkere pakken, vrouwen in lange jurken. Spoken, echo’s, doublures, voyeurs of medeveroorzakers van het kwaad? Ook dat laat Breth in het midden.

In de rol van de jonge Miles manoeuvreren twee zangertjes van het kinderkoor van De Munt vaardig door de gejaagde schriftuur van Britten en de subtiele excessen van Breths regie. Katharina Bierweiler, de twintigjarige zangeres die Flora vertolkt, vinden wij er eentje om te volgen: style and substance plus een krachtige, maar elegante sopraan die het vibrato gebruikt als ornament, niet als een dramatisch devies. Het dertienkoppige kamerorkest breng het er prima vanaf in de atmosferische, maar wreed virtuoze score van Britten. Bijzondere vermelding voor de solist op buisklokken die een schitterende soundscape uitspant bij een lugubere processie.

Redenen genoeg om na een behapbare twee uur voldaan uit het pluche te herrijzen. Waarom wij het dan toch niet op een staande ovatie zetten? In de orkestbak zat nog wat rek op contrastwerking en momentum, de podiumcast trok te makkelijk de kaart van de hysterie. Persoonlijke smaak is dat, maar ook een kwestie van spanningsboog: als de schroef van bij het begin strak staat aangedraaid, is de kans op metaalmoeheid reëel.

© Bernd Uhlig

© Bernd Uhlig