Direct naar artikelinhoud
InterviewDirk Mulder

Hij werd bedreigd en uitgemaakt voor nazi: het ongelukkige afscheid van de directeur van Herinneringscentrum Kamp Westerbork

Dirk MulderBeeld Erik Smits

Dertig jaar lang hield Dirk Mulder de herinnering aan Westerbork levend. Kort voor zijn afscheid werd hij het doelwit van bedreigingen. ‘Ik besef dat dit een beladen plek is. Maar inmiddels lijkt het een mijnenveld.’

Op de plek waar 75 jaar geleden de treinen op weg gingen naar de vernietigingskampen, worden nu groepen scholieren rondgeleid. Het is mooi weer, een gids vertelt welke verschrikkingen zich hier ooit afspeelden en waarom de rails achter hem symbolisch naar de hemel wijzen. Als directeur van het herinneringscentrum komt Dirk Mulder vaak op het voormalige terrein van kamp Westerbork en altijd weer beroert hem die plek, vertelt hij. Hij voelt er de verbondenheid met de geschiedenis: dáár is het gebeurd, en het blijft onbegrijpelijk.

Hoe hou je de herinnering levend als de geschiedenis almaar verder wegdrijft? Dat is het onderwerp waarover Mulder bij zijn naderende afscheid graag wil praten. Herinneringen aan het verleden, zal hij tijdens het gesprek steeds weer benadrukken, hou je levend door een parallel met het heden te zoeken, door aandacht te vragen voor mensen die nu in de verdrukking zitten. ‘Op die manier stel je jezelf steeds de vraag: wat vertelt ons deze plek nou?’

Die missie bezorgde hem vlak voor zijn pensionering de meest ongelukkige periode in de 33 jaar dat hij in Westerbork werkzaam was. Het leek hem een prachtig idee om, kort voor zijn vertrek, de jaarlijkse sponsorloop tijdens de Nacht van de Vluchteling eenmalig vanuit Westerbork te laten beginnen. Het kamp werd immers precies tachtig jaar geleden opgericht als vluchtelingenkamp, voor Joden die uit angst voor het oprukkende antisemitisme naar Nederland waren gekomen.

Het leverde hem een maandenlange stroom aan dreigementen op. Hij werd uitgemaakt voor nazi, NSB’er, antisemiet, voor Holocaust-ontkenner; hij moest, las hij, een nekschot krijgen. De politie nam de zaak meteen zo serieus dat zijn mobiele nummer aan de meldkamer werd doorgegeven. Als hij belde, zouden agenten binnen een paar minuten ter plaatse zijn. Hij heeft alle mails doorgestuurd, uitgezocht wordt wie erachter zitten en of hij aangifte kan doen van smaad of bedreiging.

Vorige maand is de tocht afgeblazen en dat voelt als een nederlaag, zegt hij. ‘Westerbork maakt duidelijk hoe belangrijk onze vrijheid is en die vrijheid betekent ook dat je mag protesteren als je het ergens niet mee eens bent. Maar dan wel op een normale manier. Nu zijn we gezwicht voor bedreigingen en dat is eigenlijk onaanvaardbaar.’ Sinds het besluit wordt hij opnieuw overspoeld met reacties, maar de sfeer in zijn mailbox is omgeslagen naar verontwaardiging: dit kán toch niet, leest hij nu, blijven we dreigementen maar accepteren?

‘Toen ik werd benoemd, zei de secretaris van het bestuur tegen me: Dirk, denk erom, het is altijd op eieren lopen. Daar kon ik me iets bij voorstellen, ik besef dat dit een beladen plek is. Maar inmiddels lijkt het een mijnenveld geworden.’

Van wie kwamen de bedreigingen?

‘Vooral van mensen die menen dat vluchtelingen per definitie gelukzoekers en aspirant-terroristen zijn. Hun gescheld interesseert me niet. Maar er kwam ook commentaar vanuit de Joodse gemeenschap en dat raakt me zeer. Wij moeten voor overlevenden en nabestaanden een veilige haven zijn en ik las dat zij dat niet meer zo ervaren. Dat vind ik heel pijnlijk. Een onbekende liet weten dat hij bij de start van de loop in Westerbork zou verschijnen in een gestreept kamp-pak met Jodenster. Zo’n dreigement maakt me weerloos. Maar ik ben ook boos, omdat me wordt verweten dat ik de herinnering aan deze plek aan het verkwanselen ben. Wat hebben we hier dan sinds 1983 zitten doen?’

Wat zit er achter de kritiek vanuit de Joodse gemeenschap?

‘Westerbork moet terug naar ons, dat is wat de critici mij letterlijk zeggen: dit is een heilige plek. Waarom dat nu zo heftig opspeelt, weet ik niet. Misschien komt het doordat mensen zich onveilig voelen en hechten aan het vertrouwde? Alleen, wij staan niet alleen voor de herinnering aan de oorlogsperiode maar voor meer. Na de oorlog hebben hier bijvoorbeeld bijna twintig jaar Molukkers gewoond, in dezelfde barakken als de Joden. Mogen we die groep dan geen aandacht meer geven?’

