© rr

Op zoek naar het Antwerpse alibi van de ‘Spaanse Pablo Escobar’

De grootste drugsbaron uit de Spaanse geschiedenis beweert dat hij zo’n dertig jaar geleden jarenlang in Antwerpen werkte. Legaal. “Tot 1991 heb ik geen drugs aangeraakt”, zei hij tijdens een groot proces. Wij gingen op zoek naar de sporen die Sito Miñanco in Antwerpen achterliet.

sam reyntjens

“Mijn cliënt had op dat moment een firma in Antwerpen, hij woonde daar en betaalde er netjes belastingen en sociale bijdragen. Hij verdiende op een legale manier zijn boterham.” Het zijn de woorden van een Spaanse advocaat tijdens het lopende proces tegen José Ramón Prado Bugallo, alias Sito Miñanco.

Afkomstig uit de Noord-Spaanse kustregio Galicië is Miñanco, 63 intussen, een van de grootste en belangrijkste drugssmokkelaars uit de Spaanse geschiedenis. Tonnen en tonnen cocaïne bracht zijn organisatie vanuit Zuid- en Midden-Amerika aan land in Spanje, feiten waarvoor Miñanco al twee keer lange celstraffen kreeg.

“Niks anders dan tabak”

Na een arrestatie in 1994 kreeg hij twintig jaar cel voor de smokkel van 2,5 ton cocaïne. Miñanco kwam na zeven jaar vrij, maar verdween quasi onmiddellijk weer achter de tralies, voor zestien jaar wegens zijn betrokkenheid bij de smokkel van vijf ton cocaïne in Frans-Guyana. In die periode verloor een gevangenisdirecteur zijn job omdat hij Miñanco wat extra luxe en niet-afgeluisterde telefoontjes had ‘gegund’, in ruil voor twee dure Mercedessen.

© EFE

Opnieuw vrij onder voorwaarden werd Miñanco begin dit jaar opgepakt. De Spaanse autoriteiten willen hem nu zestien jaar de cel in voor drugssmokkel en witwaspraktijken, onder meer aan het eind van de jaren ’80.

De Galiciër is duidelijk niet van plan zonder slag of stoot schuld te bekennen. “Tot 1991 raakte ik niets aan dat geen tabak was”, zei hij tijdens de zitting. Prompt toverde zijn advocaat een document tevoorschijn van sociaal verzekeringsfonds Xerius. Volgens dat in oktober 2018 opgestelde papier oefende José Ramón Prado Bugallo tussen juli 1986 en eind 1990 een hoofdberoep uit in België, had hij een rijksregisternummer en woonde hij in de Lange Lobroekstraat, op een steenworp van het slachthuis op de Dam in Antwerpen.

In het Staatsblad duikt Miñanco op als zaakvoerder van twee bvba’s die op hetzelfde adres in de Lange Lobroekstraat gevestigd waren, Melina Trading en Thalassa Repairs and Tradings. Allebei waren het firma’s voor import en export. “Van tabak naar Afrika”, beweert Miñanco. De firma’s zijn al lang uit de boeken verdwenen en Bugallo werd jaren geleden al ambtelijk geschrapt.

Niemand heeft Miñanco gezien

De zoektocht naar de sporen van de Spaanse drugsbaron begint in de Bisschoppenhoflaan in Deurne. Een artikel uit Le Soir van mei 1991 vermeldt huisnummer 484 op de drukke invalsweg als een pied-à-terre van Miñanco. Slechts één flatbewoner woonde eind jaren ’80 al op hetzelfde adres. “Maar een Spanjaard heb ik hier nooit gezien.”

Op de gelijkvloerse verdieping opende in dezelfde periode muziekinstrumentenwinkel Lemca. De zaakvoerder was al die tijd bij de winkel betrokken. “Die man heb ik nooit gezien”, reageert hij als we hem een oude foto tonen van ­Miñanco.

© rr

Bij een wijziging in het bestuur van Thalassa Repairs and Tradings duikt in het Staatsblad de naam van een Essense boekhouder op, die een speciale volmacht krijgt om de administratie van de firma te doen. “We hebben dat niet zo lang gedaan”, herinnert Ludo Van Mol zich. “Zes maanden of zo, maar met meneer Bugallo had ik nooit contact. Wel met een vrouw, een secretaresse.”

De Griek

Niemand van de (zijdelings) betrokkenen die we bijna dertig jaar na de ontbinding van de firma’s van Miñanco nog terugvinden, heeft de drugsbaron ooit gezien. De vereffenaar van Melina Trading wijst op zijn beroepsgeheim, die van Thalassa Repairs and Tradings is onbereikbaar.

Ook de huidige eigenaar van het pand in de Lange Lobroekstraat 201 ontmoette nooit iemand van Melina of Thalassa. “Ik kocht het pand in 1991 via een landmeter met wie ik geregeld samenwerkte”, zegt Bruno Dekoning, die zijn architectenbureau onderbracht in het gebouw. “Ik weet dat er voordien Grieken zaten (de zakenpartners van Bugallo, red.), maar die heb ik nooit gezien.”

De Grieken lieten wel een hoop werk achter. “Oude motoren en meubels, het hele gebouw stond vol oude meubels”, zegt Dekoning. En een roddel. “In de buurt deed toen het verhaal de ronde dat ze brood gebruikten om drugs te smokkelen. Dat ze soms plots heel veel brood bestelden bij de bakker hier.”

