Geloof in de wereld: Waarom is die ring van Pilatus toch zo boeiend?
Tweewekelijkse rubriek over religie en theologie.
‘Ring van Pilatus teruggevonden.’ Israëlische media hadden vorige week nog maar nauwelijks bericht dat een in 1969 gevonden ring vermoedelijk van Pontius Pilatus was geweest, en nog geen 24 uur later hadden media van over de hele wereld dat bericht overgenomen. Niet alleen christelijke kranten zoals deze krant, maar ook in Nederland onder meer de NOS en RTL.
Het bericht bleef niet lang weersproken. Op Twitter fulmineerde de Leidse universitair docent oude geschiedenis Miko Flohr over de naïviteit van zo veel elkaar napratende media. ‘Verhaal klopt echt voor geen meter.’ Waarna Flohr meteen een stuk of zes redenen opsomt waarom de ring helemaal niet van stadhouder Pontius Pilatus geweest hoeft te zijn. Ook de Kampense oudtestamenticus Koert van Bekkum relativeerde op Twitter het belang van de vondst.
Want was er aan de hand? De eenvoudige koperen ring kennen archeologen al een kleine vijftig jaar, maar pas onlangs is men met speciale apparatuur erin geslaagd de inscriptie die erop staat te lezen. ‘Van Pilatus’ staat er in Griekse letters op de ring met daarnaast een afbeelding van een wijnvat. Kijk je naar de plek waar de ring in 1969 is gevonden, dan is hij waarschijnlijk ouder dan de verwoesting van Jeruzalem in het jaar 70. Bedenk daarbij dat de naam ‘Pilatus’ niet vaak voorkwam in die regio, en de conclusie is snel getrokken: deze ring behoorde toe aan de man die Jezus veroordeelde tot de dood aan het kruis.
Wie echter de moeite neemt het artikel van de archeologen zelf in het Israël Excavation Journal op te zoeken, ontdekt dat zij alleen de mógelijkheid opperen dat de ring van dé Pilatus zelf is geweest. Het is zelfs onwaarschijnlijk dat de stadhouder de ring ooit heeft gedragen – bijvoorbeeld toen hij zijn handen in onschuld waste (Matteüs 27, vers 24). Zulke eenvoudige koperen zegelringen waren namelijk meer iets voor soldaten of voor handelslui. De rijke prefect, die tussen het jaar 26 en 36 het Romeinse gezag over Judea vertegenwoordigde, zal waarschijnlijk iets veel mooiers en duurders gedragen hebben.
Toegegeven, daarmee verklaar je de zeldzame naam ‘Pilatus’ nog niet. Maar het is eigen aan de archeologie dat er altijd meer onduidelijk is en onbekend blijft dan dat er dingen zijn die je met zekerheid kunt vaststellen. Desondanks wordt de link naar de Bijbel of naar bijbelse personen soms wel erg snel gelegd. Is het niet door de archeologen zelf, dan wel door verschillende kranten en websites die erover schrijven. Zo werden drie jaar geleden naar verluidt zowel het paleis van David als het huis van de profeet Elisa gevonden. Ook toen uitte archeoloog Miko Flohr ernstige twijfels bij de vondsten, die achteraf sterk overdreven bleken.
Een boeiende vraag blijft waarom iedereen over dat soort – vermeende – vondsten toch zo opgewonden doet. Misschien dat sommige gelovigen er graag iets mee willen bewijzen. Zo van: de Bijbel heeft tóch gelijk (om de titel van de bekende christelijke klassieker van Werner Keller aan te halen). Zie je wel, Pilatus heeft echt bestaan, bijvoorbeeld. Al betwijfelt niemand dat. Maar dit gaat verder. Seculiere media als de Volkskrant, het AD, de NOS, en RTL brachten eveneens het nieuws van de Pilatusring. Ook al weten veel van hun lezers misschien nauwelijks nog wie die Pilatus ook alweer was.
Wat is het dan? Is het een gevoel, dat we door dit soort vondsten, als ze echt zijn tenminste, dichter bij het ‘heilige’ komen? Wellicht heeft deze ring dan wellicht Jezus ‘gezien’ (aangeraakt vermoedelijk niet). Ze maken tastbaarder wat we verder alleen van horen zeggen kennen. Als dat klopt, dan staan we minder ver af van de reliekenverering die protestanten in elk geval altijd sterk afgewezen hebben. Je kunt namelijk zeggen: wat betekent een splinter van het kruis van Christus (opnieuw: áls die echt is), als we het Woord hebben dat voor ons heil meer dan voldoende is? Maar psychologisch werkt het zo blijkbaar niet. Naast het gehoorde Woord (verbum audibile in Kerklatijn) blijft de behoefte bestaan aan een zichtbaar Woord (verbum visibile). De kerkelijke sacramenten, kun je zeggen, voorzien daar gelukkig in elk geval in.
Ik dacht dat ik daar niet erg gevoelig voor was. Totdat ik op een Romereis met enkele collega’s mocht afdalen in de gangen van de necropolis, de oude begraafplaats onder de fundamenten van de Sint-Pieter. Na een lange weg door het halfduister, langs grafkamers met soms prachtige mozaïeken, kwamen we bij een muur. We waren nu recht onder het hoofdaltaar van de Sint-Pieter, vertelde de gids. En ze wees naar een nis verderop in een andere muur uit de derde eeuw, onbereikbaar voor de bezoeker. Daarin zijn in de jaren veertig enkele beenderen teruggevonden. Volgens archeologisch onderzoek uit de zestig waren ze van een man geweest die stamde uit de eerste eeuw. Op dezelfde muur waren de woorden gekrast ‘Petrus is hierbinnen’. De gids vroeg om stilte, een moment van contemplatie. De conclusie dat onder de Sint-Pieter daadwerkelijk de beenderen van de apostel Petrus liggen, is niet geheel onomstreden, maar ineens beving me een huivering: het gevoel nooit zó dicht bij de apostelen, ja bij Jezus zelf, geweest te zijn.
Voor wie er zelf eens een kijkje wil nemen: voor een rondleiding is speciale toestemming vereist. Die is te verkrijgen bij de ‘Excavations Office’ van het Vaticaan, en geldt alleen voor mensen van vijftien jaar en ouder. Er worden maximaal 250 mensen per dag tot de necropolis toegelaten.