© Frank Abbeloos

Hasselaar Maarten Nulens, van de bouwwerf naar de zondagavond op Eén

Hij had zich er eigenlijk al mee verzoend dat hij nooit meer voor een camera zou staan. Tot Maarten Nulens (29) een telefoontje van Eén kreeg: of de relatief onbekende Hasselaar de hoofdrol wou vertolken in hun nieuwe fictiereeks. Een tragikomische serie over een jonge kankerpatiënt, waarin Nulens hart en ziel heeft gestopt. “Toen ik dit aanbod kreeg, werkte ik nog in de bouw”, vertelt Nulens. “Ik knijp mezelf nog elke dag in de arm. Want geloof me, de afgelopen tien jaar heb ik duizend keer meer downs dan ups doorgemaakt.”

Joey Bougard

Zondagavond op Eén: ‘Gevoel Voor Tumor’, een bijzondere reeks over de jonge geneeskundestudent Tristan die te horen krijgt dat hij kanker heeft. De reeks is even komisch als tragisch, gebracht op een manier die we in Vlaanderen nog maar zelden zagen, en geschreven door Leander Dendievel, die zelf ooit die vreselijke diagnose te horen kreeg.

En dus ook met een gewaagde keuze voor de hoofdrol: Hasselaar Maarten Nulens (29). Op een blauwe maandag nog te zien als motorcrosser Leon Vinken in ‘Beau Séjour’, maar vooralsnog een nobele onbekende voor de tv-kijkende Vlaming. Kan ook moeilijk anders: na die ene rol werkte de Hasselaar als werfleider in de bouwsector om zijn kost te verdienen. Tot hij dus dat ene telefoontje kreeg van de VRT.

Tijdens ons interview, enkele uren voor de première in de Gentse Handelsbeurs, spreekt er trots uit Nulens’ woorden. Om het feit dat hij nooit de makkelijkste weg tot dit punt bewandeld heeft. Maar net zo goed een tikje ongeloof, over het feit dat hij er alsnog geraakt is. “Elke dag nog vraag ik me af hoe dit me kunnen overkomen is”, zegt hij. “Zeker als je weet dat ik na ‘Beau Séjour’ in twee jaar slechts twee audities heb mógen doen. Niet kunnen, mógen.”

Terwijl wij dachten dat je na zo’n rol in een grote fictiereeks gelanceerd zou zijn?

“Dat denkt iedereen: ‘Nu zullen de aanbiedingen wel binnenstromen, zeker?’ (lachje) Noppes, ja. Terwijl ik op alle mogelijke manieren probeerde om als acteur aan de bak te komen, werkte ik in de bouw als werfleider. Wachtend op dat ene telefoontje. Mijn ouders merkten dat ik op den duur bepaalde promoties liet schieten, omdat ik nog steeds hoop koesterde. Na een tijd hebben ze me aan de tafel gezet voor een stevig gesprek. ‘Maarten, we zijn heel fier op wat je gedaan hebt. Maar misschien moet je onder ogen zien dat dit het was.’ Op dat moment had ik me er zelfs al enigszins mee verzoend.”

En dan kreeg je alsnog dat telefoontje.

“Letterlijk diezelfde week nog. Waarop ik tegen mezelf heb gezegd: ‘Oké, dit is de laatste auditie die je doet, en je gaat fucking alles geven wat je hebt.’ Het werd een heel intense, emotionele auditie, samen met de regisseur en mijn tegenspeelster. Een week later belden ze me om te zeggen dat ik mijn kalender een jaar mocht leegmaken en mijn werkgever kon inlichten dat ze een andere werfleider moesten zoeken. (lacht) Ik knijp mezelf nog elke dag in de arm. En ik ben de VRT zo dankbaar dat ze het aandurfde om een onbekende in de hoofdrol te casten. Want ik besef heel goed dat het een risico is.”

Was acteren eigenlijk een roeping voor jou?

“Ik heb daar ook over zitten nadenken: hoe ben ik in godsnaam tot dit punt geraakt? Volgens mij is het zaadje geplant toen ik zes of zeven jaar was: mijn opa had een aandeel in het Lommelse cinemacomplex CinéCity (nu UGC, red.). Elke vrijdag- of zaterdagavond moest hij er vergaderen, en dan vroeg ik steeds of ik mee mocht. Hij zette me dan in het midden van de cinemazaal en dan mocht ik een film kiezen. Daar zat ik dan: een zevenjarig jongetje, helemaal alleen in een donkere filmzaal. (lacht) Maar het was pas van mijn negentiende dat ik bewust zei: ‘En nu wil ik gaan acteren.’ Mijn ouders vonden dat ik iets moest aanvangen met mijn leven, dus ben ik verzekeringen en financiën gaan studeren in Hasselt. Waarna ik twee jaar in een verzekeringskantoor heb gewerkt. Maar ik wou acteren, dat was niet tegen te houden. Dus ben ik op mijn 25ste naar de toneelschool vertrokken, maar dat was niet echt een succes.”

