Om Arafat te doden, mochten anderen sterven
Tel Aviv
De commandant van een speciaal team dat de Palestijnse leider Yasser Arafat moest liquideren, heeft tegen de BBC bevestigd dat zijn eenheid ‘tussen de acht tot tien aanslagen op Arafats leven heeft uitgevoerd’. Generaal (res.) Uzi Dayan vertelde dat tegen Tom Bateman, BBC correspondent voor het Midden-Oosten. Bateman trok een bewering na van de Israëlische schrijver en journalist Ronen Bergman in diens recent gepubliceerde boek Rise and kill first (Sta op en doodt als eerste), over de geheime liquidatieacties door Israël. Bergman beschrijft daarin hoe de Israëlische eenheid die Arafat moest uitschakelen, dat wilde proberen tijdens het interview dat de linkse Israëlische journalist Uri Avnery in 1982 in Beiroet had met de PLO-leider. De poging van de speciale eenheid met de codenaam ‘Zoute vis’ (Salt Fish) mislukte, aldus Bergman, omdat het team het spoor kwijtraakte door uitvoerige afleidingsmanoeuvres door de Palestijnen, die Avnery dwars door Beiroet naar Arafat brachten.
Avnery zelf twijfelt aan het verhaal, schreef hij afgelopen maand al . De afspraak met Arafat was niet voorbereid en het laatste telefoongesprek erover was maar een aantal uren voordat hij op weg ging. ‘Maar, als ze echt efficiënt waren geweest en het gesprek hadden afgeluisterd, of me hadden gevolgd vanaf het punt waar ik de frontlinie overging, dan was het mogelijk geweest’, zegt hij nu tegen de BBC.
wrede acties
Duidelijk is uit Bergmans boek dat de toenmalige minister van Defensie, Ariel Sharon, Arafat zag als de belangrijkste verantwoordelijke voor een aantal gruwelijke moorden die door de PLO waren gepleegd. Ook Avnery twijfelt niet aan Arafats betrokkenheid bij terreurdaden. ‘Arafat gaf het bevel tot vele wrede acties’, schreef hij eerder in een mail aan deze krant.
Het interview vond plaats midden in de felle strijd om de macht in Beiroet, waarbij Sharon de christelijke falangistenmilities steunde tegenover de Palestijnse PLO. Daarnaast, zo schreef Bergman in januari , ‘zag Sharon Arafat als een Jodenmoordenaar. Sharon zelf was een stevige man, behoorlijk hard en soms ook een behoorlijke schurk. Maar elk slachtoffer van elke terreuraanslag raakte zijn hart. Er waren dingen die hij eenvoudigweg niet voorbij kon laten gaan.’
Sharon wilde daarom dat de moordenaar Arafat uit de weg zou worden geruimd.
Maar de journalist en vredesactivist Avnery – en met hem ook sommigen in de legertop – zagen een verandering bij Arafat.
In een e-mail legt de inmiddels 94-jarige Avnery uit wat Arafat daarover zelf zei. Arafat dacht dat op den duur de Arabische landen Israël wel zouden verslaan. Maar na de Yom Kippoeroorlog van 1973, zo citeert Avnery Arafat, ‘besefte ik dat er geen manier was om Israël op het slagveld te verslaan. Daarom besloot ik de Palestijnse wensen met vreedzame middelen te bereiken.’
Avnery, die ook na het interview in Beiroet diverse ontmoetingen met Arafat had, zegt in een van zijn mails aan deze krant, met Yitzhak Rabin over de ontmoetingen te hebben gecommuniceerd. Rabin, die al premier was geweest, was indertijd lid van de Knesset, werd minister van Defensie en sloot als premier de Oslo-akkoorden met Arafat.
Er was nog een cruciaal onderscheid, Avnery haalt dat aan in een indringende e-mail kort na Bergmans artikel. ‘Wat in vredesnaam ben ik?’, vraagt Avnery zich daarin af, naar aanleiding van een ‘discussie’ die hij indertijd met Sharon had. Beiden hadden ze gevochten als militair voor de staat Israël. Maar Sharon was allereerst Jood en dan Israëli. Avnery noemt zich eerst Israëli en dan Jood. Dat maakte het voor hem, net als voor Rabin, mogelijk om met voormalige vijanden te zoeken naar de vrede.
Sharon was in de jaren tachtig nog lang niet zover. Hij was volgens Bergman bereid desnoods verscheidene burgerslachtoffers te maken, als Arafat maar kon worden gedood.
ethische grens
In het geval van het bezoek van Avnery aan Arafat duiden de antwoorden van toenmalig commandant Dayan op een ethische afweging om af te zien van een aanslag op Arafat, meer dan op de technische problemen die Bergman noemt. Dayan ontkent tegenover de BBC dat zijn team ‘betrokken was bij de operatie zoals die door Bergman is beschreven’. Maar tegelijk geeft hij een grens aan die ook in verklaringen van andere betrokkenen bij andere gestaakte liquidatiepogingen voorkomt. ‘Het is idioot te denken dat een Israëlische officier of minister van Defensie of een premier toestemming zou geven Arafat te doden, tegelijk met sommige Israëli’s die hem zouden ontmoeten, inclusief Avnery.’
In dit statement zegt Dayan iets wat niet voorkomt in de tekst van Bergman in de New York Times, namelijk dat er verscheidene Israëli’s aanwezig waren. Dat waren de fotografe Anat Saragusti en de verslaggeefster Sarit Yishai van Avnery’s tijdschrift Ha’Olam Hazeh. Daarmee was de ethische grens gepasseerd die de speciale eenheid volgens Dayan hanteerde: ‘Als we wisten dat er burgers waren, noemden we het geen doelwit.’ Die grens bleek ook volgens Bergman diverse keren belangrijker dan bevelen van hogerhand.
Uiteindelijk was het Sharon die in 1983 door zijn doen en laten bij de bloedbaden in de Palestijnse vluchtelingenkampen Shabra en Shatila, moest aftreden als minister van Defensie.
Tien jaar later zag hij hoe Rabin en Arafat in de tuin van het Witte Huis hun voornemen de vrede te bereiken met een handdruk bezegelden. Ze zouden die vrede alleen nooit zien. <