Mijn advies is: hou je voeten warm
In de tijd van de Reformatie had je weleens dat een reformator, om wakker te blijven, ’s nachts pardoes z’n voeten in een emmer koud water stak. Ik weet niet of ik me dan nog zou kunnen concentreren. Koud water, heerlijk. Om in te zwemmen, ja. Maar warme handen en voeten zijn bij het schrijven toch onontbeerlijk. Als de voeten warm zijn, voorkom je energieverlies aan je uiteinden. Spaar die liever voor je hersenen. Hou je voeten warm, is mijn advies, en de slag is al half gewonnen. Maar misschien ben ik geen goede calvinist; in 2009 wees het invullen van een test van Trouw en de Vrije Universiteit uit dat ik voor maar 34 procent calvinist ben. Nou, daar zit je. Een derde deel wel, de rest niet. Ik denk eigenlijk niet dat mijn voeten calvinistisch zijn, die zitten er graag warmpjes bij, die horen vast bij dat andere deel.
Calvinist of niet, de band met mijn voorgeslacht wordt alsmaar sterker. Het is een verlangen naar wortelen. In tijd, landschap en geschiedenis.
In het Openluchtmuseum raakte ik deze week een molen aan die hergebruikte onderdelen bevat van de molen in het Groningse Leermens, waar mijn grootvader (1905-1975) molenaar was (1931-1938). Ik keek langs de kap omhoog en zag op dat moment een vlucht van drieëndertig kraanvogels overkomen. Alsof het zo moest zijn. Dit soort ervaringen heet serendipiteit. Of synchroniciteit. Dag Hammarskjöld (1905-1961) had op zo’n moment uitgeroepen: ‘Tegen het verleden: dank. Tegen de toekomst: ja!’ Of het calvinistisch is weet ik niet, maar ik krijg er wel warme voeten van. De dingen in de wereld zijn verbonden met duizend draden.
Een van de mooiste kanten van het Openluchtmuseum is dat het de generaties weer met elkaar in gesprek brengt. En dat in prachtige oude gebouwen, waar maakwerk wordt getoond, liefde voor ambacht, aandacht voor geduldwerk. De geschiedenis van Nederland was vaak niet aangenaam. Onze voorouders werkten zich krom. En dan kregen ze er vaak nog tuberculose bij ook. Die ziekte komt in ons land amper meer voor, God zij dank.
Enfin, na een omweg van eeuwen kwam ik thuis. Per trein was mijn goede vriend uit Rotterdam gearriveerd. Hij had via zijn moeder behendig de hand weten te leggen op ambachtelijk gebreide sokken. Ze zijn gebreid door mevrouw Arbman, uit Bergschenhoek. Ik draag ze nu. Zonder haar zou de wereld een stuk guurder zijn. Zonder warme voeten kan ik niet schrijven.