© Raymond Lemmens

Nelly Creten was de eerste Limburgse politievrouw: “Geen normaal dienstwapen en te grote laarzen”

De laarzen die ze kreeg waren maat 45, terwijl ze een 37 heeft. In plaats van een normaal dienstwapen - de 9 mm - kreeg ze een babybrowning. Nelly Creten (66) was de eerste politievrouw in Limburg, de eerste vrouw in een machowereld.

Nancy Vandebroek

Ze is moeder van twee zonen en een dochter. Oma van zes kleinkinderen. Maar Nelly Creten was ook de allereerste politievrouw van Limburg. Over haar ervaringen in die mannenwereld heeft ze nu een boek geschreven. “Ik was bang om op pensioen te gaan. Daarom heb ik besloten om het allemaal van mij af te schrijven. Bepaalde dossiers heb ik losgekoppeld uit mijn geheugen, omdat ze anders mijn leven en mijn werk gingen domineren. Maar ‘s nachts sluipen nog altijd beelden binnen in mijn hoofd.”

Politievrouw worden, was dat een kinderdroom ?

“Helemaal niet. Na mijn studies ben ik voor justitie gaan werken. Op de Dienst Voorwaardelijke Invrijheidsstelling van het Gevangeniswezen. Het was een administratieve functie: ik moest dossiers lezen en een samenvatting maken. De inhoud van die verslagen waren soms gruwelijk. Mijn interesse om dat allemaal zelf te onderzoeken, was gevoed. Ik besloot om mee te doen aan allerhande examens. Ook een examen bij de jeugdpolitie.”

Een ommekeer?

“Zeker weten: waar ik vroeger dossiers las en bekeek vanuit een administratief perspectief, werd ik als politievrouw opnieuw geconfronteerd met de gruwel. Maar nu kregen de slachtoffers een gezicht. Je ziet verdriet, wanhoop, angst, ontreddering.”

U was inmiddels zwanger.

“Pas na de geboorte van mijn tweeling heb ik de fysieke proeven kunnen afleggen, ik was toen 23. Binnen een gezin met drie kinderen moest uiteraard een en ander gereorganiseerd worden, maar ik heb altijd alle steun en hulp gehad van mijn man en ouders.”

Vrouwen waren in de jaren 70 nog een zeldzaamheid bij de politie.

“Ik heb altijd in Landen gewoond en solliciteerde bij de brigade in Leuven. Maar daar waren vrouwen gewoon niet welkom. Limburg zag ik niet meteen zitten, ik kende die provincie niet. En wilden ze me daar wel? Ik ben met knikkende knieën naar Hasselt getrokken. Samen met twee mannelijke kandidaten. De toenmalige hoofdcommissaris van de gerechtelijke politie nam ons alle drie aan. Het kon hem niet schelen dat ik een vrouw was, we kregen te horen dat we ons alle drie moesten bewijzen.”

“Twee dagen later kon ik al beginnen, dat was in juni 1976. Als eerste politievrouw in Limburg. Niet evident, want je hebt geen referentiekader, geen rolmodel dat je kan helpen in die machowereld. Je moet opboksen tegen vooroordelen, je hebt de indruk dat je strenger beoordeeld wordt. Voor de mannen was het natuurlijk ook niet evident. Zij waren onzeker, ongerust over hoe die vrouw moest ingepast worden in hun jarenlange monopolie.”

Werd u niet voor vol aanzien?

“Als ik ergens toekwam en mij legitimeerde, was er altijd ongeloof. Ik droeg ook geen politie-uniform en kreeg vragen: Draag je een wapen? Kan je schieten? De toenmalige kogelvrije vesten waren voor een vrouw ook veel te groot en te pijnlijk om te dragen. Moesten we naar een drassige misdaadplek, waren er laarzen voorzien: maar enkel maat 45, terwijl ik een 37 heb.”

“Bij mijn indiensttreding kreeg ik als dienstwapen geen 9 mm. Om een of andere reden - de redeneringen van mijn oversten zijn mij niet altijd duidelijk geweest - een babybrowning: een klein dameswapen dat ‘gemakkelijk weg te stoppen’ was. Ik heb het wapen snel weer ingeleverd. Ik haalde met dat ding geen goede resultaten bij de schietoefeningen.”

Toch wist u uw stempel te drukken.

“Voor slachtoffers was het verademing dat zij met hun verhaal van seksuele gruwel bij een vrouw terechtkonden. Zonder afbreuk te doen aan de competentie van mijn mannelijke collega’s was het overduidelijk dat het voor veel vrouwen een hele opluchting was dat zij bij mij hun klacht konden indienen. De buitenwereld zag stilaan in dat een vrouw het verschil kon maken tussen het wel of niet aangeven van een zedendelict.”

Herinnert u zich nog uw eerste onderzoek?

“Als de dag van gisteren. Als stagiair-inspecteur had ik een zaak over een zwaar mishandeld jongetje. Wat ik bij dat kind gezien heb, heeft mij nachten wakker gehouden. Het waarom en het hoe fascineerde mij. Wie waren die mensen die hun kind zoiets aandeden? Hoe kon ik op een verantwoorde manier met zo’n kind omgaan, hoe kon ik zijn verhaal krijgen zonder het te betuttelen en zonder het bijkomende schuldgevoelens te geven?”