‘De bakker hier’ heette toen Sint Lambertus en lag vlak naast het huis waar Thalassa en Melina gevestigd waren en Miñanco volgens de papieren woonde. Bakker Marcel en zijn echtgenote Rosette hadden er toen een goed draaiende zaak. “Genoemd naar de parochiekerk aan de overkant van de straat, zo ging dat toen.” Ook zij hebben de man op de foto nooit gezien en herinneren zich geen Spanjaard.

“Grieken wel. Die Griek (Panagopoulos, zakenpartner van Miñanco, red.) was een goeie klant, hij had een villa in Schilde en een dure auto met een alarm dat begon te roepen als je te dichtbij kwam”, vertelt het koppel. “Zijn vrouw rookte van die dunne sigaartjes. Vriendelijke mensen, hoor. Als ze op vakantie waren geweest, brachten ze altijd een souvenirtje mee.”

Het gerucht dat in de buurt de ronde deed – dat de Griekse connecties van Miñanco hun smokkelwaar in broden verstouwden – kenden de bakker en zijn vrouw niet. “Het klopt wel dat ze af en toe heel grote bestellingen plaatsten”, zegt Marcel. “Dan hadden ze de dag zelf nog meer dan honderd broden nodig, die ik dan op een boot in de haven moest gaan leveren.” Ongesneden broden. “Ah ja, want ze waren nog te warm om te snijden.”

© rr

Politie-inval

Of die broden dienden om de honger van de zeelui aan boord te stillen of om cocaïne in te smokkelen, zal een raadsel blijven. “Ben ik met drugsgeld betaald dan?”, vraagt bakker-op-rust Marcel. “Want betalen deed de Griek altijd netjes.”

Het koppel herinnert zich nog een inval van de politie in het gebouw waar Thalassa Repairs and Tradings en Melina Trading zaten. “Ik lag al te slapen, maar hij zat nog voetbal te kijken”, zegt Rosette. Met de grote middelen viel de politie binnen, er werden schijnwerpers op huisnummer 201 gezet en de buren werden aangemaand binnen te blijven.

Ook de politie kon Miñanco nooit in Antwerpen aantreffen, de drugsbaron zou uiteindelijk in Madrid in de boeien geslagen worden. En zo lopen alle sporen naar de Galicische smokkelaar dood aan de oevers van de Schelde. Als Miñanco hier al gewoond heeft, was het vast niet voltijds en is hij er toch in geslaagd ook hier een zweem van drugshandel achter te laten.

© EFE

Miñanco en het voetbalsprookje

Ook in Spanje stelt men zich vragen bij het Antwerpse alibi van Miñanco. De lokale krant La Voz de Galicia doorzocht haar archief en zag dat de drugsbaron geregeld opdook in het publieke leven in het stadje Cambados. Geen wonder, Sito Miñanco was graag gezien in zijn thuisbasis en hechtte daar veel belang aan, net zoals de legendarische Colombiaanse drugs­­baron Pablo Escobar met wie hij vaak vergeleken wordt.

Succes in het voetbal

Miñanco financierde volgens de lokale journalist Nacho Carretero in een interview met Vice Sports ook dorpsfeesten. En wat is beter om de harten van het volk te winnen, dan voor successen te zorgen bij de lokale voetbalclub? Al in 1986 kocht Miñanco zich in bij Juventud Cambados. Met het geld van Miñanco voltrok zich bijna een wonder aan de boorden van de Atlantische Oceaan. Het bescheiden Juventud schopte het in enkele jaren van de krochten van het Spaanse voetbal tot op een zucht van tweede klasse.

Vice Sports wijdde er een lang artikel aan. “Na Deportivo La Coruña en Celta de Vigo was Cambados het derde team uit Galicië. Het enige verschil was dat Cambados veel meer betaalde dan de twee historisch grotere clubs uit de streek”, staat er te lezen.

Het drugsgeld van Miñanco maakte veel mogelijk en niemand zag wat er gebeurde of wilde het zien. In de ogen van de bewoners was Miñanco nog altijd een tabakssmokkelaar. Die smokkel was illegaal, maar werd lange tijd gedoogd. “Als iemand het al wist, hield die zijn mond dicht”, vertelt Benito Leiro, expert in drugshandel en journalist in Cambados, in gesprek met Vice Sports. “Sito was een meester in doen alsof hij een zuivere zakenman was. De mensen twijfelden er niet aan dat hij gewoon een gulle man was die zijn club goed wilde leiden.”

Zoals zovelen aan de ruwe kust met al haar inhammen, had de jonge Miñanco gezien dat er met de smokkel van tabak veel meer te verdienen viel dan met de visserij van zijn familie. Met kleine bootjes trokken de smokkelaars naar de open zee, waar vanop de grote zeeschepen tabak gegooid werd die vervolgens aan wal ging.

Doorheen de jaren maakte de tabak plaats voor hasj uit Marokko en daarna voor cocaïne uit Zuid- en Midden-Amerika. De greep van de drugssmokkel op het leven in Galicië werd zo groot dat de regio een narcostaat dreigde te worden. Ook vandaag nog spelen de Galicische smokkelaars een belangrijke rol in de drugshandel naar Europa.