© rr

“Trots dat mijn vader het hier zo prachtig heeft gemaakt”

De vader van Lea Mutsaerts leidde de renovatie van het houtwerk tijdens de restauratie van het Rubenshuis. Zijn dochter Lea kwam hem elke dag warm eten brengen en genoot van de momenten op de werf.

maaike floor

6 of 7 jaar was de kleine Lea toen haar vader mocht gaan werken voor de restauratie van het Rubenshuis. “Hij had krijgs­gevangen gezeten als Belgische soldaat in Duitsland. Hij was bij een boer tewerkgesteld, met een vreselijke nazistische knecht. In januari 1941 is hij weer naar huis gekomen. Hij was zenuwachtig en bang. Ik week die eerste tijd niet van zijn zijde.”

Haar vader solliciteerde bij het Rubenshuis, dat in die periode aan het aanwerven was om de restauratie te kunnen uitvoeren. Dankzij zijn diploma van schrijnwerker werd Aloïs Mutsaerts aangenomen. Later kwam Lea’s grootvader Jozeph Mutsaerts ook in dienst. “Hij had een atelier in Essen en had al veel ervaring. Mijn vader had de stiel ook bij hem geleerd. Ze werkten heel goed samen.”

Bouwvallig

Lea was heel blij met de nieuwe job van haar vader, die ernaast nog muzikant was. Overdag werkte hij op de werf en ’s avonds ging hij met een orkestje spelen. “Ik mocht eens samen met hem het Rubenshuis bezoeken. Dat was formidabel. Het was een hele nieuwe wereld voor mij, waarin niet gevochten werd. Iedereen die er werkte, was heel blij om daar aan de slag te kunnen gaan, ook omdat ze dan niet naar het leger hoefden. Er was een heel goede verstandhouding tussen de werkmannen onderling.”

Lea Mutsaerts herinnert zich de mooie vertrekken binnen en de prachtige trapleuningen. “In het begin allemaal heel bouwvallig en helemaal overhoop. Er was een zaal waarin schilderijen werden tentoongesteld. En er stond een klavecimbel, dat had ik nog nooit van mijn leven gezien. Het was voor mij steeds een reis naar een andere wereld.”

Tijdens de middagpauze op school ging Lea haar vader iedere dag een gamel met eten brengen, die werd opgewarmd op een stoof. “Patatjes, groente, vlees, wat er maar was. Het beste ging naar mijn vader, die fysiek zwaar werk moest doen. Mijn moeder en ik aten de overschotjes.”

De middagpauzes waren niet lang, maar Lea bleef tot de gamel leeg was, om die weer mee naar huis te nemen. “Ik vond het ook fascinerend om al die mannen aan het werk te zien. Ze waren enorm solidair. Zware balken werden altijd samen versjouwd. En mijn vader werkte heel secuur, ondanks de moeilijke omstandigheden. In archieven ging hij ­opzoeken hoe het er vroeger uitgezien moest hebben. Hij wilde alles opnieuw zo maken als het vroeger was.”

Spanning tijdens bevrijding

Ondertussen liep de oorlog op zijn einde en werd Antwerpen op 4 september 1944 bevrijd. “Ik was opgewonden, maar ook bang en voorzichtig”, vertelt Lea ­Mutsaerts. “Cinema Rex werd gebombardeerd en een moeder en dochter uit ons appartementsblok zijn daar gestorven. In Cinema Rex werd geplunderd. Uit nieuwsgierigheid ben ik gaan kijken. Ik werd meegesleurd door de massa en kreeg van alles op mijn hoofd. Overal waar Duitsers gelogeerd hadden, werden spullen naar buiten gegooid: sofa’s, zelfs piano’s. Duitse soldaten werden opgesloten in een kiosk in het Stadspark en in de hokken van de Zoo. Er was vreugde om de bevrijding, maar het was ook een spannende periode. Ik wist ook niet wie ik kon vertrouwen. In de oorlog had ik leren zwijgen. In de kelder van ons blok hadden we veel Joden te slapen gelegd. Niemand mocht dat weten. Voor mij was de oorlog een vreselijke tijd. Op een dag zag ik de helft van mijn klas in een vrachtwagen verdwijnen. Dat zijn gebeurtenissen die je nooit vergeet.”

Kruiwagens voor gewonden

Toen er door de V-bommen gewonden vielen, werden ook de kruiwagens en stootwagens van het Rubenshuis ingezet om gewonden te vervoeren. De werkzaamheden gebeurden onregelmatiger, maar alles kwam weer op gang toen het rustiger werd. “Ik had een zusje gekregen en met mijn moeder waren we naar ­Essen verhuisd, in de hoop wat veiliger te zitten. Toen de rust was teruggekeerd, keerden we terug naar de stad, waar mijn vader wel altijd was gebleven. In die periode, het voorjaar van 1946, werd het Rubenshuis ook afgewerkt.”

Toen het Rubenshuis klaar was en een vervanger van de koning op bezoek kwam – hoogstwaarschijnlijk prins Karel, die tussen 1944 en 1950 regent van het koningschap was – schaften haar vader en grootvader een nieuw pak aan om zich deftig te kunnen kleden. “Ze hadden van alles in hun zakken. Dat was het overschot van de stof van hun kostuum. Ze wisten niet wat daar de bedoeling van was.”

Haar vader heeft Lea zelf nog rondgeleid in het Rubenshuis. “Het was prachtig geworden. Ik was er heel trots op dat mijn vader en grootvader daar aan hadden meegewerkt.”

Voor Lea is het Rubenshuis altijd een bijzondere plek gebleven. “Ik ben blij dat de geschiedenis van de restauratie nu ook een plaats krijgt in het museum. Vooral omdat al die mannen daar met grote precisie en een groot hart aan hebben gewerkt.”