© RR

Jolien Faes’ doctoraatsstudie bewijst dat dove kinderen met cochleair implantaat taalachterstand inhalen

Doofgeboren kinderen die rond hun eerste levensjaar een ­cochleair implantaat ingeplant krijgen, spreken op hun vijfde even zuiver als horende kinderen. Maar dan zijn wel intensieve begeleiding en logopedie nodig.

Hans Otten

De Geelse Jolien Faes (29) is onderzoekster Taalkunde aan de Universiteit Antwerpen. In haar doctoraatsthesis boog ze zich over de taalontwikkeling bij kinderen die een zogeheten cochleair implantaat ingeplant krijgen. Dat is een soort inwendig hoorapparaat dat bij dove kindjes, meestal nog op babyleeftijd, via een heelkundige ingreep wordt aangebracht. Het toestel zet geluid om in elektrische pulsen die de gehoorzenuw stimuleren. Zo kan het kind in zekere zin toch horen. Maar zelf spreken verloopt zoals bij alle dove mensen moeizaam.

“Mijn onderzoek handelde over één aspect van die spraak, het correct uitspreken van woorden en klanken”, verduidelijkt Jolien Faes. “Het resultaat van mijn onderzoek is dat kinderen tegen hun vijfde levensjaar hun taalachterstand tegenover andere kinderen hebben ingelopen wanneer ze vroeg, zo rond hun eerste levensjaar, een cochleair implantaat krijgen. Dat gaat natuurlijk niet vanzelf. Die kinderen krijgen standaard twee of drie keer per week logopedie, begeleiding en gehoortraining. Ook de ouders moeten natuurlijk mee willen, maar dat is meestal wel het geval. Hoe het zit met kinderen met bijkomende problemen zoals autisme kan ik niet zeggen.”

Vroege operatie

Het is belangrijk dat de operatie zo vroeg mogelijk gebeurt. Kind & Gezin screent intensief ogen en oren bij pasgeboren baby’s. Daardoor worden doofheid en gehoorproblemen meestal erg snel ontdekt. “Hoe vroeger hoe beter, wat niet wil zeggen dat je een baby al na een maand moet opereren. Tussen negen maanden en een jaar is ideaal. Uit ander onderzoek is bekend dat de leeftijd van vijf jaar een kritische grens is: als je nadien nog een implantaat krijgt, is het heel moeilijk om nog een gesproken taal te verwerven.”

Ouders zitten na de diagnose van gehoorproblemen of doofheid met enorm veel vragen rond de toekomst van hun kind. Haar onderzoek beschouwt Jolien Faes daarom belangrijk om de positieve effecten van een cochleair implantaat duidelijk naar de ouders te communiceren. Het kan ook helpen om de begeleiding na de implantatie nog te optimaliseren. “Ik vind het zelf heel belangrijk dat wetenschappelijk onderzoek van de mensen en voor de mensen is. Het maatschappelijk nut is zeker zo belangrijk. Op dit moment doe ik onderzoek naar de taalverwerving bij kinderen met een hersenstamimplantaat. Dat is een nieuw soort implantaat waarover we eigenlijk nog maar weinig weten.”