Bart zijn verhalen
verhalen voor alle lezers in quarantaine
18-02-2021
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.GEDICHTENBUNDEL

 

SNOEP, LIEFDE & CORONA;

DAEMS BART.

1 JANUARI 2021.

NIEUWJAAR

NIEUWJAAR 2007

Veel geluk zijn onze wensen

Zo denken wij toch als mensen

Een grotere waarde maakt geluk overbodig

Tevredenheid en geluk is niet meer nodig

Daarom zijn onze wensen die we jou geven

Tevreden met al het kleine voor de rest van uw leven.

Bart en Simonne.

 

NIEUWJAAR.

Donzige donsjes,

Onder onsjes,

Vlokken zo zacht,

Gerijmd deze nacht,

Bekorend langs een dreef,

De wensen die ik je geef,

at je bekoren,

Vergeten, verloren,

Of slechts dromen,

Dat ze alle uitkomen,

Het is wat ik verwacht,

Voor jou in mijn gedacht.

Bart en Simonne.

 

Ieder mens heeft zijn eigen wens

Toch voor dezelfde mensen

Zijn het steeds dezelfde wensen

Wat is nu mijn grote wens

Een eigen wens aan ieder mens

 

Ik zoek maar vind niets

Voor jou specifieks

Hoe hard ik ook zoek

Op google of in een dikke boek

Het zit wellicht in een kleine hoek

 

Daarom moet ik mij wenden

Door de gewone wensen te zenden

Gezondheid, veel zon- en weinig werkdagen

Veel geluk en nog vele jaren.

Bart en Simonne.

 

 

CARTE BLANCHE.

Ze zijn groot of ze zijn klein

Bijzonder of banaal

Dat mag en moet zo zijn

Maar wat is nu voor jou ideaal

Wij hebben alle nieuwjaarswensen overwogen en gewikt

Wij hebben ook onze voelhorens uitgezonden

Maar welke wens is nu altijd geschikt

Dat hebben wij dan uiteindelijk gevonden

Jij hebt grote chance

Onze wens voor dit jaar is: carte blanche.

Bart en Simonne

 

 

HOE EEN NIEUWJAARSWENS KAN VERANDEREN

 1960

We gingen naar het dorp op de hoek en kochten nieuwjaarskaarten

Wat verder in de straat was een klein postkantoortje

We kochten 13 postzegels, voor iedere familie 1

We schreven op de achterkant onze wensen

We staken alle kaarten in de rode postbus , ook al liepen we voorbij tante Mia

En dan maar wachten tot de postbode ook voor ons kaartjes bracht.

 

1980

We zetten die grote computer op

Proberen ons het paswoord te herinneren

En wachten tot die eindelijk opgestart is

Nadat de virusscanner eindelijk klaar was

Konden we naar de mailberichten

Eerst de binnenkomende mail en spam

Ons virusscanner schiet weer aan het werk

We zoeken de email-adressen op

We typen onze wensen

 

2000

Ik zit met de laptop op mijn schoot

De sint is lang weg met zijn boot

Met mijn vinger die naar het scherm wijst

Zoek ik de adressenlijst

Google wordt geactiveerd

Dat hebben we intussen geleerd

Een mooie prent wordt opgezocht

Of soms een plezant gedrocht

De tekst wordt van het net geplukt

Alles wordt netjes gedrukt

En na een week gewacht

Door de post aan huis gebracht

 

2020

Met de smartphone in mijn hand

Zet ik mijn auto aan de kant

Wrijf met mijn duim naar een hoek

En kijk het nieuws op facebook

Ik plak enkele smileys

Speciaal voor de familie

Ik type met mijn duimen snel enkele letters

Deze Engelse tekst stuur ik naar de internetters

Nu vlug aftellen naar nul uur

En dan elkander kussen vol vuur.

 

NIEUWJAARSDROMEN .

Donzige donsjes,

Onder onsjes,

Vlokken zo zacht,

Gerijmd deze nacht.

Bekorend langs deze dreef,

De wensen die ik je geef,

Laat je bekoren,

Vergeten, verloren,

Of slechts dromen,

Dat ze allen uitkomen

Bart en Simonne.

 

Gestadig valt de sneeuw naar beneden              

Een wit tapijt wordt gevormd

Langzaam worden de bomen bedekt

Uitgekristalliseerde waterdruppels worden

Kleine witte vlokjes, samen vormen ze een

Kunstig wit tapijt

In den beginne maagdelijk wit een

Groot stukje rust en stilte

Nagenoeg niet voor lang

In dit witte tapijt tippelt

Een eenzame poes

Uitgerekend nu en hier

Waarom, waarom toch

Jagen zit er nu niet in

Al lust ze wel een muisje

Al wil ze wel een droog plaatsje

Een vuurpijl sist door de lucht

Rust valt weg, vuurwerk knalt

Blije mensen zingen en roepen

Allen hebben een wens

Roerend wordt er gekust

Tot het lawaai wegsterft

En hier en daar nog een knal wordt gehoord

Nacht en drukte in dit nieuwe jaar

Sommigen slapen reeds

Immers niet iedereen viert mee

Maar degene die vieren

Op deze uitzonderlijke en enige

Nog piepjonge nieuwjaarsnacht

 

Dat de vriendschap moge blijven,

De vijandschap verdrijven,

De mens zijn gebreken bedekt

Zoals de sneeuw alles toedekt

En schildert met wit penseel

Tot zelfs het kleinste deel

Dat je stoutste dromen

Mogen uitkomen,

Niet gewoon maar echt en goed

Zelfs met de hoorn des overvloed.

Bart en Simonne.

                         

SELFIE IN FANTASIE

Ontvang mijn wensen

Zonder smart of telefoon

Ik stuur ze aan alle mensen

Het is uw eigen selfie in fantasie

Doe je ogen even dicht

Droom van je grootste geluk

En in dit kleine gedicht

Zit dan de wens die ik voor jou pluk.

Bart en Simonne.

  

WITTE NIEUWJAAR.

Sneeuwvlokjes, witte twijgjes, stille natuur.

Wens ik in de gloed van mijn vuur

In een gemoed gedempt door deze pracht

Dat alle wensen waarop jij nog wacht

In dit nieuwe jaar worden volbracht

Dat ieder twijgje met zijn witte vacht

Een nieuwe wens brengt in uw gedacht

En zelfs deze wens wordt volbracht

Maar het meest diep in mijn hart

Wens ik dat je gelukkig blijven mag

Ook al is het leven soms hard.

Denk dan aan de stille kracht

De sneeuw die alles dempen mag

Bart en Simonne.

 

Zoals de witte vlokken de groene den zachtjes dekt

De harde grond bedekt met donzig tapijt

Het lawaai verstild tot gedempt geluid

En de vogel zijn lied helder klinkt

Stuur ik met deze kaart mijn beste wensen

Voor het ganse nieuwe jaar

Bart en Simonne.                            

 

GESPREK TUSSEN OUD EN NIEUW.

Sommige dagen waren mooi anderen rotzooi

Zei het oude jaar

Zit zo niet te treuren niets kan me gebeuren

Pochte het nieuwe jaar

Sta zo niet te springen, jij wilt zeker al beginnen?

Al luiden er nog geen klokken, ik sta al in de startblokken

Mag ik je nog wat geduld vragen, ik moet nog de kerstdagen.

Och laat ons samen vrede wensen aan alle mensen.

Gelukkig nieuwjaar van oud- en nieuwjaar.

NATUUR

 

Hoe maagdelijk wit die verse sneeuw was

Schaatsen en glijden op de bevroren plas

De winter gaat weer op reis

De zon breekt door het ijs

En straalt met z’n nieuwe kracht

Naar de eerste bloemenpracht.

 

HET WONDERLIJKE LEVEN VAN EEN BLAD.

Het begint aan de oortjes

Ze blijven meestal onopgemerkt

Deze kleine knoopjes

Vast aan de steel, stevig en sterk

 

Plots ontluikt de koker of liever de schede

En aan de oksel zien we een nieuwe knop verschijnen

Wat is hiervan de wonderbaarlijke rede?

Deze knop dirigeert en zal de bladschijf lijnen

 

De chlorofyl kleurt de korrels in jeugdig groen

De nerven vormen de aders en nieren

Ze voeden en moeten de afval wegdoen

Sommigen hebben zelfs scharnieren

 

Als de winter gaat komen

Is het tijd om energie te sparen

De laatste vitaminen worden uit het blad genomen

De afval stroomt via de nerven naar de bladeren

 

Alle Groene chlorofyl wordt afgebroken het blad wordt oud

Andere kleuren vormen de nieuwe sprookjesjurk

Bruinrood, geel tot goud

De sterke harde steel wordt teer als zachte kurk

 

Het blad neemt nu zijn afscheid

Dwarrelend en zwevend naar beneden, naar een onbekend rijk

vormt met velen samen een dik humus tapijt

en wordt nieuw voedsel voor het plantenrijk

Bart

KRUIDJE ROER MIJ NIET.

Raak mij niet aan

Al zie ik jou niet

Mijn blad BLIJFT niet openstaan

Met uiterste krachten

Zal ik mij dicht dekken

Zoals steeds telkens alle nachten

Met veel moeite zal ik mij terug openstrekken

Doch daarom word ik teer en zwak

Soms kan ik zelfs geen bloem meer opwekken

Blijf ik enkel een groene tak

Doch ik beloof met een prachtige bloem te staan

Al zie ik jou niet

Raak mij toch maar niet aan

Want ik ben een kruidje roer mij niet.

 

ZOMER

De geur van vers hooi kriebelt m’n neusgaten in

’t Gedacht van een zwoele avond in ’t verschiet

Plots uiteengerukt middenin een zin

Zware donder na een bliksemschicht

Het onweer breekt los

De zomer kondigt zich aan.

 

HERFST

Zomersproeten zijn gegaan

Wintertenen kondigen zich aan

Maar wat een kleurenpalet

Een zonnestraal schiet door het bladerdek

Ik dank de natuur

Voor dit wonderlijk uur.

 

Kleuren kleuren, volgen elkaar op.

Het blad neemt het over van de bloemen

Gouden kleuren tot in de boomtop

Daar kan de herfst zich op roemen

En priemt de zon door het bos met zijn stralenkracht

Staan wij verwonderd te kijken van deze pracht.

 

OOIT WAS IK EEN BLAD.

Boven in de kruin

Jong en grasgroen

Later goud en bruin

Gebonden in een tros

Ik rukte me los

Zweefde en draaide als een tol

Keek boven mij

Naar hen, nog niet vrij

Gedragen door een zuiderwind

Landde ik op een zacht tapijt

Keek verwonderd als een kind

Regendruppels maakte me wak

Een zware schoen die op me trapt

Zo eindigt mijn tijd

Lang geleden was ik een blad.

 

EERSTE SNEEUW.

Elk seizoen heeft zijn charme,

Dat geld voor rijk en arme,

Kijk en geniet toch eens van deze pracht,

Zo maagdelijk wit en oh zo zacht,

Ik durf niet te gaan

Ik blijf op de dorpel staan

Met een stem nauwelijks te horen

Want niets mag het verstoren

Zeg ik voor dit nieuwe jaar: “Oh,”

De sneeuw is weer daar.