Begrijpt u die gevoeligheden?

‘Ja, daarvoor heb ik te veel overlevenden en nabestaanden gesproken, en te vaak gezien hoe groot de trauma’s zijn. Ik probeer te zoeken naar de balans, maar dat betekent niet dat ik er altijd in hoef mee te gaan.’

Kunt u een voorbeeld geven?

‘Jaren geleden werd na onderzoek duidelijk wie dat onbekende meisje was op de beroemde Westerbork-film, het meisje dat met grote ogen in de camera kijkt vlak voordat de wagondeuren worden gesloten: Settela, een Sinti-meisje. Je wilt niet weten wat voor reacties we hier binnenkregen. Hoe dúrfden we te zeggen dat het om Settela ging, mensen schreven dat het toch zeker hun nichtje was of hun buurmeisje. En ook: hoe durfden we te beweren dat het niet om een Joods meisje ging?’ 

Hij heft de handen. En legt ze berustend weer neer.

Navraag bij mensen die hem goed kennen leert dat Dirk Mulder, de man met het uiterlijk van een oude rockzanger, altijd de leraar geschiedenis is gebleven die hij was toen hij lang geleden bij Westerbork solliciteerde: de gedroomde verteller, ‘met een ronduit verpletterende kennis van zaken’, aldus emeritus hoogleraar Johannes Houwink ten Cate, kennis over de feiten, de slachtoffers, de daders. ‘En Dirk kan luisteren’, zegt hij, ‘hij kent de trauma’s van de mensen met wie hij te maken heeft. Mij is meermaals verteld door ex-kampgevangenen dat ze nergens op zoveel begrip konden rekenen als uitgerekend in Westerbork, op die plek van gevangenschap en transport, waar ze zulke slechte herinneringen aan hadden.’

Hoe brengt u het op om te blijven luisteren?

‘Ik blijf het bijzonder vinden dat mensen mij en mijn collega’s hier dingen vertellen die ze nooit tegen hun kinderen hebben gezegd. Dan kan het niet anders of ze vertrouwen je. Dat roept deze plek op. En dan horen wij te luisteren, ook als het druk is. Al die verhalen en herinneringen hebben mij ook als mens gevormd. Ik beluister een immens verdriet, maar daarbovenuit stijgt een kracht, een levenslust die ze overeind heeft gehouden.’

Zijn leidraad, zegt hij, zijn de uitspraken van de Joodse neuroloog en psychiater Viktor Frankl, die drie kampen overleefde en tot de conclusie kwam dat zelfs in de meest absurde en inhumane situaties het leven potentieel zinvol is. En dat het in de meest extreme omstandigheden mogelijk is te kiezen welke houding je aanneemt. ‘Hoop geven, en perspectief, zelfs in de meest onvoorstelbare omstandigheden, dat is wat wij met ons herinneringscentrum willen doen.’

Dirk MulderBeeld Erik Smits

In de ruim drie decennia dat hij er werkte, heeft Mulder ondervonden hoe de verwerking van de oorlog in de samenleving veranderde. Tientallen jaren had de Joodse gemeenschap geen belangstelling voor het voormalige kampterrein, laat staan voor een monument, dat de wonden alleen maar zou openrijten. Toen in 1971 de Molukkers er weg moesten, werden de oude barakken gesloopt en verkocht aan boeren in de omgeving, als stal. De verwachting werd uitgesproken dat het snel afgelopen zou zijn met herdenken en vieren: wie was er nou nog in de oorlog geïnteresseerd? Pas in de jaren tachtig veranderde dat, ook in Westerbork: er kwam een informatiebord, een maquette, en toen een herinneringscentrum. Dat al meteen te klein bleek, want het verwachte aantal van 15 duizend bezoekers ging in het eerste jaar ruim drie keer over de kop. Met die belangstelling doemde een lastig vraagstuk op. ‘Waar is het kamp dan?’, hoorde Mulder de bezoekers aan de balie vragen. ‘Ze waren teleurgesteld, er was niks meer van over.’

Dat is niet zo vreemd toch?

‘We hebben te maken met twee partijen: er is een groep, en daar zitten ook kampoverlevenden bij, die wil zien hoe het toen was, en er zijn anderen die willen dat het terrein zo blijft. Dit is een betekenisgevende plek die niet moet worden bezoedeld, zeggen ze, zij willen hier rustig gaan zitten en tot bezinning komen. En dat stelt ons voor een dilemma. Wat hier is gebeurd, willen we graag aan zo veel mogelijk mensen vertellen, maar dat moet wel op integere wijze gebeuren. Als je in Auschwitz aankomt, staat daar een parkeerterrein vol bussen en taxi’s. De drukte is zo groot dat je je afvraagt: waar ben ik terechtgekomen?