Je bent er na een jaar vertrokken…

(corrigeert) “Ik ben buiten geschopt. Hoe het komt? Meningsverschillen, hé. Het ging gewoon niet: ik had al in de echte wereld gestaan, had al gewerkt. Al die bullshit hoefden ze mij niet meer te vertellen. Pas op: ik betwist niet dat wat ze in een toneelschool doen nuttig is, maar voor mij werkte het gewoon niet. Ik had mijn eigen visie op hoe ik wou acteren, en dat vond ik oké zo. Ik besefte dat ik moest werken aan mezelf, maar dan moest het wel on my own terms zijn. Als je me echt iets wil opleggen, zal het nooit pakken bij mij.”

“In het begin ervoer ik het als een zwakte dat ik die toneelschool nooit afmaakte, omdat de meeste acteurs in Vlaanderen er wel gezeten hebben. Maar achteraf gezien ben ik blij dat ik het mezelf moeilijk heb gemaakt. Omdat ik in bepaalde scènes niet kon vluchten in mijn technische achtergrond. Ik moet als acteur op mijn buikgevoel vertrouwen.”

Maakte dat gebrek aan een opleiding het moeilijker om de set van ‘Gevoel Voor Tumor’ op te stappen?

“Ik voelde sommigen de eerste dag op de set toch met een vragende blik mijn richting uitkijken, ja. ‘Oké, en wie is dat ook alweer?’ Ze moesten me even googelen om te kijken waar ze me van kenden. ‘Ah, ‘Beau Séjour’. Acteert die nog!?’” (lachje)

Voor de rol van Tristan moest je haar eraf. Hoe heb je dat ervaren?

“Dat was een emotionele, stressvolle dag. Ook omdat je maar één kans hebt om het goed te doen. Je weet op voorhand dat je haar afgeschoren wordt, dus je stelt je eropin dat het er raar zal uitzien. En toch: ze schoren het af, en ik voelde me meteen gek. Ik wil er niet te klef over doen, maar het voelde letterlijk alsof ik van gezond naar ziek ging. Ook al omdat ik redelijk wat moest afvallen voor die scènes.”

“Ik begon dat zelfs te merken in het echte leven: op een gegeven moment stapte ik een winkel binnen in Hasselt en lieten andere klanten me meteen voorgaan. Op dat moment had ik het zelfs niet door, maar achteraf besefte ik dat die mensen medelijden met me hadden. Heel vreemd om te ervaren. En eens de serie ingeblikt is, sta je daar nog altijd met dat haar. Of beter: zonder. (lacht) Dus volgen er maanden met van alle soorten rare kapsels, en dan vloek je weleens. Tot je de aflevering ziet, en denkt: dit was allemaal maar peanuts om dit fantastische resultaat te bekomen. Het was het allemaal waard.”

Heb je die serie achteraf nog lang meegedragen?

“In het begin heb ik geworsteld, ja. Op een bepaald moment ben ik over mijn limieten gegaan, harder gegaan dan gezond voor me was. Omdat ik als acteur ook moest aftasten hoe diep ik kon gaan. En als je vijf maanden lang iemand met kanker speelt, en er de hele tijd in je achterhoofd ‘ik heb kanker, ik heb kanker’ maalt, kan het niet anders dat die rol onder je huid kruipt. Dat je na een draaidag soms wezenloos voor je uit zit te staren op je hotelkamer.”

Heb je, voor je hieraan begon, met jonge kankerpatiënten gesproken?

“Ja, omdat kanker een ziekte is waarmee heel wat mensen al dan niet rechtstreeks te maken krijgen, dus wou ik me zo grondig mogelijk voorbereiden. Dat merkte je bij de hele crew: iedereen heeft er wel eens mee te maken gehad in zijn of haar omgeving, dus was iedereen gedreven om het zo goed mogelijk aan te pakken.”

“Het filmen duurde een half jaar, maar de zes maanden daarvoor heb ik heel wat gesprekken gevoerd met mensen die met de ziekte te maken kregen. In de eerste plaats met Leander (Dendievel, red.) – samen met Tom Goris en Mathias Claeys de maker van de reeks –, want hij heeft het zelf allemaal meegemaakt. Maar ik ben evenzeer interviews gaan afnemen van kankerpatiënten, heb met patiënten én verplegers gesproken. Ik ben zelfs op de afdeling stamceltransplantatie geweest, waar patiënten in quarantaine zitten.”

“Daarnaast heb ik Lucas mogen volgen, van het moment dat hij het ziekenhuis binnenging tot hij genezen terug naar huis mocht. Een gast van 25 jaar, geneeskundestudent, sportief net als ik, en die krijgt dan kanker. Je ziet hem daar in het ziekenhuis liggen op dat bedje terwijl er een oranje vloeistof in zijn aders druppelt. Een vloeistof waarvan je weet dat als je het op je huid krijgt, het erdoor brandt, zo’n chemische brol is het. (geëmotioneerd) Ik stapte daar buiten, stond met de auto in de file en kon alleen maar denken: ‘Waar maak je je nu zo druk over? Waar om wind je je zo op?’ Het is zo surreëel om dat beeld te zien van die breekbare jongen die daar op dat bed ligt.”