Bart

 

WINTER

Het gevoel van krakende botten

Zoals de krakende sneeuw onder m’n botten

Een neus die drupt van de kou

Twee sporen in de sneeuw

Eén van mij en één van jou.

 

Lente groen dat ons kan bekoren

Zomer, de gouden kleuren van het koren

Herfst, roodbruine bladeren dwarrelen van de bomen

Winter, sneeuwwit tapijt waarvan we dromen

Ieder seizoen heeft zo zijn kleurenpalet

Deze schoonheid bestaat echt.

 

DE GROTE VERWISSELING.

Mochten de seizoenen ruilen

De winter voor zomer ruilen

Waren rond nieuwjaar

De warmste dagen daar

De herfst wordt dan lente

En 1 november in korte broek doden herdenken

 

ELK SEIZOENZIJN KARAKTER.

Ieder seizoen heeft zijn charme

Toch voelen we ons ’s winters wat armer

En in de zomer wat warmer

In de lente wordt het blad opgebouwd

En in de herfst weer afgegeven in de kleur van goud.

Bart

 BELGISCHE BIEREN

 

DORSTLESSER

Van lichtgeel tot donkerbruin

Af en toe zwart, een enkele keer wit

Maar steeds met een kraag schuim

Soms rins , soms zoet of met veel pit

Kurken stop, kroon of uit het vat

Er is voor eenieder wat

Over wat hebben wij het hier?

Natuurlijk ons schuimend Belgisch bier.

Bart

 

BELGISCHE BIEREN. (1).

Bij top 100 der kleinste landen

Bij top 10 der beste bieren

Gekend in alle landen

Dat moeten we vieren

 

TRIPEL KARMELIET.

De favoriet bij het publiek

Gebrouwen met tarwe haver en gerst

Sinds 17de eeuw in de historiek

Als beste komt hij het verst

Neen, die vergeten we niet

Deze trippel karmeliet.

Bart

 

 AFFLIGEM BLOND.

De Affligem Blond

Met mate is hij best gezond

Met zijn mooie fruitige toets

Brengt hij ons iets heerlijks zoets.

 

BELGISCHE BIEREN. (3).

Bij top 100 der kleinste landen

Bij top 10 der beste bieren

Gekend in alle landen

Dat moeten we vieren

Bart

 

PAUWEL KWAK.

Met een vaste positie in de top tien

Is het een blijvertje je zult wel zien

Het koetsiersglas in houten houder gaat het café rond

We drinken Pauwel Kwak met één schoen aan het plafond

Bart

 

WESTMALLE TRIPEL.

Hij vond tripel, als eerste, de beste naam

Voor zijn aroma’s van peer en banaan

Westmalle Tripel staat voor zwaar abdijbier

Maar anderen abdijen volgden snel met plezier.

Bart

 

BELGISCHE BIEREN. (4).

Bij top 100 der kleinste landen

Bij top 10 der beste bieren

Gekend in alle landen

Dat moeten we vieren

Bart

 

ROCHEFORT 10.

Lijkt wel een lootje uit de tombola

Maar Rochefort 10 heeft het allemaal

Met gemak drinken maar hola!

niet onder maar na het eetmaal

Bart

 

LA CHOUFFE.

Het kaboutertje met zijn rode muts

Koriander, sinaasappelschil en mandarijn in één kluts

La Chouffe met zijn gouden kleur en stevige kraag

De kruidige afdronk, oh wat drinken we het graag.

Bart

 

jonge hoppige en zoete Orval

Die wordt droger en bruisender na tijdverval

Doet ons denken aan boerenerf of paardendeken

Dit bier is nooit vervelend gebleken.

 

TWEELING.

Al heb ik jou nog nooit gezien

Is het alsof ik je al jaren ken

Nog nooit was ik zonder jou

Toch binnen een dag of tien

Weet ik dat ik jou verlaten zal

En nooit zal het nog zo horen

Dan wordt er een tweeling geboren.

Bart

 

GEWOON WENSEN

Mijn wensen? Een geurige ruiker vol geluk

Overgoten met een brede straal gezondheid

Zacht beschenen door rust zonder enige druk

Versierd met een breed lint vol tevredenheid.

Bart

       

MY WAY.

Trouwdag, is de eerste dag naar ons gouden jubilee.

Met veel foto’s ge weet wel hoe dat gaat.

1000 creme glace potjes kregen we ook mee.

Maar dat wisten we pas ’s avonds heel laat.

 

Wat vooraf ging is altijd het begin

Groot worden in de school en in familiekring

Dan de kinderclub of jeugdbeweging

Onze jeugd eindigde met verloving

 

Verloving in het begin nog vrij en pril

Ieder koopt nog wat hij zelf wil

Men trekt de ander zijn kleren uit of aan

En wil in beperkte kring ermee showen gaan.

 

Samen op reis begon bij ons niet zo snel

Maar na 10 jaar vlotte het wel

Alle transport was goed

Vliegtuig, trein, auto of fiets maar nooit te voet.

 

Picknicken, want eten moeten we toch altijd

Ook al zijn we een hele dag op de fiets

In zon of regen eten op etenstijd

Dan deert de regen ons niets.

 

DIT IS MY WAY

Hopelijk heb je genoten

En viel het wel mee

Want het verhaal is nu afgelopen.

 Bart.

VERJAARDAG

Zeg niet: “weer een jaar erbij.”

En tel niet de som der jaren.

Denk wel deze dag is speciaal voor mij.

En… er is slechts één nacht gevaren.

 

Verjaardag duurt slechts 1 dag

Als kleuter blaast men de kaarsjes uit

Als kind nodigt men vriendjes uit

Als tiener verlangen naar zestien

Als jongeling naar vrijheid

Als alleenstaand naar vaste partner

Jonggehuwd naar kinderen

Dan vergeet men zichzelf

Verjaardag wordt telt minder de dag en meer de jaren

Toch is ieder verjaardag slechts één dag verder Slechts één dag.

 

twaalf maanden, de eerste keer

Mama en papa zingen samen een lied

Dat smaakt naar meer

Zo dikwijls gebeurt dat niet

 

Vandaag blaas ik mijn wangen bol

Vier kaarsjes in één keer uit

Daarna steek ik mijn mond veel te vol

Papa lacht luid, heel luid

 

Tot vandaag kende ik geen zorgen

Maar straks ga ik ervoor

Ik wordt twaalf, pa komt pas morgen

Vandaag is hij op kantoor

De eerste keer ben ik wat verward

Maar als kleuter blaas ik vier kaarsjes uit

Ik ben nu kind en straks komt Lies, Jef en Ward

Verjaardag, slechts één dag en dan is het uit

 

Was ik maar al zestien, dat is nog een héél jaar

Vandaag zeventien, vrijheid is al wat ik verlang

Ik ben negentien en ik vorm nog geen paar

Verjaardag, waarom duurt het toch zo lang

Vijfentwintig ik ben niet meer alleen

De eerste keer is wat verward

 

Zoals de witte vlokken de groene den zachtjes dekt.,

De harde grond bedelft met een donzig tapijt,

Het lawaai verstild tot gedempt geluid,

En de vogel zijn lied helder klinkt

Wil ik op deze vredige hoogte,

Met deze kaart toch een beetje bij je zijn,

Zodat je echt mag genieten

Van deze dag speciaal voor U.

Bart

 

CHOCOLADE

ODE AAN CHOCOLADE.

 De Spaanse Amerikanen waren fijnproevers

En ook lepe snoepers

Meer dan een jaar hielden ze hun geheime smaken

Om chocoladekoekjes te maken.

 

Repen chocola Perette, Cote d’Or of Jacques

Of in tablet samen gemaakt

Pralines koekjes of ijsjes

Ze staan allen op onze lijstjes

 

Pure, melk, witte en zelfs roze

Is sinds 2018 niet meer uit den boze

De eerste fabriek kwam in Engeland

Dan volgde Duisland, Frankrijk en Zwitserland.

 

We trekken onze zoete schoenen aan

Om op trekkingstocht te gaan

In ons land meer dan 320 man

Die de fijnste chocolade maken kan.

Bart

 

COTE D’OR

Een icoon is 1883 geboren

C Neuhaus heeft toen het woord Cote D’OR laten horen

Met passie en vakmanschap wordt succes gemaakt

Deze chocola wordt door iedereen wel gesmaakt.

Bart

 

GODIVA

Deze chocola is een artisanale

Godiva en zijn praliné chocolade

Het synoniem van verfijning en innovatie

Deze betoverende smaken verdienen een staande ovatie.

Bart

 

LEONIDAS

De fijnste ingrediënten zitten in de pralines van Leonidas

Ze zijn zelfs betaalbaar voor de man in zijn stofjas

De 10% cacaoboter geeft ons blijheid

In een sfeer van gezelligheid, verbondenheid en vrijgevigheid.

 

CALLEBAUT

De toewijding van Callebaut gaat van generatie op generatie

100 Jaar de Finest belgian Chocolate dat krijgt men zomaar niet

Deze chocolade gebruikt door jong en oud

Is enkel voor Callebaut.

Bart

 

WIE KENT ER GAVARNY?

De edele gravin

Gesmolten op het ovale chocolaatje

Het is Gudrun haaf beste maatje

Bart

 

JACQUES

Een klein gelukje in elk stukje in de maak

Natuurlijk bij chocolade van Jacques

Een klein moment, geen groot uitbundig feest

Waardoor de drukte van de dag even breekt.

Bart

 

MEURISSE

Adolphe Meurisse was in chocolade onze pionier

In 1845 was hij de eerste in België hier

Toen was chocolade nog een zeldzame delicatesse

Maar zijn Perette was voor de gewone man toch een mooie geste.

NATUUR.

BLOEMEN.

 Deze bloemen zeggen tien keer meer

Dan ik je vertellen kan in één keer

Wit symbool voor mijn oprechtheid

Groen staat voor uw frisheid

En rood geeft mijn warme liefde weer

Die groeit ieder jaar telkens meer en meer

Bart

 

DROMEN.

Eén van de weinige dingen die we nog mogen

In deze moeilijke corona tijden

Is in volle vrijheid en naar ieders vermogen

Zonder iets te moeten mijden

Dromen zowel nacht als dagdromen

Waarin alles mag en alles kan komen

 

In onze eenzaamheid dromen we van een groot kerstfeest

Winnen we het groot lot

Maar ’s nachts zitten we naakt op de fiets, verkleumt tot op het bot

Moeten we gaan lopen voor één of ander wild beest

Dagdromen doen we van een gouden strand tijdens ons verlof

Maar ’s nachts vluchten we vol paniek met onze benen vast in een kleverige stof

 

We dromen dat die fantastische droom ooit uitkomt

We dromen ook dat ons leugentje nooit uitkomt

We dromen al wat we maar willen

Maar niet elke droom is dat wat we willen

Met spijt weten we, dromen zijn bedrog

Gelukkig weten we: die monsters in onze droom zijn toch bedrog

Soms willen we onze droom samen met een ander beleven

Maar een nachtmerrie willen we zelfs aan onze vijand niet geven

 

Met te dromen kunnen we de moed niet verliezen

Onze dromen maken onze toekomst

Zij geven ons binnenpretjes

Zij geven onszelf loftrompetjes

Als we onze dromen bevriezen

Zullen we een belangrijk deel van ons leven verliezen

Daarom moet je steeds blijven dromen

Om je leven beter door te komen

Bart.