“De job was een uitdaging, ik wist dat dit mijn werk zou worden voor de rest van mijn leven.”

Een kind verhoren is niet evident. U hield er aparte methodes op na.

“Collega’s hebben me een aantal keren raar aangekeken wanneer ik bepaalde hulpmiddelen gebruikte bij het verhoren van kinderen. Handpoppen, bijvoorbeeld. Ik richtte de wachtkamer kindvriendelijk in, verhoorde de kinderen ook niet aan mijn bureau. Ik bracht een dekentje mee en wat speelgoed van mijn eigen kinderen. Een ander hulpmiddel bleek een speelgoedtelefoontje. Tijdens de ondervraging van een bepaald kind bleek dat het vertellen via de telefoon veel gemakkelijker ging.”

“Van al het politiewerk dat ik heb gedaan, is een kind goed ondervragen één van de moeilijkste opdrachten. Het is emotioneel belastend, heel arbeidsintensief, maar soms ook frustrerend. Vlot sprekende kinderen waren in de minderheid. Elk verhoor van een kind ben ik blijven analyseren. Ik zag er in 24 jaar twee tot drie per week, gemiddeld 100 per jaar. Ik heb er mijn hart en ziel ingestoken.”

U was ook ‘de politievrouw met de hond’.

“Ik heb verschillende alternatieve of creatieve elementen in mijn politiewerk geïntegreerd, zowel bij het verhoren van kinderen en daders als bij de bejegening van slachtoffers. Maar het werken met mijn hond is het project dat mij de meeste voldoening heeft gegeven. Eerst met mijn labrador Phaeca, later Yenthe. Zij waren de beste hulpmiddelen.”

Vandaar wellicht de titel van uw boek: ‘Fluister je verhaal’.

“Ja. Mijn honden waren onvermoeibare gesprekspartners, konden uren luisteren. Zij oordeelden niet en leken oprecht geïnteresseerd. Kinderen gingen er vanuit dat de hond dezelfde gevoelens koesterde. “

“De hond was eigenlijk een ideaal middel tot projectie: het was gemakkelijker voor een kind om zijn leven te vertellen, zijn angsten en verdriet te uiten via de hond. Sommige kinderen konden soms niet vatten wat hen was overkomen, laat staan dat ze dat onder woorden konden brengen. De hond maakte een kind ook emotioneel sterker en betekende een affectieve ondersteuning. Niets is zo eerlijk als de spontaniteit van een dier.”

U schrijft in het boek dat u moordonderzoeken het liefst heb gedaan.

“Het klinkt misschien raar, maar dat was mijn ding: elke mens in zijn waardigheid benaderen, luisteren en alert ingaan op de aangereikte elementen. Ik heb overigens nog regelmatig contact met nabestaanden in dossiers waarin ik heb meegewerkt.

“Ik deed graag moordzaken omdat je dan werkt in teamverband. In onderzoeken naar seksueel geweld werkte ik meestal alleen. Bij moordonderzoeken was er elke morgen een briefing om de vorderingen van de vorige dag in kaart te brengen en nieuwe pistes uit te spitten. Elk spoor dat vragen opriep, werd grondig opnieuw bekeken. De wanhoop omdat de indruk ontstond dat we nog nergens stonden, ervaarde je als team. Net als de euforie, als een opening werd gevonden naar een mogelijke opheldering. Bij een doorbraak voelde je samen de adrenaline stromen en alle vermoeidheid uit je lijf wegebben. En ’s avonds samen een pint pakken om stoom af te laten.”

Heb je er nooit de brui aan willen geven?

“Ik heb een aantal keer overwogen om ander werk te gaan zoeken, maar dat had nooit te maken met het werk op zich, integendeel. Ook niet met de fijne collega’s. Wel met mijn ergernis over de incompetentie van bepaalde magistraten en hun overtuiging van hun grote gelijk. Sommigen - ze werken niet meer op het parket - hechtten niet veel belang aan wat een kind vertelde. Zij catalogeerden kinderen als fantasten, als onbetrouwbaar. Het relaas van de kinderen legden ze gewoon naast zich neer. Volgens die magistraten waren kinderen niet in staat om fantasie van werkelijkheid te onderscheiden, hun waarneming zou te oppervlakkig zijn, hun herinnering gebrekkig en gemakkelijk te beïnvloeden. Ik wist beter.”

Hoe kijk je uiteindelijk terug op je politiecarrière?

“Erg trots. Ik heb mijn werk met hart en ziel gedaan. Het feit dat ik een politievrouw was, heeft er zeker voor gezorgd dat ik op bepaalde vlakken anders ben aangepakt. Maar omdat ik creatief was, is het gelopen zoals het is gelopen. Ik ben ongelooflijk trots dat ik tot de pioniers heb behoord. Op mijn manier heb ik mijn stempel kunnen drukken op het mooiste beroep dat er is.”

INFO

Nelly Creten heeft haar ervaringen als eerste politievrouw van Limburg neergeschreven in een boek dat is uitgegeven in eigen beheer. Het is te bestellen via necre@skynet.be.

Nelly Creten, Fluister mijn verhaal, 151 blz., 19,50 euro