‘We zijn overgegaan tot een symbolische herinrichting. We hebben paden aangelegd die er destijds liepen, prikkeldraadomheining aangebracht, een deel van de gracht weer uitgegraven en van een aantal barakken aangegeven waar ze stonden. Lange tijd hebben we gedacht: daar moeten we het bij laten. We wisten een paar originele barakken te staan en die wilden we terughalen, maar niet om ze op het kampterrein neer te zetten. Dat vond ik een stap te ver, ik was echt bang dat het de Efteling zou worden. De hoofdredacteur van het Nieuw Israëlietisch Weekblad waarschuwde ooit voor wat hij de Zaanse Schans van de vernietiging noemde en elke keer als wij een nieuwe stap zetten, keert die angst terug: pas op dat je er niet een kermis van maakt.’

Toch staan er nu op het kampterrein oude treinwagons en een originele barak. Waar ligt de grens van wat kan en niet kan?

‘Die grens is niet absoluut. Het is een probleem waar meer van mijn collega’s mee worstelen: van concentratiekamp Bergen-Belsen en van vernietigingskamp Sobibor is ook niets overgebleven, hoe ga je daarmee om? Dertig jaar geleden waren we terughoudend, de afgelopen jaren zijn we een stap verder gegaan. Voor mij kwam de ommekeer tien jaar terug, toen we een authentieke barak aangeboden kregen en de barak vlak voordat we die zouden ophalen in brand werd gestoken. Er kwam een hausse aan reacties, van mensen die nog veel meer barakken uit het kamp wisten te staan. Veel van die informatie klopte niet, maar er was kennelijk een snaar geraakt. In diezelfde tijd kregen we van Staatsbosbeheer de villa van de oud-kampcommandant in erfpacht, die aan de rand van het kampterrein staat. Dat voelde niet goed: wel de villa en geen enkele barak. Maar we gaan niet nieuw bouwen of nabootsen, daar ligt voor mij de grens. We moeten blijven beseffen hoe bijzonder deze plek is en wat die plek kan verdragen. Wat dat is, valt niet op papier te zetten, dat is zoeken.’

Zijn er nog originele barakken te vinden?

Mulder wijst op een foto aan de muur, van het interieur van een varkensstal: ‘Hemelsbreed tien kilometer hier vandaan, de barak is alleen wat lager gemaakt en de ramen zijn eruit. We weten er meer te staan, nog deels intact. Die zouden in de toekomst deze kant op kunnen komen en die kunnen we op de originele plek terugzetten. We weten nog precies waar ze stonden.’

Hij is bezig met een boek over de geschiedenis van de verwerking van de Holocaust, straks als hij met pensioen is kan hij dat eindelijk gaan schrijven. ‘Wij dachten: als de generatie die het heeft meegemaakt niet meer leeft, is het wel klaar met de oorlog. Maar wat we niet in de gaten hebben gehad, is hoe bijzonder het is voor de kinderen en kleinkinderen van de bevrijders om te ervaren waar hun vader of opa is geweest en hoe de herinnering aan hun familielid in dat verre land nog leeft. En hoe wezenlijk het is voor de kinderen en kleinkinderen van de slachtoffers om te weten wat hun familie heeft meegemaakt.’

Vorig jaar trok het herinneringscentrum 170 duizend bezoekers. En nee, dat is geen grijze golf, zegt Mulder, ook veel jongeren weten Westerbork te vinden. ‘De oorlog heeft een ingrijpende betekenis gehad, die wordt doorgegeven aan volgende generaties.’

En Dirk Mulder, met zijn markante hoofd, zal nog lang het gezicht blijven van de plek waar 33 jaar lang zijn hart lag. Tijdens elke vakantie, waar hij ook zit, klampen wildvreemden hem aan om hun ervaringen te delen. ‘Twee jaar geleden hadden we een huisje gehuurd op een camping in Italië. We komen aan, gaan op een terras zitten, bestellen een pilsje, zitten daar twee mensen die zich prompt omdraaien.’ Hij verheft zijn stem: ‘U bent toch van Westerbork? Kwam er weer een heel verhaal.’ Bulderende lach: ‘Daar kom ik niet meer vanaf. Nou ja, dat is maar dan zo.’

Gesproken monument 

Onder leiding van Dirk Mulder werd in 2005 in Westerbork een gesproken monument opgezet: op de plek waar de treinen vertrokken lazen zevenduizend vrijwilligers zes dagen en vijf nachten achter elkaar de namen voor van alle 102 duizend Joden, Sinti en Roma die naar de concentratiekampen werden afgevoerd en vermoord. Het uitspreken van al die namen moet het getal van 102 duizend minder abstract maken: het gaat om 102 duizend keer een mens. Volgend jaar, 75 jaar na de bevrijding, worden de namen voor de vierde keer voorgelezen.