 

 Zoals de witte vlokken de groene den zachtjes dekt.

De harde grond bedekt met donzig tapijt.

Het lawaai verstild tot gedempt geluid.

En de vogel zijn lied helder klinkt.

Blijf jij in mijn hart wonen.

Ik zend deze woorden naar jou.

Voortgedreven door een zachte bries.

 

DIKKE TIEN.

Lente, groene blaadjes die ons bekoren.

Zomer, een gouden kleur van het koren.

Herfst, roodbruine bladen vallen van de bomen.

Winter, sneeuwwit tapijt waarvan we dromen

Ieder seizoen heeft zij kleurenpalet.

Maar jij, jij kleurt de wereld pas echt.

Mijn kind, ik ben blij dat ik je af en toe kan zien.

Want in mijn hart blijf jij een dikke tien.

KINDEREN EN FANTASIE.

Twee mollige handjes schuiven door het slijk

Achtergelaten sporen vloeien langzaam vol.

Groeven slibben moeizaam dicht.

Dit is haar rijk, haar aardbol.

 

Een knuist schuift over het zwarte bord

De stoepkrijt in haar handje geklemd

Niemand weet welk kunstwerk het wordt

Het is alleen door haar gekend.

 

Telkens doet ze het weer

Met haar emmertje in de hand

Vol water uit het grote meer

Kappend in haar putje op het strand

 

Zo voelt ze zich als een koning

Haar onderdanen zitten netjes op een rij

In de gevouwen woning

Haar knuffel, haar poppen en haar harlekijn

 

LET OP EN PEUTER NIET IN JE NEUS!

Wees nu eens flink meneer

En maak mij niet nerveus

Jij bent toch mijn liefste teddybeer.

Bart.

 

VESTZAKJE.

Ik vind hier in mijn vestzakje

Nog een klein pakje

Ik wil het aan ieder geven

Die er mee wil leven

 

Het is niet het hele zonlicht

Slechts één straal,

Maar op u gericht

Verwarmd ze u helemaal

 

Het zijn geen grote dingen

Of dure ringen

Enkel een kleine wens

Tevredenheid aan ieder mens

 

Geen moeilijke woorden

Of hoge akkoorden

Gewoon jij, die het verdiend

Mijn beste wensen, vriend

 

VRIENDEN

Terwijl je deze tekst aan het lezen bent

Weet dan dat we je welkom heten

Dat jij hier wordt verwend

En je woorden niet worden afgemeten

 

Waarom zou je dit verder lezen?

We hoefden het zelfs niet te schrijven

Je wist toch dat we veel om je geven

En dat we innig hopen dat het zo zal blijven.

 

Al wie deze tekst leest

Behoort bij onze vrienden

Misschien ben jij het wel die het meest

In onze gedachten terug is te vinden.

Bart.

 

HET MOOIE MOMENT.

Een bloem die eindelijk opengaat

Een verlossende druppel op een schroeiende dag

Een zon die plots stralen gaat

Alles is minder dan jouw glimlach.

 

Telkens je naar deze tekst zult kijken

Zal onze vriendschap verder groeien

Zal ons geluk steeds verrijken

En net als een blauwe iris bloeien.

 

Geniet van elk moment

Terwijl je dit aan het lezen bent

Want je bent hier bij goede vrienden

Die men slechts zelden zal vinden

 

Goede vrienden zijn zeldzaam

Ze zijn als het reinste water

Ze blijven in je geheugen staan

Nu, morgen en zelfs veel, veel later.

 

Het mooiste moment vandaag?

Zes cijfers van de lotto brengen groot geluk

Maar het is nog de vraag

Want met uw lach kan mijn dag nimmer stuk

 

Denk erom, denk erom

Hier ben jij steeds welkom

Alsof je het nog niet wist

Wij hebben je gemist

 

Gisteren hebben we aan jou gedacht

Gisteren hebben we naar vandaag getracht

Vandaag hebben we op dit moment gewacht

Vandaag zien we weer hoe je naar ons lacht

Bart.

                      

 

FEBRUARI.

Februari, kort maar krachtig.

De enige maand die haar begindag doorgeeft

Behalve op schrikkel want dan eist ze die zelf op.

Dat is februari machtig.

 

Februari, de kop is eraf

De gelukwensen zijn gedeeld

De feestmalen zijn verteerd

Het leven krijgt zijn normale draf.

 

Februari heeft een eigen gezegde

Al gaat februari nog zo snel

Het haalt zijn drie mooie dagen wel

Het is iets wat mijn moeder altijd zegde.

 

Februari deelt de winter in twee

Dan tellen we af naar de lente toe

Februari haalt tien uren daglicht

Dat valt toch goed mee.

 

KIEZEN

Welke papa zal ik het vragen?

Zal het mijn zondagse zijn?

Durf ik het bij hem te wagen?

Hij is groot, sterk en durft alles

Of de papa die nu bij mama slaapt

De moderne, hij weet alles

Och mij is het om het even

Als er maar één het mij wil geven.

Bart                                                      

 

MIJN EERSTE TELEFOON. (UIT DE 20STE EEUW)

Met een schril geluid

Roept hij om antwoord

Rep ik mij honderduit

Maar het geluid wordt al gesmoord

Steeds speelt hij het klaar

Beslag te leggen op mijn tijd

Overal en eender waar

Zelfs onder etenstijd

Tot zelfs in de intiemste ogenblikken

Alles zonder blozen of blikken

Verstoord hij onze diepste slaap

Toch hebben wij er naar uitgekeken

Maandenlang hadden we ervoor gespaard

Hij was daar en wij waren voor hem bezweken

Hij was gans in het wit gekleed

We wachtten op zijn eerste geluid

We stonden voor hem gereed

Onze reddende engel stond bovenaan

Maar jaren nadien

Moesten wij nog voor hem opstaan

Ons wit monster deed dan drieng…drieng

Bart

 

NOOIT EEN VERLOREN DAG.

Een mistige dag met eigen bestemming.

Vandaag cocoonen, niets doen, romantiek.

Genieten zonder remming

Dromerige muziek

Losse gedachten

Verkwistend door het hoofd

Zwevend, in losse flarden

Zalig nietsdoen niet uitgesloofd

Een mistige dag, niet om weg te geven

De moeite waard om eens te beleven.

 

DAT IS STRAF.

Onzeker en met hangende lip

Wordt het dan toch gedaan

Doch met één positieve tip

Krijgt men meer dan in straf laten staan

Met een goede motivatie

Bekomt men een prachtige prestatie

 

DIT IS FOUT

Opnieuw en toevallig juist gedaan

Is niets geleerd en kop in ’t zand

Maar waarom is het fout gegaan

Leer uit uw fout dat is pas interessant

 

DAT IS GENIETEN

Het is een groot gemis

Nooit tevreden met wat is

En steeds op zoek naar wat je nog mis

Laat je hart openspringen

Ga eens luidkeels zingen

En geniet, geniet van gewone dingen

 

STRAF DAT IS GEEN MOTIVATIE.

Waarom is motiveren zo moeilijk?

En wordt straffen zo snel gebruikt?

Als kind is bijsturen meestal een straf.

Een schouderklopje kan er moeilijk af

Velen van ons voelen macht met de dader zijn straf

Een mens wordt gedwongen om binnen de lijntjes te lopen maar een gemotiveerd persoon zal zichzelf inzetten om binnen de lijntjes te lopen.

Bart.

 

JALOERSHEID .

Ht wiel zit vast

‘t Karos uw vertrouwen

Helt naar het moeras

Het zakt steeds verder weg

Hopeloos dieper in het drijfzand

Je krijgt donkere gedachten

Je wilt niet meer afwachten

En door je ongeduld

Wordt een valse toekomst ingevuld

 

Net als Het fijne witte zand

Dat blijft liggen op een open hand

Zal als je hand zal sluiten

Het zand zal gaan rijzen

Doorheen je verkrampte vingers

Zelfs als je heel hard knijpt

Raak je het toch allemaal kwijt

 

Een jaloerse gedachte is als  

een waanidee dat is vastgeroest

Je vind het oneerlijk en vals

Gekwetst en je trots is verwoest

Maar net als het witte zand

In jouw open hand

Om niet te verliezen

Wat jou zo dierbaar is

Laat hen zelf kiezen

Wat voor hen dierbaar is.

Bart

 

NIET ALS JALOERSHEID.

Fijn wit zand

In een vuist geknepen

Voelt zich benepen

Net als jaloezie

 

Zand rijst door je vingers

Hoe hard je ook knijpt

Je raakt het helemaal kwijt

Net als jaloezie

 

Je krijgt donkere gedachten

Je zakt in drijfzand

Je wilt niet langer afwachten

Net als jaloezie

 

Het wiel zit vast

‘t Karos, uw vertrouwen

Helt naar het moeras

Net als jaloezie

 

Je denkt negatief

En door je ongeduld

Wordt de toekomst ingevuld

Net als jaloezie

 

Je vind het oneerlijk en vals

Een jaloerse gedachte vastgeroest

Je bent gekwetst, je trots verwoest

Net als jaloezie

 

Leef en blijf vertrouwen

Laat je geliefde vrij in open hand

Zoals het fijne witte zand

Niet als jaloezie

Niet als jaloezie

Bart

 

DEMENTE WANDELING.

Hij:

Wij wandelen straks langs de kleuterklas

De kleintjes wachten op twee rijen

Zij leerden een nieuwe rondedans

Daarna breng ik jou naar de brandweer op de Leien

En het nieuwe gemeentehuis

Maar eerst gaan we naar de boer, naar de koeien

 

Zij:

Koeien? Koeien? Die heb ik al genoeg gezien

Vroeger bij ons thuis

Het moest altijd

Koeien melken en dan naar de wei

Ieder dag, telkens weer

Ik had geluk, Martin werkte aan de trein

Want ik wou geen boer zijn

Martin is al jaren dood

Nu zit ik alleen, helemaal alleen in een home

 

Even stilte en dan zij weer:

Breng jij me weer naar huis

Weet jij de weg?

Ik moet thuis zijn voordat Martin thuis komt

Want hij heeft geen sleutel mee.

 

SCHRIJVEN.

Al wie schrijft voor zijn genot

Vangt nooit of te nimmer bot

Al leest het niemand

Dan nog valt hij niet door de mand

Met plezier zal hij schrijven

En dat zal immer zo blijven

 

Wie schrijft voor het geld

Wordt misschien de held

Maar de kans is zeer groot

Zijn verhaal beland misschien in de goot

En dat zonder plezier van het schrijven

Dat zal dan immer zo blijven

 

Wie schrijft met plezier en krijgt daarvoor geld

Is pas de echte held

Maar deze soort is zeldzaam

En zijn ze dan wel bekwaam

Om hun geld te beheren

Anders gaat het weer tegen hun keren

 

Daarom raad ik ieder schrijver aan

Blijf met je voeten op de grond staan

Probeer te genieten van elk moment

En wees steeds blij gestemd

Niet alleen bij het schrijven

Maar laat voor alles, zo blijven.

Bart

 

CORONA.    

 

CORONA.                                                                            

Van China tot in America enzovoorts

Af en toe naar ziekenhuis, een enkele op intensive

Maar steeds met een hoest en koorts

Soms kennis , soms vriend of zelfs uw lief

Angst non-stop, het gevaar loert om de hoek

Het is voor iedereen een vloek

Over wat hebben wij het dus?

