Neanderthaler jaagde op neushoorns, bizons en beren
De neanderthaler jaagde
geraffineerd en onverschrokken en was in staat de meest indrukwekkende
beesten te doden. Op het menu stonden onder meer neushoorns, bizons en
roofdieren zoals de bruine beer. Dat stelt de Nederlander Gerrit
Dusseldorp, onderzoeker bij de Nederlandse Organisatie voor
Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) aan de Universiteit Leiden.
Als hyena's Volgens
Dusseldorp is er lang geruzied over de vraag of neanderthalers, die
leefden van 150.000 tot 30.000 jaar geleden, überhaupt jaagden.
Inmiddels is duidelijk dat ze geen aaseters waren, maar minder bekend
is hoe de jacht van de oermens in zijn werk ging. Uit Dusseldorps
onderzoek blijkt dat neanderthalers zich niet snel lieten afschrikken
door hun prooidieren. Hij vergelijkt de jacht van de neanderthaler met
die van hyena's. Hyena's waren belangrijke concurrenten van de oermens
en hadden een vergelijkbaar voedingspatroon. Dankzij hun intelligentie
overtroffen de neanderthalers de roofdieren bij het vangen van de
sterkste prooien.
Intelligent Neanderthalers
jaagden dus in groep, waardoor ook moeilijk te vangen prooien binnen
handbereik lagen. Dat ze deze prooien ook wisten te vangen, betekent
volgens Dusseldorp dat neanderthalers goed konden communiceren en
coördineren. De jacht van de oermens was volgens hem zeer
kennisintensief. Voor het onderzoek analyseerde Dusseldorp twee
archeologische vindplaatsen, in Duitsland en Noord-Frankrijk. Daar
onderzocht hij gevonden botten en ging hij aan de hand van bekende
informatie over de omgeving na waarom neanderthalers voor een bepaalde
prooi kozen. Hieruit blijkt dat de oermens in warme, beboste gebieden
de voorkeur gaf aan solitair levende prooidieren. In een koude, minder
begroeide omgeving gingen neanderthalers achter moeilijk te vangen
kuddedieren aan.
|