Direct naar artikelinhoud

Bij het afscheid van Ruud Lubbers brengt iedereen iets terug

Bij het publieke afscheid van Ruud Lubbers krijgt iedereen egards.

Zes uur lang kan het publiek afscheid nemen van Ruud Lubbers. De dag voor zijn officiële uitvaart staat de kist in een zijbeuk van de Rotterdamse Laurentius- en Elisabethkathedraal tussen witte bloemen. Ik zit op een kerkbank, zeven meter van de overledene, om te zien wie er komen.

Een kale man met een pleister op zijn achterhoofd die zacht grommend bidt. Een dame in plooirok met een opgewonden grijnsje. Een oude man die een kruis slaat met een hand waaraan nog een plastic tas van Albert Heijn bungelt. Hij draagt een windjack waarop 'Golden Heritage' is gedrukt.

Het eerste half uur, als de tv-camera's mogen draaien, blijf ik nog even weg. En er is een pauze van een uurtje halverwege: noedelsoep bij King Foen op de Nieuwe Binnenweg. De rest van de tijd luister ik naar het klikklakken van dameshakjes, blikkerig gregoriaans uit de speakers en het piepen van rubber zolen op de stenen vloer. En naar het fluisteren van de uitvaartverzorgers van Monuta ('Ik kan even niet meer lopen, ik ben bevroren').

De begeleiders staan deels opgesteld bij een deur pal achter me, die leidt naar de sacristie, wc en verkleedruimten. Achter die deur mogen sommige bezoekers naar de wc. Klinkt om half zes een verheugd gefluisterd 'pizza!'. Daar ook pauzeren de jonge leden van de Koninklijke Marechaussee uit Den Haag, wanneer ze niet naast zijn kist de wacht houden.

De ontroerende ingetogenheid van deze kleine erewacht. Eentje links, eentje rechts en heel stil staan, dat is alles. Soms een aflossing, door jonge, koersvaste vrouwen voornamelijk, wat ergens wel gepast lijkt, en ook leuk voor Lubbers. De kleine, zorgvuldige stapjes waarmee ze naast hem gaan staan. En hoe een collega dan nog even hun jasje recht komt trekken. Het salueren naar bezoekers, die daar soms van schrikken.

Een vrouw in een lange bontjas, met hoed en parelketting. Een Aziatische vrouw met een paar kleine witte bloemen. Bart Lubbers, de middelste zoon, hartelijk met vrouw en kinderen. Een Indische man, wankelend. Een man in blauw kostuum en roze das. Een jongen met een schooltas op zijn rug. Die maakt een plechtige pas op de plaats. Krijgt een saluut en salueert razendsnel terug - páts, gewonnen. Dag van zijn leven.

Afscheid met erewacht.Beeld anp

En bij dit alles de troost van het formele. Heel anders dan het rauwere verdriet om Pim Fortuyn, de premier die Nederland nooit meer zou krijgen, net vermoord. Zelfde kathedraal. De nooit-premier werd in veel hoofden ook de allergrootste staatsman nooit. Fortuyn zoeken ze nog, in steeds weer nieuwe erfgenamen. Hier trekt een trouwe stoet van onopvallenden langs een simpele blankhouten kist met de staatsman die twaalf jaar premier wás, maar al langzaam uit het collectieve geheugen verdween. Misschien, op het laatst, ook wel uit zijn eigen geheugen.

Ze komen niet in drommen, maar ze komen wel onophoudelijk. Een jonge vrouw op hooggehakte laarzen, in draf met aktentas. Het is intussen over vijven, veel aktentassen nu. Bestuurders, ambtenaren. Een man met een fietstas in zijn hand, een traan wegvegend tegen een uitvaartbegeleider: 'Zo. Dat is lang geleden.' Zij: 'Ja hè. Goed dat u er bent.' Iedereen wordt hier met veel egards langs de kist geleid. Elk afscheid doet ertoe en brengt iets terug.

Een grote man met een Turks uiterlijk, zwart pak en overhemd. Een klein vrouwtje met een rood mutsje, fladderend onzeker. Dochter Heleen Lubbers, met haar dochters, zij lopen steeds een nieuw rondje langs de kist.

Elk afscheid doet ertoe en brengt iets terug
Asuman (links) en Ilcal Sürmeli: 'Hij stond open voor alle volken.'

Het is niet de bedoeling dat hier wordt gesproken. Alle Lubbers-kinderen, oudste zoon Paul komt ook nog langs, weigeren vriendelijk. Met anderen praat ik even buiten. Staatsman, zegt iedereen. Wat een karakter. Zo goed voor vluchtelingen. En in het condoleanceboek schrijft iemand: 'Bedankt voor de jaren tachtig en negentig. Onder uw bewind was het een stuk aangenamer en makkelijker.'

Het laatste uur is er wat giechelige opluchting rond de kist, alles is goed gegaan en we zijn nu allemaal bevroren. Ik fluister met de uitvaartmensen. De grootste, type onopvallende uitsmijter, warmt met zijn kolenschoppen even hartelijk mijn handen. Het wordt bijna gezellig. Lubbers lijkt me niet iemand die dat erg zou vinden. Kijk maar naar die schaterende foto's met Ria.

Voor zijn pontificale uitvaartmis zouden drie bisschoppen plus een kardinaal op het altaar verschijnen. De laatste gewone Nederlander die om één minuut voor zeven afscheid komt nemen, is een bedachtzame zwarte heer in pak, met een cadeautasje van parfumerie Douglas.

Op de een of andere manier is ook dat precies goed.

Jan Veldhoen: 'De beste ooit. Standvastig tussen hippies.'
Bedankt voor de jaren tachtig en negentig. Onder uw bewind was het een stuk aangenamer en makkelijker
Uit het condoleanceboek