Natuurlijk die kwade virus.

                                              

 

COVID 19.

Bezoeken zijn gedaan

eenzaamheid kondigt zich aan

Maar wat een rust

Geen file op de E-zeventien

Geen drukte aan de kust

Alles door die covid negentien

 

DE TIEN GEBODEN VAN CORONA.

Bovenal blijf in uw kot

Was regelmatig uw handen begot

Vermijd zo veel mogelijk contacten

Blijf bewegen zo mogelijk in open vlakten

Koop voeding post of tank

Ga niet verder dan apotheek dokter of bank

Hamster niet bij de winkelier

Ook geen zeep of wc papier

Wandel slechts met één vriend

Help een arme mens en dank verpleging

Bart

 

 

 

 

COVID 19 NIEUWJAAR 2021.

Hoe vreemd zal oud op nieuw zijn

Alsof we verloren lopen in een woestijn

Zo stil zonder vuurwerk in de lucht

Zelfs het aftellen wordt een klucht

Toch zal het ons niet kraken

We gaan er het beste van maken

Daarom wens ik eenieder voor het volgend jaar

Een groot feest met iedereen dicht bij elkaar.

Bart en Simonne.

 

DE VIROLOOG ZEGT.

De viroloog zegt het telkens weer

Hij waarschuwt ons meer en meer

Afstand houden is een vaste waarde

En dat telt voor de hele aarde

Volgen wij allen heel gedwee

Dan wordt besmetting niet telkens maal twee.

 

MIJN VESTZAKJE.

Ik vind hier in mijn kotje

Nog een piepklein vodje

Ik ga het op maat knippen

Zo bedek ik neus en lippen

 

Het zal wel niet elke druppel stelpen

Maar alle beetjes helpen

We moeten ook niet overdrijven

Toch wil ik ook niet achterblijven

 

Het is een kleine moeite

Wat voldoet aan mijn behoefte

Zo kan ik bij je komen

In plaats van enkel van je dromen

 

We houden wel wat afstand

Maar het verstevigd onze band

En volgen we braaf de regeling

Van onze regering.

Bart

 

Kerst is al half voorbij

Maar dan is oud en nieuw nabij

Dan wil ik in gedachten met jou klinken

En een wijntje uitdrinken

Dan krijgt de eenzaamheid

Van ons geen tijd.

 

EEN BEETJE KOUD IN HET HART.

Mijn vriend, wat is er toch met jou?

Je bent de laatste tijd zo stil

ik hoor geen lach meer van jou

Is dit alles sterker dan je wil?

 

Ik mis uw klare stem

Een stem die ons deed luisteren

Een woordenstroom die niet te stillen was

Die ons aan uw lippen deed kluisteren

 

De glans van weleer is uitgedoofd.

Laat toch het leed dat ik lees in je ogen

Wegstromen met een laatste tranenvloed

Zodat je weer in je toekomst geloofd

 

Waar is de gulle gastvrouw

De rijkgevulde tafel voor al wie honger had

Waar is de verse koffiegeur

En drank in overvloed voor al wie dorstig was.

 

Ik mis de muziek bij jou thuis

Die was steeds jouw trouwe metgezel

Is hij nu dood zoals je vertrouwen?

Waarop men vroeger kastelen kon bouwen.

 

Jij moet toch weten mijn beste vriend

Wij laten jou nooit los

Ook al is het moeilijk voor jou voor ons

SAMEN TREKKEN WE DOOR DIT DONKERE BOS

 

Jij wordt weer de oude vriend

Een vriend die lacht en zingt

Een vriend die ons de woorden opdringt

Een vriend die met ons drinkt en klinkt

Die samen met ons het geluk en verstrooiing vind.

Bart.

 

                                              Einde

BEDANKT OM TOT HIER TE LEZEN. XXX

18-02-2021 om 13:50 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
>> Reageer (0)
07-11-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dromen

Eén van de weinige dingen die we nog mogen

In deze moeilijke corona tijden

Is in volle vrijheid en naar ieders vermogen

Zonder iets te moeten mijden

Te mogen dromen, nacht en dagdromen

Alles mag en alles kan komen

 

In onze eenzaamheid dromen we van een groot kerstfeest

Maar ‘s nachts moeten we gaan lopen voor één of ander wild beest

Dagdromen we van een gouden stranden tijdens ons verlof

In bed vluchten we voor het beest maar onze benen zitten vast in een kleverige stof

We dromen in de dag van het grote lot

In onze slaap naakt op de fiets en verkleumt tot op het bot

 

We dromen dat die fantastische droom ooit uitkomt

We dromen ook dat ons leugentje nooit uitkomt

We dromen al wat we maar willen

Maar niet elke droom is wat we willen

Met spijt weten we, dromen zijn bedrog

Gelukkig weten we: die monsters in onze droom zijn toch maar bedrog

Soms willen we onze droom samen met een ander beleven

Maar een nachtmerrie willen we zelfs aan onze vijand niet geven

 

Met te dromen kunnen we de moed niet verliezen

Onze dromen maken onze toekomst

Zij geven ons binnenpretjes

Zij geven onszelf loftrompetjes

Als we onze dromen bevriezen

Zullen we een belangrijk deel van ons leven verliezen

Daarom moetje steeds blijven dromen

Om je leven beter door te komen

07-11-2020 om 23:26 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
>> Reageer (0)
31-10-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Op naar mijn pensioen
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Op naar mijn pensioen

 

%%%FOTO1%%%

 

Op Den Bell was ik nog steeds aan het speuren naar typefouten op de aankoopbons, maar in mijn vrije tijd zat ik ook niet stil. De nieuwe mogelijkheden met de computer volgde ik op de voet en zo was ik vrij goed op de hoogte over tekstverwerking, spreadsheets en databeheer. Op een afdeling waar plots computers meer en meer gebruikt werden, bleef dat natuurlijk niet onopgemerkt. Daarenboven kreeg ik de kans om na de werkuren computercursussen te geven. Ik had nog nooit lesgegeven dus was dat weer een nieuwe uitdaging voor mij. De eerste les bestond uit 2 lesuren. Het eerste uur hakkelde ik zenuwachtig, had dorst en durfde niet eens te drinken. Tijdens de pauze bleef ik alleen in de klas achter. Ik zette mij rustig neer en dacht na over wat ik verkeerd deed. Ik verplichtte mezelf om rustig te blijven en te beginnen met een slok water te nemen. Ik nam mij voor om alles rustig uit te leggen want ik wist dat ik het kon. Het tweede uur deed mijn gebreken van het eerste uur volledig wegsmelten. Iedereen was tevreden. Iedere les ging het beter en bij een cursus van 20 lesuren kreeg ik zelfs lovende commentaar van een directeur van een vakschool die toevallig de cursus mee volgde. Had ik dan toch leraar moeten worden?

Op de aankoop werden de eerste computers geplaatst. De verantwoordelijke voor de installatie en opleiding voor deze computers kon de vraag niet meer volgen en ik stelde voor om hem te helpen. Dit werd onmiddellijk in dank aanvaard. Tot na 13 maanden nadat het moeilijkste werk (door mij) gedaan was, werd ik weer overbodig. Ik werd gewoon verplaatst van Antwerpen naar Geel. Achteraf kwam ik te weten dat het de bedoeling was om mij uit te rangeren. Men zou mij taken geven die zogezegd boven mijn petje gingen. Ik kreeg de verantwoordelijkheid van zeer belangrijke computers die onder toezicht stonden van de douane (invoer van goederen). Tijdens mijn opleiding zou ik mijn rechtstreekse chef helpen bij dit computergebeuren. Eindelijk voelde ik mij op mijn plaats. Dit was nu eens een uitdaging naar mijn zin. Na drie dagen meelopen, werd ik alleen op pad gestuurd terwijl hij het probleem op een pc zou oplossen. Ik kwam voorbij hem en vroeg hem:

”Kan het de virusscanner niet zijn die alles tegenhoudt?”

Maar zoals ik al jaren gewend was, geloofde hij mij niet. Tien minuten later kwam ik weer voorbij:

“En?” vroeg ik.

“Neen, die virusscanner is het niet, dat weet ik, dat kan het niet zijn, laat mij maar doen.”

Vijftien minuten later gaf ik in het voorbijgaan hem de raad:

“Kijk toch maar eens naar die virusscanner!”

De volgende maal kwam ik weer voorbij en hij lachte dankbaar naar mij:

“Je hebt gelijk, jij kent er precies wel wat van.”

Vanaf dat moment ging het steeds beter tussen ons. We vulden elkaar perfect aan. Hij wist alles over douane, invoer en uitvoer en ik trok mijn plan in het computergebeuren. Ik genoot van de vrijheid in mijn job. Eigenlijk was ik toen een oog in het land der blinden.

Drie weken later ging ik samen met hem naar een transportbedrijf een nieuw systeem bekijken. Dit zouden wij dan ook eventueel aankopen. We keken met ons groepje naar het nieuwe programma. Er was al veel gezegd, maar ik had alleen geluisterd. Enkelen van hen dachten: “wat komt die hier eigenlijk doen. Die zegt geen woord.”

Plots vroeg ik:

“Is dat het programma voor de douane?”

“Natuurlijk, waar zijn we anders mee bezig?”

“Die datum die daar staat, is dat de datum dat de goederen binnenkomen?”

“Ja, natuurlijk.”

“Dan mag die datum zeker niet op de datum van morgen gezet worden?”

De man bekeek mij alsof hij wou zeggen wat voor een stomme vraag stel jij en antwoordde kort met zijn hoofd schuddend:

“Oh nee, dat is fraude.”

“Probeer dat eens.”

“Dat hoeft niet, dat kan toch niet.”

Mijn chef kwam nu tussen: “probeer het toch maar eens.”

De operator veranderde de datum met gemak naar morgen.

“Dit ga ik onmiddellijk noteren, maar laat ons nu naar het magazijn gaan zien waar we de goederen stockeren” zei onze gids met aandrang. Hij wou ons weg van dat programma en vooral van mij. Bij mijn rechtstreekse chef kon ik na dit voorval niets meer verkeerd doen. Want toen de manager die mij aangenomen had op een dag aan mijn rechtstreekse chef vroeg:

“Die nieuwe, dat is ook geen groot licht zeker? “

“Wat zeg jij? Dat is onze beste aanwinst van de laatste jaren, den Bart, die wil ik niet meer missen.”

De manager besloot om verder niets meer te vragen. Ik mocht wel blijven maar loonsverhoging zat er niet meer in. Eigenlijk wilden ze van mij af, weet je nog?

De Bell brokkelde verder af en de afdeling werd verkocht. Ik mocht gaan tekenen voor mijn pensioen, enfin het was eigenlijk werkloosheid, maar met een maandelijkse geldelijke aanpassing tot mijn prepensioen. Zo zat ik op mijn 52ste thuis. Veel mensen vinden dat te jong, maar ik heb me nog nooit verveeld. Mijn leven zit vol nieuwigheden en dat zou nu ook niet veranderen.

Op diezelfde maand kregen wij ons eerste kleinkind. Ik werd onmiddellijk gepromoveerd tot babysitter. Mijn vrouw werd lichtjes jaloers en stopte onmiddellijk met haar zaak om ook van onze kersverse kleinzoon te genieten. Er kwam bij mijn dochter nog één kind en bij mijn zoon nog twee kleintjes. Wij hadden de eerste jaren onze handen weer vol. Later volgden er nog twee bij mijn zoon.

