Direct naar artikelinhoud
AchtergrondKoloniaal verleden

Zal België zijn koloniale fouten rechtzetten? Nieuw wetsvoorstel biedt hoop, maar krijgt ook kritiek

De schedel van Lusinga Iwa Ng’ombe.Beeld RV

Decennialang heeft België nagelaten om honderden menselijke stoffelijke overschotten die vaak met geweld uit voormalige koloniën werden weggehaald terug te geven. Een nieuw wetsontwerp, opgesteld door het kabinet van Thomas Dermine (PS), zou daar verandering in kunnen brengen, maar critici zeggen dat het voorstel niet ver genoeg gaat.

en

Lusinga Iwa Ng’ombe, ooit een machtige lokale Congolese leider, vocht eind 19de eeuw tegen de Belgische koloniale indringers.
Hij was hen zo’n doorn in het oog dat Émile Storms, die het bevel voerde over de Belgische troepen in de regio, de volgende voorspelling maakte: “Het zou weleens kunnen dat zijn hoofd met een etiket eraan in Brussel arriveert, waar het niet zal misstaan in een museum.”

Dat is precies wat er gebeurde. Storms’ troepen doodden en onthoofdden Lusinga in 1884 en zijn schedel belandde in een doos in het Brusselse Instituut voor Natuurwetenschappen, samen met meer dan 500 andere menselijke resten uit voormalige Belgische koloniën.

Zijn nakomelingen strijden nu voor de teruggave van zijn overblijfselen. Hun inspanningen spelen zich af tegen de achtergrond van een groter debat over de verantwoordelijkheid van Europa voor de koloniale wreedheden, herstelbetalingen en teruggave van geplunderd erfgoed.

Traag proces

Verschillende Europese landen, waaronder België, hebben richtlijnen opgesteld om artefacten terug te geven, maar het proces verloopt tergend traag. En de teruggave van menselijke resten, die vaak illegaal en op wrede wijze door Europese invallers werden meegenomen uit de gekoloniseerde gebieden en die in privébezit of in musea terechtkwamen, is zelfs nog moeilijker. In België is het proces vastgelopen als gevolg van een diepgewortelde onwil de koloniale erfenis aan te pakken.

Ons land heeft een wet opgesteld om de terugbezorging van menselijke resten te regelen, maar daarover zal waarschijnlijk pas na de verkiezingen van juni in het parlement worden gestemd. Als deze wet wordt aangenomen, wordt België het tweede land in Europa met een wettelijk kader voor de teruggave van menselijke resten in openbare collecties. In december werd een soortgelijke wet – met strenge voorwaarden waaraan moet worden voldaan om teruggave mogelijk te maken – aangenomen in Frankrijk.

Critici vinden dat dit wettelijke kader er al lang had moeten zijn. Maar deze wet is nog lang geen volledige afrekening met een van de gruwelijkste hoofdstukken uit de geschiedenis van het Europese kolonialisme.

Diepste spijt

Koning Leopold II legde in het midden van de jaren 1880 beslag op een groot deel van Centraal-Afrika, waaronder het moderne Congo, dat hij met enorme wreedheid uitbuitte voor persoonlijk gewin. Hoewel er geen officiële statistieken zijn, schatten historici dat miljoenen mensen stierven onder zijn heerschappij; velen bezweken aan massale hongersnood en ziekte, anderen werden vermoord door kolonisatoren.

Toch is dat bloedige hoofdstuk uit de Belgische geschiedenis vandaag de dag geen verplicht onderdeel van het lesprogramma en sommigen verdedigen Leopold II als een belangrijke figuur in de ontwikkeling van België. Verschillende straten en parken dragen nog steeds zijn naam en op vele pleinen staat er nog steeds een standbeeld van hem.

In 2020 betuigde koning Filip zijn “diepste spijt” voor de wrede daden van zijn land in een brief aan de president van Congo ter gelegenheid van de 60ste verjaardag van de Congolese onafhankelijkheid. Een echte verontschuldiging kwam er echter niet.

De verovering van Congo viel samen met de geboorte van de moderne antropologie en Belgische wetenschappers vergeleken schedels van inwoners van het land met die van inwoners van Vlaanderen en Wallonië. De koloniale expedities, waaraan vaak artsen deelnamen, werden gezien als nieuwe mogelijkheden voor onderzoek, zegt Maarten Couttenier, historicus en antropoloog in het Afrika Museum. Belgische kolonels werden aangemoedigd om menselijke resten mee te nemen om bewijs te leveren voor de raciale superioriteit van de Europeanen. Couttenier legt uit dat men schedels opmat en op basis van die metingen indeelde mensen in rassen.

Couttenier doorbrak, samen met collega Boris Wastiau, het decennialange stilzwijgen over de verwerving en verdere opslag van de overblijfselen, iets waarvan slechts enkele wetenschappers afwisten. Couttenier en Wastiau maakten de informatie openbaar via wetenschappelijke conferenties en tentoonstellingen.

Maarten Couttenier.Beeld ADIAC CONGO

Daarna kwam de ontdekking van Lusinga’s schedel aan het licht via een nieuwsartikel dat in 2018 werd gepubliceerd in het Franse weekblad Paris Match. Het nieuws drong door tot in Congo en kwam tot bij Thierry Lusinga, naar eigen zeggen een achterkleinkind van Lusinga.

Naar aanleiding van de vondst schreef Thierry Lusinga twee brieven aan koning Filip, waarin hij vroeg om het stoffelijk overschot van zijn voorouder terug te geven, en een derde aan het Belgische consulaat in Lubumbashi, zijn geboortestad.

