Ministeriabel
Wat maakt iemand geschikt voor het ministerschap? Een stadig stijgende loopbaan in het bedrijfsleven, een cv vol bestuursfuncties, een tracklist van vlijmscherpe Kamerdebatten: je hebt het echt niet nodig, en niets van dat alles belooft een kreukloze ambtstermijn.
Kijk naar de afzwaaiende ploeg, vooral naar de VVD-ministers die eervol en uit zichzelf stoppen. Zoals een Melanie Schultz van Haegen: zij was nog maar acht jaar afgestudeerd, gemeenteraadslid, en een halve termijn wethouder geweest. En toen werd ze, net 32 jaar oud, bewindsvrouw: eerst vijf jaar staatssecretaris en later nog zeven jaar minister. Een protegé van premier Rutte was ze niet – veeleer een van zijn steunpilaren. En een degelijke vakvrouw. Misschien wel vooral omdat ze een eigenschap mist die onder Kamerleden, met name de bekendere, wijdverbreid is: ijdelheid. Communicatie-adviseurs moesten haar duwen en overreden om af en toe een interview of fotoshoot te doen.
Een goed Kamerlid is niet automatisch een goede minister. Prominente, vlammende politici zijn dikwijls gedreven, autonome en onbevreesde vechtersbazen: niet bij de interruptiemicrofoon weg te slaan. Maar een bewindspersoon moet juist behoedzaam te werk gaan, relaties leggen en onderhouden, geduldig luisteren naar burgers en belangenorganisaties. En verbinding zoeken: niet alleen met fracties en partijen die al aan jouw kant staan, maar juist ook met ‘tegenstanders’.
En daar komt nog de aansturing van een ministerie bij. Terwijl een Tweede Kamerlid een handjevol toegewijde beleidsmedewerkers moet delen met z’n fractie, krijg je als minister een hiërarchische piramide onder je. Slimme professionals, van wie velen hun politieke baas in kennis en ervaring overtreffen. Goede ambtenaren heten ‘politiek sensitief’ te zijn – maar goede ministers hebben minstens zoveel sensitiviteit nodig jegens hun ambtenaren, van chauffeur tot secretaris-generaal.
Van de kandidaat-ministers die tot nu toe genoemd c.q. bekend zijn, hebben er enkele als wethouder een grote gemeente bestuurd. Dat is waardevolle ervaring. Verder zijn twee Kamerleden die aan de formatietafel zaten, Carola Schouten (CU) en Wouter Koolmees (D66), zelf ambtenaar geweest op een ministerie. En ook als fractiemedewerker was Schouten al onderhandelaar binnen een vechtcoalitie, net als toenmalig fractieleider Arie Slob. Je kunt dus wel stellen dat de CU niet eerder zó ministeriabel was.
Risicovol, dat zijn bewindslieden die door hun partijleider verkoren worden als dank voor goede diensten. Dan heb je het over de meest ongrijpbare factor van het politieke bedrijf: oude banden waaraan men zich verschuldigd voelt. Een wijze leider ontleent steun aan zulke intimi, maar haalt ze niet binnen in z’n team.
de mening van het Nederlands Dagblad