 

 

In een droom kan alles! Zo droomde ik op zekere nacht dat ik non was in een klooster. De droom was mij bij uitzondering heel goed bijgebleven zo goed dat het mij op het idee bracht om er een boek over te schrijven. Mijn gedachte ging naar een journaliste die onderduikt in een klooster. Nog nooit had ik echt een verhaal geschreven, zelfs geen klein verhaaltje. Vanaf die dag begon ik te schrijven. Ik schreef, ik las en ik herschreef. Keer op keer tot na ongeveer een jaar werken, liet ik mijn resultaat door enkele vrienden nalezen. Vol spanning wachtte ik op hun gedacht. Hoe ik ook wachtte, ik kreeg geen commentaren, geen goede maar ook geen slechte. Ook als ik ernaar vroeg, bleef hun antwoord heel vaag. Ik besefte dat het een mislukt gedrocht was en legde alles onder in de schuif. Het was voor mij over en out. Enkele maanden later raadde mijn dochter mij aan om een cursus creatief schrijven te gaan volgen. Ik had nog nooit van zo een cursus gehoord, maar bijscholing zat me nog altijd in het bloed en na die mislukte roman besloot ik de raad van van mijn dochter op te volgen. Na drie jaar had ik mijn diploma op zak en dan heb ik die mislukte roman volledig herschreven. Er volgden nog twee andere romans (te lezen op mijn blog) en een toneelstuk dat ik in samenwerking geschreven had met Hilda Vleugels. (56 keer gespeeld)

Mijn zus vroeg mij: “heb je geen zin om samen met mij een stamboom over onze voorouders te maken?” en hop ik was weer voor 10 jaar bezig. Gemeentehuizen afschuimen, naar het Felixhuis in Antwerpen, naar het rijksarchief in Beveren en naar het huis van familiegeschiedenis in Merksem. Handgeschreven doop-, huwelijks- en overlijdensaktes uitvlooien, boeken uit de 18de en 19de eeuw geschreven door een dorpspastoor in het Latijn of het Oud Vlaams. Ten tijde van Napoleon natuurlijk Frans. Veelal een hanengeschrift van een notarisklerk, maar ook getypte of echt mooi geschreven documenten. Honderden microfilms, steekkaarten, doodsbrieven en huwelijksaankondigingen, verkopen van huizen of gronden, testamenten en strafregisters. Zo zijn er duizenden door onze handen gegaan. Na 10 jaar opzoekingen zijn we gestopt met zoeken. We hebben onze bevindingen in een boekvorm gegoten en deze stamboomboek hebben we opgeluisterd met teksten en foto’s (te bezichtigen bij mij thuis).

In 2004 begon mijn dochter als zelfstandige, kindergrime. Ik werd plots hulpboekhouder en financiële analist. Ik kreeg een spoedcursus boekhouding, ontwikkelde een klein boekhoudprogramma en vergaderde over de inkoop-, verkoop- en reclamebudgetten. Nu tijdens de corona zoeken we een uitweg om in 2023 toch nog verder te kunnen werken. We geven niet op, maar het is niet zo eenvoudig. We maken veel plannen, maar de meesten belanden na enkele weken toch in de papiermand.

We hebben nu zes fantastische kleinkinderen die mij ook weer bezighouden. Daar ik regelmatig bijles geef aan zowel kinderen, jeugd of volwassenen kwamen ook mijn kleinkinderen regelmatig langs. Ik word dan even hun coach en leer hen hoe ze beter kunnen leren. Minder tijd besteden met meer resultaat. Leren moet voor mij een aangename bezigheid zijn en geen verplichte saaie bedoeling. Motiveren in plaats van straffen en corrigeren. Met een schouderklop wordt meestal meer bereikt dan met een stamp onder je gat.

Eén van mijn kleinkinderen heeft zware dyslexie. Na het lezen van 2 tot 3 woorden beginnen alle letters van plaats te verwisselen en dat dansen houdt niet meer op. Zo kan niemand nog lezen. Toch wou hij zijn rijbewijs halen. Ik stelde hem voor dat ik alle teksten, alle vragen en alle antwoorden zou voorlezen. Hij ging direct akkoord. De eerste les heeft niet langer geduurd dan 20 minuten. Hij was doodop en barste van de hoofdpijn. Eerst begreep ik het niet, maar later besefte ik hoe vermoeiend dat voor hem is. Hij kan niets nalezen en moet alles onthouden en begrijpen van horen zeggen. De enige houvast zijn de bijhorende foto’s. Na ongeveer een jaar hard werken en steeds opnieuw voorlezen heeft hij zijn theorie behaald zelfs van de eerste maal. Eens zijn rijbewijs behaald voor de auto vroeg hij mij of ik hem ook wou helpen voor de vrachtwagen (een C-rijbewijs met vakbekwaamheid, code 95). Hij wou vakman worden als vrachtwagenbestuurder. Nog eens meer dan 2 jaar heb ik keer op keer de teksten uit de leerboeken voorgelezen, telkens de proefexamens afgevraagd en voor hem opgezocht wat en waarom alleen dat ene antwoord het enige juiste antwoord was. Van al deze theoretische vakken: wegcode rijbewijs B, wegcode rijbewijs C en dan vakbekwaamheid bestaande uit ladingzekerheid, documenten, rij- en rusttijden, veiligheid en gezondheid hebben we samen bestudeerd. De drie examens waarvan 100 meerkeuzevragen, 8 casestudies en 10 mondelinge vragen heeft hij allemaal opgelost met maar 1 herexamen. Nu is hij praktijkles aan het volgen om met zware vrachtwagens te mogen rijden.

 

Ik ben aangekomen op vandaag, nu ben ik mijn blog aan het schrijven, voor hoelang nog? Dat weet ik niet, maar ik vermoed dat er kortelings toch weer iets nieuws uit de lucht zal vallen.

Bedankt dat je dit verhaal zover hebt willen lezen.

 

 

Bart

 

 

 

31-10-2020 om 10:21 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
>> Reageer (0)
29-10-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Alles komt goed.
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Alles komt goed

 

%%%FOTO1%%%

 

Zeven jaar na het ongeval heeft de verzekering mij uitbetaald. Ik kocht mij een nieuwe auto. Mijn vrouw kreeg ook een kleine som als smartengeld. Ze vroeg mij: wat gaan we daarmee doen? Daar zij als kind reeds droomde om kapster te worden en dit van thuis uit niet mocht, stelde ik haar voor om avondschool te volgen. Ik zou geen overuren meer maken, de verzekering had me toch uitbetaald. Voortaan bleef ik thuis op de kinderen passen terwijl zij avondles volgde. Tijdens de examens vroeg een jurylid haar of ze bij hem stages wilde volgen met als gevolg dat zij tijdens ons verlof alle dagen met de auto weg was. Ikzelf en de kinderen had ze in mijn ouders hun buitenverblijf gedropt. Daar zat ik dan. Afgelegen midden in de bossen met 2 kinderen en 1 Iers jongetje dat bij ons in verlof was. Het was dat jaar de somberste zomer sinds jaren. Drie wekenlang was het koud en een ganse dag regenen. Als verwarming hadden we enkel een open haard, maar door de regen was al het hout buiten te nat. Televisie hadden we daar niet. Ik deed het ene gezelschapsspel na het andere, maar na drie dagen waren niet alleen de kinderen, maar ook ik de kaarten en dobbelstenen kotsbeu. Op dat moment besloot ik: volgende keer gaan wij naar het buitenland in verlof. Zo gingen we op een keer met de nachttrein naar Zwitserland. In Brussel om 19:22u stipt kwam onze nachttrein. Wat wij niet wisten, was dat deze trein gesplitst was. De eerste trein was voor Italië en de tweede, 20 minuten later, die voor Zwitserland. We liepen met onze valiezen het perron af zoekend naar onze wagonnummer. Toen de conducteur het sein gaf, sprongen we vlug de trein op. “We zoeken op de trein wel verder”, riep ik lichtjes in paniek. We hadden elk een valies, de 2 kinderen een kleine en wij elk een grote. Met de reservatiekaart in de hand keken we op elke couchette.” Deze wagon niet!” zei mijn vrouw. “Op naar de volgende wagon”, antwoordde ik. Mijn vrouw hield het smalle deurtje met haar rug van de wagon open. Ik hief een voor een de valiezen over haar voeten en het verbindingsstuk naar de volgende wagon, dan hield ze het volgende deurtje open om deze plaats weer vrij te maken en hief ik de valiezen weer over haar voeten naar de volgende wagon. Onze kinderen volgden achter ons aan. We onderzochten opnieuw alle plaatsen op zoek naar onze gereserveerde nummer en zo telkens een wagon verder totdat we buiten stonden en voor ons de rails onder ons voorbijgleden. “Terug zei ik: we hebben ons nummer gemist.” Heel de trein opnieuw. Mijn vrouw hield het smalle deurtje met haar rug van de wagon open, ik hief een voor een de valiezen over haar voeten e het verbindingsstuk naar de volgende wagon. Dan hield ze het volgende deurtje open om deze plaats weer vrij te maken, hief ik de valiezen weer over haar voeten naar de volgende wagon. Onze kinderen volgde achter ons aan. We onderzochten opnieuw alle deurtjes op zoek naar onze gereserveerde slaapplaats. Na de vierde keer kwam een conducteur ons vragen of we een nachtwandeling aan het maken waren. Ik liet onze coupons zien. Zo kwamen we te weten dat deze trein niet naar Zwitserland maar naar Italië reed. De man verdween met onze coupons en kwam even later terug om ons te vertellen dat we bij de volgende stop moesten afstappen en daar de volgende trein nemen. Opgelucht gingen we op de grond zitten, “wie wil er koffie?” vroeg mijn vrouwtje en zij schudde uitnodigend met de thermos. Het glas in de thermos rinkelde fijntjes mee. De deuren van de trein hadden hun vernietigend werk gedaan. Geen bank om op te zitten, moe van de valiezen 4 keer over heel de trein op en neer mee te sleuren, zittend op de grond en nu geen tas lekkere koffie. Oké dit zijn allemaal kleine ongemakken, maar wij hadden het toch anders voorgesteld.

De trein stopte en wij stonden al aan de deur om af te stappen, maar de conducteur riep: “Neen, niet afstappen, we staan voor het rode licht.” In Thionville mochten we uitstappen. Een conducteur stond ons reeds op te wachten. Daar stonden we dan op een verlaten perron in een vreemde stad, wachtend op een trein die voorbij zou komen. En er kwam een trein. Haastig spoedde ik me naar het loket: monsieur, vroeg ik lichtjes in paniek: “is dat onze trein?” De brave mijnheer glimlachte beleefd en wees naar de trein achter me. Een goederentrein vol containers daverde achter mij voorbij. Enkele minuten later liet hij ons plaats nemen op een door hem aangewezen stukje perron. De trein stopte, we stapten op en voor ons stond ons couchettenummer op de deur.

Een ouder koppel lag reeds in hun bed. Zij hadden zo laat in de nacht geen reizigers meer verwacht. De arme vrouw lag reeds in haar ondergoed. Haastig nam zij vlug een blouse en kleedde zich wat meer aan.