“Wij geloven dat het recht om zijn overblijfselen, of de rest van zijn overblijfselen, op te eisen aan onze familie toebehoort”, schreef hij in de eerste brief, die was gedateerd op 10 oktober 2018. “We hopen dat deze zaak in der minne zal gebeuren, in omstandigheden van wederzijdse vergeving, om een nieuwe bladzijde in de geschiedenis te schrijven.” Lusinga heeft naar eigen zeggen nooit een antwoord ontvangen.

Brieven ontvangen

In een interview met The New York Times sprak Lusinga de hoop uit dat het nog steeds mogelijk was om de kwestie op te lossen. Lusinga: “We hebben gevraagd om dit in der minne te schikken. We hopen dat we rond de tafel kunnen gaan zitten en kunnen praten over repatriëring en, waarom ook niet, over een compensatie voor onze familie.”

Het Koninklijk Paleis stelt een van Lusinga’s brieven te hebben ontvangen, maar er niet op te hebben gereageerd “omdat er geen postadres in stond en de brief niet rechtstreeks aan het Paleis was geadresseerd”.

De brief was doorgestuurd naar het Paleis door de journalist van Paris Match en het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, aldus het Paleis, waarbij het instituut schriftelijk verklaarde dat “de zaak nauwlettend werd gevolgd en behandeld door de relevante autoriteiten”.

Thierry Lusinga.Beeld THIERRY LUSINGA / NYT

534 overblijfselen

De vragen over de schedel van Lusinga hebben België ertoe aangezet om te proberen een volledige inventaris op te maken van de menselijke resten die in het bezit zijn van zijn instellingen. Eind 2019 gingen wetenschappers op pad om ze te lokaliseren in de opslagruimtes van musea en universiteiten en om de herkomst van sommige objecten te achterhalen.

Meer dan een jaar nadat het project officieel was beëindigd, werd het eindrapport met een lijst van 534 menselijke overblijfselen uit Congo, Rwanda en Burundi dit jaar discreet online gepubliceerd. Het publiek werd er niet van op de hoogte gesteld en zelfs sommige wetenschappers die eraan hadden meegewerkt werden niet over de publicatie ingelicht.

Bijna de helft van de overblijfselen werd uit toenmalige kolonies gehaald lang nadat de Belgische regering de controle had overgenomen van Leopold, bleek uit het rapport. Een van de onderzoekers die aan het rapport heeft meegewerkt, Lies Busselen, ontdekte dat tussen 1945 en 1946 een koloniale agent, Ferdinand Van de Ginste, opdracht gaf tot het opgraven van ongeveer 200 schedels uit graven in de Congolese provincies Kwango en Kwilu.
Busselen herontdekte ook de lang verloren gewaande schedel van Prins Kapampa, een lokale Congolese leider die in de 19de eeuw werd vermoord, verborgen in een depotkast in het Afrika Museum.

Thomas Dermine (PS), staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid, heeft in een interview gezegd dat hij “verrast” is door het aantal menselijke resten dat in Belgische instellingen werd gevonden. Zijn kabinet heeft het wetsvoorstel opgesteld dat claims regelt voor de teruggave van menselijke resten.

Het wetsontwerp vereist ook een formeel verzoek van een buitenlandse regering. Teruggave kan worden gevraagd namens groepen die nog steeds een “actieve cultuur en tradities” hebben. Net als de Franse wet staat ook deze wet restitutie alleen toe voor funeraire doeleinden.

Dermine heeft gezegd dat zijn administratie de auteurs van het inventarisatierapport heeft geraadpleegd. Zij raden België echter aan om alle menselijke resten in federale collecties die rechtstreeks verband houden met zijn koloniale verleden onvoorwaardelijk te repatriëren.

Thomas Dermine, staatssecretaris voor Relance en Strategische Investeringen, belast met Wetenschapsbeleid.Beeld Photo News

De Congolese regering zegt verrast te zijn dat de wet werd opgesteld “zonder de Congolese experts of het Congolese parlement te raadplegen”. “België kan niet eenzijdig de criteria voor teruggave bepalen”, aldus François Muamba, speciaal adviseur van de president van Congo. “Helaas lijken de Belgische methodes niet veranderd.”

Fernand Numbi Kanyepa, professor sociologie aan de Universiteit van Lubumbashi en hoofd van een onderzoeksgroep die zich bezighoudt met restitutie, zegt dat de teruggave van de schedel van Lusinga belangrijk is voor de hele Tabwa-gemeenschap, waartoe hij behoorde.

“Voor ons kan iemand die gedood is, maar niet begraven, niet rusten bij de andere geesten van de voorouders”, zegt Kanyepa, zelf lid van de Tabwa. “Daarom geloven we dat de schedel van Hoofd Lusinga koste wat het kost terug moet naar de gemeenschap, en zelfs naar de familie, om begrafenis te krijgen die ene koning waardig is.”

Thierry Lusinga, wiens verzoek volgens het wetsontwerp niet legitiem zou zijn, zegt dat er volgens hem “iets schuilgaat” achter het feit dat de schedel niet wordt teruggegeven. Lusinga: “Misschien wil België niet aangeklaagd worden voor genocide. Misschien wil België dit verhaal niet horen.”

De schedel van zijn voorouder wordt nog steeds bewaard in een opslagruimte van het Instituut voor Natuurwetenschappen. De autoriteiten van het instituut stellen dat de schedel op verzoek van het Afrika Museum is overgebracht van een collectieve doos naar een individuele doos als “een teken van respect”.

© The New York Times