“Dit is iets waar ik voor mezelf heel veel heb uitgehaald, en waar ik dankbaar voor ben. Dat ik die mensen heb mogen volgen, hun verhalen en hun leed met me wilden delen. Ik denk dat ze het leuk vonden dat ik dat wou doen.”

Wat is het beste advies dat je gekregen hebt van kankerpatiënten?

“Dat het echt welkom was dat er eens een tragikomische serie over kanker gemaakt werd. Elke patiënt vertelde me: ‘Kanker is het ergste wat je kan meemaken, en die behandeling is nog meer shit. Maar wat ons erdoor haalt, is dat we konden lachen.’ Met vrienden of familie, met de verpleging, met de onnozelste dingen.”

“Iedereen denkt bij het woord ‘kanker’ meteen aan het ergste: zo’n loden woord, je kan bij het horen ervan enkel nog de kleur zwart voor je ogen zien. Maar als er me één ding bijblijft, is dat die mensen met kanker me duidelijk hebben gemaakt dat het níet zo is. Daarom hebben we met ‘Gevoel Voor Tumor’ volgens mij iets diepmenselijk gemaakt: we hebben niet één kleur gekozen, het is niet zwartwit maar alles ertussen.”

Besef je dat je met ‘Gevoel Voor Tumor’ nu in de Champions League van de Vlaamse tv speelt, de zondagavond op Eén? Ben je klaar voor alle aandacht die je zal overvallen?

“Heel eerlijk: daar ben ik echt nog niet mee bezig geweest, en ik heb er ook niet met de andere acteurs in de serie over gepraat. De focus lag tot nu maar op één ding: terug op een set geraken, voor die camera. We zullen na zondag wel zien wat het geeft. Ik hoop ergens wel dat mensen me aanspreken om te zeggen dat ze de serie leuk vinden.”

Ook al ze hun emotionele verhalen over kanker met jou willen delen?

“Dat zou ik oprecht het leukst vinden. Of mailtjes van mensen die zich in het verhaal zouden herkennen. Liever zo een mailtje dan tien schouderklopjes op straat, want dan zou ik me pas echt geslaagd voelen in ons opzet.”

“In het ziekenhuis bracht ik op een bepaald moment een bezoek aan een zestienjarig meisje. Ze was toen heel zwak, leed erg onder de kanker. Maar voor ik binnenging, zei de verpleegster: ‘Ze heeft zich twee uur lang klaargemaakt voor jou.’ Ik liep er binnen en zag een postertje van ‘Gevoel Voor Tumor’ aan haar muur hangen, ze was zo blij om me te zien. Toen ik vertrok, zei ze: ‘Ik hoop dat ik de reeks nog ga kunnen zien.’ (geëmotioneerd) Als zo iemand dat zegt, breek je gewoon. Ik kan er nu nog van janken. Maar het zijn die reacties die me zo trots maken op wat we met ‘Gevoel Voor Tumor’ bereikt hebben. Dat we mensen in hun moeilijkste momenten zich eventjes beter kunnen voelen, dat ze kracht kunnen putten uit deze serie.”

Wat brengt de toekomst voor jou, denk je?

“Ik had me voorgenomen om na de draaiperiode een paar maanden niets te doen. Om mezelf te kunnen evalueren, maar ook om terug Maarten te worden in plaats van Tristan. Door wat boeken te lezen, series te bingen… Normale dingen te doen in plaats van de hele dag in een ziekenhuis te zitten. En daarna? Ik sta open voor alles, ik wil zo veel mogelijk doen. De enige voorwaarde is dat elke rol een uitdaging moet vormen. Ik moet een beetje schrik krijgen van een rol.”

Zoek je daar in het dagelijkse leven ook naar?

“Ik heb dat nodig, ja. Misschien ook daarom dat ik erg aangetrokken word door extreme sporten. Nu probeer ik het wat te temperen, maar skydiven, motorrijden, duiken, snowboarden, dat was vaste kost.”

Zou je er dan mee kunnen leven als je terug in de bouw moest gaan werken?

“Kijk, sinds 2008 heb ik me elke dag voorgenomen om in een serie de hoofdrol te vertolken. En nu is dat moment aangebroken, tegen alle verwachtingen in. Dat maakt me ontzettend trots, maar tegelijk denk ik: ‘Alles wat hierna komt – of niet komt – is bonus.’ En als ik terug naar de bouw moet, so be it. Ik ben daar niet vies van, op dat gebied ben ik nuchter genoeg grootgebracht door mijn ouders.”

(zucht) “Dat romantisch idee van acteur-zijn, is toch maar onzin. Het is niet omdat je iets wilt, dat het ook gebeurt hé. Neem het van me aan: er zijn in die tien jaar duizend keer meer downs geweest dan ups. Ik weet dat ik elke dag mijn beide pollekes mag kussen. Daarom geniet ik hier zo van.”

‘Gevoel Voor Tumor’, Eén, zondag, 21.35 uur