Veertien dagen later reden we weer huiswaarts, in onze couchette zaten 2 mensen die ons vertelden dat 14 dagen geleden een koppel met hun kinderen zeker 5 keer door de gang voorbij hun deur liepen. Zij hadden al hun valiezen bij.

 

 

Zoals op de meeste firma’s kwam er enkele jaren later op “den Bell” ook een reorganisatie. De herstel- en onderhoudsafdeling werd opgeslorpt door de installatieafdeling. Ik kwam weer op de lijst voor verplaatsingen terecht. Zo belandde ik op de aankoop. Ik had inmiddels verschillende avondscholen doorlopen: 3 jaar Frans, 3 jaar Engels en door mijn opleidingen kon men mij op de aankoop wel gebruiken. Enkele weken later, toen ik vernam dat mijn voorganger thuis zat met een zenuwinzinking, was ik helemaal niet verrast. Dertig inkopers schreven de ganse dag aankoopformulieren, daarna werden deze getypt door vijf typistes en ik moest die woord voor woord nakijken op typefouten. 250 geschreven bladen in vier talen: Engels, Duits, frans en Nederlands en met 30 verschillende handschriften. Soms met bedragen waar ik meer dan een jaar voor moest werken. Zeer verantwoordelijke en doodsaaie job met geen enkele waardering. Zo kwam ik op het idee om alle producten een code te geven. Zo moest men alleen die code intikken om het juiste product te vinden met de ganse beschrijving eraan vast. Vol verwachting ging ik naar mijn chef:

“Meneer, we zouden alle artikelen die we inkopen een code moeten geven. Zo....”

“Ben jij niet goed wijs? Weet jij welk een benedictijnenwerk dat is? Zorg maar dat onze bestelbonnen in orde zijn en laat ons ons werk doen. Buiten”

Met de staart tussen mijn benen ging ik buiten maar 3 jaar later was iedereen codes aan het invoeren. Men heeft mij nooit mijn gelijk gegeven.

Ik wilde ervan af en besliste om drie jaar avondschool te volgen voor verkoop en publiciteit om zo door te groeien als inkoper. Het lot besliste hier echter anders over. Achteraf gezien was avondschool volgen de beste beslissing ooit. Niet zozeer voor mijn job, maar mijn persoonlijkheid kreeg hier een stevige upgrade. Ik leerde om niet te zwijgen maar te praten, ik kreeg meer zelfvertrouwen en durfde assertief te zijn. Alles met de nodige reserves.

Op de aankoop begon plots mijn linkeroor te fluiten. Het wou maar niet weggaan. Het werd met de dag erger, het was alsof een zwerm bijen in mijn oor zat. Ik moest de hoorn van de telefoon van links naar rechts verwisselen want ik hoorde links alleen maar gefluit. De NKO onderzocht me en vertelde mij: “dat is tinnitus, zeer lastig weg te krijgen. Ik schrijf wel antibiotica voor.”

Drie weken later stond ik terug bij de dokter, ik kreeg weer antibiotica en na 3 weken weer hetzelfde. Ik besloot dat dit niet kon blijven duren. Over onze deur woonde een alternatieve dokter en ik dacht dat kan al niet slechter dan de klassieke geneeskunde. Deze dokter vertelde me dat de smeerolie in mijn oor te dik was. Hij raadde mij aan om een dieet in macrobiotiek te volgen met daarbij gember kompressen achter mijn oor en 3 maal daags een warm kersenpittenkussen op mijn buik te leggen. Ik begreep het verband niet maar baat het niet, dan schaadt het ook niet. Ik vroeg hem hoe lang ik dat moest volhouden. “Eén jaar daarna moet je naar de oorarts en die zal een stop in je oren vinden die eruit moet en dan ben je genezen.” Het klonk mij allemaal zeer ongelovig in de oren maar ik had geen keus.

Voor dat macrobiotiek dieet moest ik en mijn vrouw eerst kooklessen gaan volgen. Enkele hoofdprincipes: geen brood, geen aardappelen, geen zuivelproducten, geen vlees en geen uitheems fruit. Op uw bord in totaal vijf gerechten met evenveel dat bovengronds groeit als ondergronds. Liefst vijf verschillende kleuren en elk ingrediënt op een andere manier klaargemaakt. Bv. koken, rauw, frituren, stomen....

Het was voor ons een hele opgave, eerst die lessen en dan een heel jaar dat vreemde eten.

De kooklessen waren voorbij, mijn vrouw begon macrobiotisch te koken en ik at geen brood of aardappelen meer. Op het werk ging ik niet meer naar de refter maar at koude mie met salade of andere groenten. Na 14 dagen bleek het alsof er nu niet 1, maar 2 of 3 bijenzwermen in mijn oor zaten. Ik ging ontgoocheld terug naar mijn alternatieve dokter: “dat is normaal”, zo sprak hij. “Dat bewijst dat er een reactie is, nog een paar weken volhouden en dan betert dat weer terug.”

Inderdaad enkele weken verder na vertrouw te zijn aan mijn dieet, gemberkompressen achter mijn oor en kersenpitten op mijn buik werd het weer wat rustiger in mijn linkeroor.

Een jaar later ging ik naar de NKO-arts:

“Dokter ik hoor niet goed meer in mijn linkeroor.”

“Oh, natuurlijk, er zit een flinke stop in, die zullen we er eens uit halen.”

We zijn nu 40 jaar later en mijn linkeroor is nog steeds voor 90 percent genezen. Geen bijen meer, geen scherp gefluit, enkel soms, heel soms een zacht gezoem. Ik voel me hier heel gelukkig mee.

 

 

Wat mij ertoe dreef, weet ik niet meer, maar ik begon met fotografie in de fotoclub van “DEN BELL”. Er werden daar clubwedstrijden georganiseerd maar daar bakte ik niet veel van: abstractie, onpersoonlijke dingen, ruggen van personen, neen dat was mijn ding niet. Sommigen onder de clubleden maakten weleens een diareeks en die werd dan op de jaarlijkse feestdag van de club op het grote witte doek geschenen. Waarom probeer ik dat niet? dacht ik. Geen gewone diareeks, maar een reeks in overvloeiing (dia’s die in elkaar overvloeien zodat tijdens de overvloeiing van twee dia’s een derde dia ontstaat) met teksten ingesproken, achtergrondmuziek en liefst educatief zodat het iets leerzaams wordt.” Alles moet dan wel heel gelijktijdig lopen, muziek, tekst en dia’s had men mij gewaarschuwd. Niet zo eenvoudig. Toch was ik vast van plan, dit plan tot een goed einde te brengen.

Digitaal en fotoshop kenden we toen nog niet. We werkten met een filmrolletje dat je op je fototoestel moest steken en later moest dit filmpje door de winkel worden ontwikkeld. Dat ontwikkelen duurde telkens 3 tot 4 dagen vooraleer je het resultaat kon zien. Het was zeer belangrijk om steeds dezelfde kleur en belichting te hebben daarom kon je best steeds dezelfde film gebruiken. Hetzelfde merk, dezelfde gevoeligheid en om niet voor verrassingen te staan, natuurlijk steeds laten ontwikkelen in dezelfde winkel.

Een perfect resultaat bekwam je enkel door vele proeven en testen te maken. Het was toen zeer belangrijk om je toestel en je film volledig onder de knie te krijgen. Maanden werk van onderzoeken, testen, resultaten iedere keer beoordelen en noteren, eer je kon beginnen aan de eerste diareeks.

Ik besliste om naar de plantentuin van Meise te gaan. Daar zijn mooie bloemen en planten. Ik liep met mijn camera meer achteruit dan vooruit en dat viel op. Een meneer gekleed in groene stofjas sprak mij aan “Wat is de bedoeling hiervan? “Ik legde mijn probleem uit en wonder boven wonder vertelde die man mij: “Luister, ik ben hier de hoofdingenieur en als jij je reeks bij ons wil schijnen voor het personeel, mag je op sluitingsdag komen. Het is dan rustig en ik kan je begeleiden.” Daarom nam ik vanaf die dag al mijn verlofdagen op vrijdag en reed ik naar Meise. Ik was vertrokken.

Mijn doel was om de mensen iets bij te brengen, educatief dus zocht ik mensen met een passie.

Zoals deze planteningenieur met als gevolg de reeks “de plantentuin van Meise.”

Daarna volgden nog 4 reeksen:

“Van houtskool naar levend oud.” Schilderkunst van Jan Van Houtte.

“Mineralen” van verzamelaar Paul van Hemelrijck en tekst van Ingrid Haxelmans.

“Postuurkanaries” van wereldkampioen Robert Vets.

En het “bouwen van een klavecimbel” van Adriaan Keulemans. Deze diareeks is spijtig niet volledig afgeraakt wegens defecten aan mijn toestellen en bij gebrek aan geld om een nieuwe te kopen.

Het was een geconcentreerde en moeilijke hobby, maar vooral met veel, veel geduld. Toch had ik veel voldoening. De reeks van de schilderijen van Jan “Van houtskool naar levend goud” brachten zelfs een staande ovatie van 200 man op. Dat vergeet ik nooit meer.

De fotoclub stopte ermee, mijn apparaten waren defect en zo zat ik weer zonder hobby. Mijn vrouw zei laat ons samen een hobby zoeken, zodat we meer samen zijn en hoe kan je nu meer samen zijn dan met dansen. Er was echter een probleem ik dans als een houten hark en kan geen maathouden, ik hoor zelfs de maat niet. Ik heb altijd graag gedanst, maar als wij uitgingen en op de dansvloer stonden, waren wij altijd het enige koppel dat opviel en mijn vrouw had dat niet zo graag.

Zij zat onder de haardroger toen mijn vrouw erover sprak. “Och zei ze maar in onze club kan dat geen kwaad. Wij zijn geen dansschool, niets is verplicht en niemand zal je bekritiseren. Kom gerust af. “Zodoende gingen we dansen bij de club van “Den Bell”. En echt niemand gaf commentaar of bekeek ons omdat ik zo stuntelig meedeed. Hier op de dansclub werden wij aanvaard zoals we waren. Zij als perfect danseres en ik als....

 

De dansclub had ook de gewoonte om regelmatig een weekend samen op hotel te gaan. We hebben ons daar onmiddellijk voor ingeschreven. Onze organisator zag het niet meer zitten en stopte ermee. Ze vroegen of iemand het wilde overnemen en ik stelde me kandidaat. Ik wist echter niet waar ik aan begon. Nog nooit had ik zoiets georganiseerd. Ik was ook geen echte reiziger, maar ik was gemotiveerd en ik had er goesting in. Laat mij even schetsen hoe ik dat aanpakte:

Thuis begon ik met het zoeken naar een geschikt dorp of stad, maar het vinden van een geschikte plaats was niet zo eenvoudig. Het mocht niet te ver of te dichtbij zijn. Ik nam een koord van 12cm en knoop aan 1 kant een nageltje. Aan de ander kant bevestigde ik een potlood. Zo trok ik een cirkel op de landkaart en bepaalde de maximum afstand. Met de koord in te korten had ik meteen ook de minimumafstand.

De volgende stap was ter plaatse een fatsoenlijk hotel vinden, zijn er genoeg bedden? Is er parking aan het hotel? Is de streek gepast voor onze wensen? In Den Haag moesten we 22 hotels bezoeken vooraleer er één ons beviel en toch niet te duur was. En ooit gebeurde het dat het uitverkozen hotel failliet ging, ook dat nog.

Onze eerste testopdracht zal ik nooit vergeten: het was die dag nationale wandeldag. Tweeduizend wandelaars en daarbovenop nog een veldcross. Meerdere groepen mountainbikes ploeterden in de regen door de aarden wegen. De holle wegen werden omgetoverd tot slijkerige diepe groeven. We zaten tot hoog boven onze enkels onder het slijk.

Onze betrachting was zo weinig mogelijk met de auto te rijden daarom zocht ik steeds naar andere vervoermiddelen. Zo werd het een stoomtrein in Vijlen, taxi’s in Hattem, spoorfietsen in Kranenburg, wagons met tractor in Oostduinkerke, een huifkar in Gerolstein, een stoeltjeslift in Vianden en trein, tram en bus in Den Haag.

In de grotten van Valkenburg hadden we de keuze tussen zittend in een treintje of te voet met een gids door de grotten te gaan. Een treintje dat vonden we weleens iets anders. In de voorste wagon stond een cassetterecorder en in iedere wagon hing een luidspreker. Wij kozen voor de laatste wagon. In de eerste bocht zagen we nog juist een hoekje van de eerste wagon en naast ons een afgeronde beige muur. Een veel te stille stem klonk door de luidspreker: “Hier voor ons zien we een tekening van de burcht van Valkenburg en rechts van ons speelt het orkest van Glen Miller. Gretig keken we in het rond. Links zagen we een blote muur, achter ons zagen we een vrouwenfiguur die water ging halen. Voor ons zagen we het achterwerk van de eerste wagon. Toen de trein verder reed, passeerden we in een vlucht Glen Miller en de Valkenburgse burcht. Deze trip was niet onze bedoeling dus kozen we voor de wandeling met de gids en dat was fantastisch.

Ga dan toch langs de infokantoren hoor ik jullie denken.

Infokantoren? Oke we proberen het:

In Hattem was het kantoor slechts 1 halve dag per week geopend, gelukkig waren we die halve dag daar. We vroegen naar de uurregeling van het openbaar vervoer. We mochten alles zelf op een kattenbelletje overschrijven. Een kopij was niet voorradig.

In Vianden wisten wij meer dan het meisje achter de toog. Ze heeft nog veel van ons geleerd.

In Gerolstein kende men waarschijnlijk het kasteelmuseum in eigen gemeente niet eens, we zijn dit geheim ook niet aan het hen gaan verklappen.

In Bad munstereifel denkt men dat alle museums nog bestaan, ook al zijn de mensen reeds overleden, maar dat er een beiaard is dat willen ze niet vertellen aan de toeristen.

In Kranenburg was het infokantoor onbemand. En ga zo maar verder.

Soms maakten wij ook fouten. Zo ging mijn broer afspreken voor een fabrieksbezoek van bruiswater in een vleeswarenfabriek. Hij had het bijna voor elkaar, maar toen besefte hij plots dat hij een straat te ver zat. Hij is dan maar heel stilletjes weggegaan toen de mevrouw een foldertje ging halen.

Al snel ondervonden we dat een dubbele check niet overdreven was. Een jaar later teruggaan om te controleren of alles nog wel in orde was. Zoals in Hattem was de taverne voor onze lunch overgenomen, de nieuwe uitbater wist van toeten of blazen van onze afspraak.

In Gerolstein werd de wandelweg naar een wolvenpark aangegeven met een omweg van meer dan 2 uren. Ik moest de keuze maken: het jaar daarop teruggaan en opnieuw rondzoeken of alles cancelen. Ik heb echt getwijfeld, maar ik ben teruggegaan. Ik stippelde zelf een nieuwe wandelweg uit naar het wolvenpark. Resultaat: amper een half uur met zicht op een voorhistorische grot op de koop toe. Dan ontdekten we, achter de hoek van ons een hotel, een prachtig kasteel met een heuse ridderzaal waar we konden dineren met koud en warm buffet.

In Bad munstereifel had de traiteur het opgegeven. Eén maand voor ons vertrek moesten we vlug een taverne vinden om te kunnen dineren.

Toch hebben we alle problemen tijdig kunnen oplossen.

 

Volgend: op naar welverdiend pensioen.

29-10-2020 om 07:36 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
01-10-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.7 Magere jaren

Mijn 7 magere jaren

 

 

 

15 oktober 1970: een factuur moest nog ontvangen worden en de klant betaalde in muntstukken. Een zak vol losse muntstukken lag ik in het handschoenkoffertje van mijn auto. Daarna reed ik nog naar de winkel om een nieuw meettoestel, een Megger, op te halen. Vervolgens begaf ik me naar onze bouwwerf te Schoten.

Rond 17 uur stapte ik in mijn auto en reed fluitend naar huis. Ik was goed gezind, ik had veel werk verzet en alle kleine problemen waren opgelost. Op een hoofdbaan met drie rijstroken reed ik op de rechterbaan. Ik zag het verkeerslicht op groen staan en vrolijk fluitend reed ik verder naar het groene licht.

Het werd zelfs niet zwart voor mijn ogen, maar ik zag me zelf liggen in een oranje schijnsel. Er is iets gebeurd, besefte ik en heel even had ik nog zorgen: “mijn Megger” probeerde ik te zeggen. Daarna werd alles rustig om mij heen, alle zorgen gleden van mij af. Ik voelde niets meer, geen pijn en geen zorgen. Ik zag mezelf op de grond liggen in het oranje licht van de straatverlichting. Ik beleefde dit als het zaligste, gelukkigste en mooiste moment van mijn leven.

Wat was er gebeurd?

Een Simca reed op het middelvlak naast mij en wilde links afslaan. Een Porsche kwam tegen hoge snelheid in tegenrichting aangereden. De bestuurder dacht dat de Simca afdraaide en om de Simca te ontwijken knalde hij in volle snelheid linksvoor tegen mijn Cortina.

In die tijd waren er nog geen gordels in de auto waardoor ik vooruit met mijn hoofd op het stuur vloog en mijn voeten tegen de pedalen. De achterste zetel kieperde over mijn hoofd door de voorruit naar buiten. Het klein geld in mijn handschoenkoffertje vloog in alle richtingen door de auto. Mijn zo geliefde droomauto werd op amper 1 seconde omgetoverd tot een wrak.

Wat er verder gebeurde heb ik alleen horen vertellen. Een verpleger zag plots een blaasje op mijn lippen (ik vroeg naar mijn Megger) en besloot me toch maar mee te nemen naar het ziekenhuis. Op de operatietafel moet ik mijn naam nog gezegd hebben, maar daar weet ik niets meer van.

De politie belde bij mij thuis aan en mijn schoonzuster, die in haar zesde maand was, deed open. Toen de agent de dikke buik zag, moest hij toch enkele malen slikken: hoe moet ik dat vertellen dacht hij. Als bleek dat zij niet mijn vrouw maar mijn schoonzuster was, voelde de agent een hele opluchting. Dat mijn vrouw in haar derde maand was, kon de agent natuurlijk niet weten. Na het verschrikkelijke nieuws verteld te hebben, vroeg hij haar:

“Mevrouw, wil je dit even natellen en dan tekenen voor ontvangst?” De plastieken zak vol kleingeld legde hij op een tafeltje in de hal. Mijn arme vrouw deed of ze telde maar haar gedachten waren helemaal niet bij die rotte muntjes.

Toen ik in het hospitaal mijn ogen opendeed en een beetje bewust werd van wat er gebeurd was, vertelde men mij dat mijn eigen moeder mij alleen maar herkende aan mijn linker vinger. Mijn schoonvader maakte de vergelijking met een geslacht varken. Mijn kin was opengescheurd, beide kaakscharnieren waren verbrijzeld zodat ik mijn mond zelf niet meer open of dicht kon doen. Mijn gelaat was dubbel zo breed dan normaal. Onder mijn tong was alles opengescheurd. Mijn heup was ontwricht maar dat had men die avond van het ongeval reeds terug in elkaar gezet.

De volgende dag werd ik weer naar de operatiezaal gebracht. Men zou mijn aangezicht weer in vorm brengen, of liever in vorm duwen en trekken. Ik was nog half verdoofd van het gebeuren en terwijl men mij bewerkte, stak ik mijn hand omhoog. Vol paniek stopte het operatieteam onmiddellijk en vroeg me wat er scheelde. Ik prevelde want spreken ging nog steeds niet goed: “Kun je een koud washandje op mijn voorhoofd leggen.”

Na de operatie werd ik terug naar mijn kamer gebracht. Ik zwom in mijn eigen zweet, heel mijn pyjama was nat en zelfs mijn onderbroek kon ik uitwringen. Omdat ik verging van de pijn kreeg ik een pijnstiller met morfine, 20 minuten later sliep ik als een marmot.

Om mijn kin op zijn plaats te houden, had men mijn tanden met elastiekjes aan elkaar gebonden. Daar enkele voortanden door het ongeval uitgeslagen waren, kon ik met een rietje vloeibaar voedsel drinken. De dag dat ik naar huis ging, had mijn moeder voor iedereen frietjes gebakken met biefstuk, voor mij had ze een glas Ovolmaltine met een rauw ei klaargezet. “Jij moet aansterken” zei ze. Trouwens met mijn tanden aan elkaar gebonden kon ik moeilijk vast voedsel en zeker geen frieten met biefstuk eten.

Daar ik geen trappen kon doen, bleef ik zolang bij mijn moeder op de benedenverdieping wonen.

In het vorig hoofdstuk vertelde ik dat ik mijn eigen huis aan het bouwen was. In mijn huis stonden nog geen binnendeuren, geen vloerbekleding, geen witte bepleisterde muren, geen wasbak om af te wassen, geen trap met leuning, binnenshuis geen raamtabletten en er was niets volledig afgewerkt. Ik was invalide, kon en mocht niet werken, mocht geen trappen doen en mijn huis was maar half afgewerkt.

Na 2 maanden mocht ik eindelijk trappen doen en besloot om het hoognodige in mijn huis te laten afwerken. De trap en trapleuning moest ik zeker laten plaatsen om mijn laatste deel van mijn lening te kunnen ontvangen. Ik dacht immers weldra weer te mogen gaan werken, totdat mijn moeder plots zei: “Bart, jij gaat als een oud manneke, dat is nog lang niet in orde met uw heup, ga eens terug naar de dokter!” Ik volgde mijn moeder haar raad op en ging terug naar de dokter, maar die nam mij niet ernstig en zei dat ik komedie speelde. Ik kon over 14 dagen gerust gaan werken beweerde hij.

Mijn schoonbroer was voetballer en die raadde mij aan om naar een sportdokter te gaan. De sportdokter duwde hard achter op mijn bil en ik vloog bijna door het plafond.

“Niet goed” zei de dokter “we gaan terug platen nemen maar ditmaal niet alleen voor en achter maar ook de zijkanten, binnen en buitenkant.”

Nu bleek dat er aan de binnenkant een stuk van de heup afgebroken was: “het is nu te laat om daar nog iets aan te doen meldde hij me, maar om te beginnen gaan we er 8 maanden niet meer op steunen.” Dat kwam aan als een donderslag bij heldere hemel. In de winter gingen we iedere zondag schaatsen, dat zou niet meer gaan, hardlopen, springen, zelfs werken, ik mocht het allemaal vergeten. De eerste 8 maanden al zeker en daarna moest ik het nog afwachten.

Omdat ik zelfstandige was, kreeg ik geen dopgeld. Daar ik niet in fout was, kreeg ik geen geld van de ziekenkas. Omdat ik geen RSZ meer kon betalen kregen we ook geen kindergeld. De tegenverzekering van de Simca en de Porsche kwamen niet overeen en ik moest maar wachten op het geld waar ik toch recht op had.

Mijn financieel plan viel in duigen. Nog eens 8 maanden zonder geld, hoe moest ik dat klaren? Mijn zuster werkte als chef bij een plastiek fabriek die kunstbloemen maakten. Dat deden thuiswerkers voor haar. Het werd niet veel betaald maar alle beetjes hielpen. Zes grote zakken werden bij ons thuis afgezet. De kamer stond vol en we moesten nog een plaats vinden om de bloemen te kunnen ineensteken. De blaadjes moest ik 1 voor 1 van elkaar trekken en dan monteren op een bloemsteeltje. De blaadjes van elkaar trekken, kostte mij al enkele uren en dan moest ik nog beginnen met de bloem en blaadjes op de steel te duwen. Heel de kamer lag vol losse blaadjes, zakken met afval, nieuwe blaadjes, kartonnen dozen en afgewerkte bloemen. Het was veel uren werken voor weinig geld. Na een volle dag hard doorgewerkt te hebben had ik nog minder verdiend dan 1 luttel uurloon. Dat gaat veel te traag besloot mijn broer. Twee dagen later kwam hij al met een machientje dat hijzelf had gemaakt. De blaadjes konden onmiddellijk na aftrekken op de steel geplaatst worden. Vanaf toen ging het minsten 4 keer zo snel. Daarbij kwam nog dat ik pijnstillers van de sportdokter had gekregen met 2 bijkomende nevenwerkingen: ik had steeds honger en at veel te veel. De kilo’s kwamen er verschrikkelijk bij. De tweede nevenwerking kwam voor mij beter uit: ik was nooit moe en werkte gezwind van 4 h tot 24 uur s ’nachts. Ik kwam met 4 uur slapen toe. Zo kon ik uiteindelijk toch mijn gezin rechthouden. Door heel zuinig te leven konden we in leven blijven. Om kleren te kopen moesten we wel maandenlang elke frank sparen. Uitgaan, gaan eten of een dagje uit kon niet meer. Ondanks dat ik bij het ongeval wel volledig in mijn recht was, leefde ik nu in armoede. Toen ons kadestraal inkomen betaald moest worden, kon ik het niet meer bolwerken en ging ik uiteindelijk met lood in mijn schoenen naar de openbare onderstand. Dit was in die tijd een echte schande. Ik had geen keus, mijn kinderen moesten toch eten.

Op een zomerse dag nam een familielid me weer eens mee naar het buitenverblijf dat mijn ouders huurden. Ik zat naast hem en wilde een Groene Michelle (een sigaret) aansteken. Toen dacht ik, ik smoor en blaas geld in de lucht terwijl mijn vrouw en kinderen zo in armoede leven. Resoluut stak ik mijn aansteker weer weg. Nooit heb ik nog een sigaret aangestoken.

Ik was inmiddels al 11 maanden thuis. Mijn dokter verklaarde mij voor 75% werk bekwaam en ik mocht weer gaan werken. Daar ik nog steeds ingeschreven stond als zelfstandige bouwvakker kon ik niet gaan stempelen waardoor ik dringend werk moest zoeken. Ik mankte nog zeer zwaar en was invalide verklaart. Zo begon ik als elektricien voor mijn zoektocht naar werk.

“Je mankt zo, wat is er gebeurd?”

“Oh ik heb een auto-ongeluk gehad.”

“Ach zo, oh we hebben niemand meer nodig en toch stond de vacature nog steeds open.

Zo ging het telkens weer opnieuw. Ik vroeg me af: waarom toch? Waarschijnlijk was men bang dat ik als invalide teveel in ziekenkas zou gaan.

Mijn vader ging bij de burgemeester ten rade. Die raadde mij aan om bij “Den Bell” te gaan horen. 14 dagen later was ik aan het werk, zittend werk als tester. Het was de beginperiode van de IC’ s of in de volkstaal de chips om telefooncentrales te maken. Deze job was nu echt iets voor mij. Een zittend werk en testen van ingewikkelde schakelingen was een uitdaging voor mij. Al snel kreeg ik de moeilijke gevallen om uit te zoeken wat er fout was en nog later de prototypes om uit te testen. Deze kaarten waren nog nooit door iemand getest en er was ook geen testprogramma voor handen. Ik voelde mij thuis en gewaardeerd in mijn werk. De directie wist van mijn armmoedige financiële toestand, zo mocht ik overuren maken en ook op zaterdag komen werken.

 

 

Iedere week nam iemand van de familie me wel mee naar het buitenverblijf. Samen met een oudere broer experimenteerde we met zonnepanelen om water te verwarmen. We namen golfplaten, legden er zilverpapier in of schilderden ze zwart. Zwart omdat zwart warmte aantrok. We plaatsten koperen buizen of plastiek tubes in de golven en vulden deze met water. Boven op de golfplaten probeerden we met enkel, dubbel of driedubbel glas. Na iedere test werd alles opgetekend en de gewonnen temperaturen werden netjes genoteerd. Uiteindelijk heeft mijn oudere broer nu een zelfgemaakte installatie op zijn dak liggen.

Wij leefden nog steeds sober. We hadden een grote lening voor ons huis af te betalen en aan het huis zelf waren nog veel kosten. Op reis gaan zat er nog steeds niet in. Iedereen ging naar de zee of naar het buitenland, wij niet. Met Sinksen was er ieder jaar de sinksenfoor, ons gezinnetje moest echter uit geldgebrek thuisblijven. Iedere week werden de centjes netjes in enveloppen verdeeld: één enveloppe voor eten, een andere voor gas, water en elektriciteit, een derde voor afbetaling van de lening huis enz. Toch voelden we ons niet echt ongelukkig. We hadden moeilijke momenten, maar ook schone en plezante dagen. Ik ontdekte opnieuw de fiets en samen met mijn zuster fietsten we door het Vlaamse land. We stippelden nieuwe routes uit en zochten de kleine stille binnenwegen op.

Op “Den Bell” werd de testafdeling opgedoekt en ik zou van arbeider naar bediende evolueren, maar als bediende zou ik geen overuren meer kunnen maken. Mijn job bestond uit 2 dikke boeken naast elkaar leggen en regeltjes overschrijven waar met potlood iets bij stond geschreven. Iedere dag opnieuw 2 boeken naast elkaar en zoeken maar, helemaal niet mijn job. Het was saai en geen waardering. Dat heb ik iets meer dan 2 jaar volgehouden en toen vroeg ik mijn overplaatsing aan. Ik verhuisde naar de herstel- en onderhoudsdienst van de computerzaal.

Het was inmiddels 7 jaar na mijn ongeval en de verzekering betaalde mij eindelijk uit.

01-10-2020 om 13:02 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
24-09-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.van eerste werkdag tot 15 oktober 1970
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Van eerste werkdag tot 15/10/70

%%%FOTO1%%%

 

Na mijn studententijd begon ik als onderhoudselektricien in een lusterfabriek. De eerste dagen is dat niet zo eenvoudig geweest. Ik kreeg nog geen gereedschap, maar werd wel opgeroepen om een panne te herstellen. Men kon me evengoed vragen: klop die nagel in die muur, maar je krijgt geen hamer. Hoe moet men dat dan doen? Met mijn vuisten kloppen, misschien? Ik stond daar dus zonder testers en waar was het defect nu? Laat staan, die arbeiders die dan staan te wachten met hun grijns: “wat is er maatje? Heb je geen elektriciteit gekregen in de school of ben je alleen in het verlof naar school geweest? “Daar sta je dan, zelfs antwoorden zou hun smile alleen maar vergroten.

Daar ik avondschool volgde, kon ik niet mee naar het buitenland en werd ik opgeleid om in de thuisfirma te werken. Ik wist het toen nog niet, maar ik kwam toen al zeer ongeloofwaardig over. Toen er een nieuw modern machine aangekocht werd, mocht ik die samen met de chef aansluiten. Hij stelde soms een vraag en daar ik niet onmiddellijk antwoordde, begon hij het eerder kinderlijk uit te leggen. Goed bedoeld, maar ik voelde dat hij in mij geen groot licht zag. Later moest ik samen met mijn meerdere een zeer delicate en belangrijke aansluiting doen. Als dit mislukte, lag de hele firma een halve dag plat en zouden meerdere machines stuk geraken. Mijn collega verwonde zich met een breekmesje en moest direct naar de spoedafdeling om zijn vinger te laten naaien. Ik bleef alleen achter. Toen hij terugkwam, begon hij al te reclameren dat ik alles verkeerd gedaan had. Minutieus begon hij alles na te zien. Ondanks dat alles volledig correct was, zei hij gewoon: “je hebt geluk gehad, het is allemaal goed.” Persoonlijk vond ik dat ik wel wat stielkennis had, maar zijn vertrouwen kon ik niet winnen.

Ik leerde nieuwe vrienden kennen en net als in schooltijd reed ik weer eerst een heel eind met hun mee naar een ander dorp vooraleer ik huiswaarts reed. Onderweg zei ik niet zoveel. Enkele meisjes maakten wel avances, maar ik besefte het niet eens en wist ook niet hoe ik die moest beantwoorden. Meestal zei ik dan zelfs geen woord tegen hen. Och, ik bleef maar groen op dat gebied. Niet echt verlegen maar gewoon niet weten hoe ik er mee moest omgaan. Mijn kansen smolten altijd maar zoals sneeuw voor de zon. Dat zou nog veel jaren zo blijven. Bij de kleinste schijn van gebrek aan interesse besloot ik al “zij moet mij niet, ik maak geen kans”. Zo verspeelde ik al mijn kansen.

In ons buitenverblijf ging het met de meisjes net zo. Mijn eigen moeder vertelde mij: “dat meisje dat regelmatig bij de buurvrouw komt, zei me onlangs dat er steeds zo een knappe gast rondloopt met een draagbare radio.” Ik had intussen een radio die ik overal meenam. Ik begreep wel dat het om mij ging en keek eens naar de schoonheid. Weer verkeerd, want ik dacht, die is te mooi, die kan ik toch nooit krijgen. Dat ik aan dat euvel nog moest werken heb ik jullie reeds verteld, maar het zal ooit gebeuren, jaren, jaren later.

Vlak over ons buitenverblijf was een openbaar zwembad. Er moesten af en toe wat karweitjes gedaan worden en samen met mijn broer deden we dat met plezier. Zo mochten wij gratis komen zwemmen. We plaatsten daar grote luidsprekers en namen de top tien op. We zorgden zo voor muziek rond het zwembad. Mijn schoonbroer bezorgde ons grote binnenbanden van een vrachtwagen. We plakten het ventiel met een zwaar plakband vast en zo hadden wij een grote luchtband om mee te drijven. Daar ik nog altijd zeer lenig was en als een vis zwom, werd ik regelmatig door de mannen vastgepakt. Eén nam mijn voeten en de andere pakte mij onder mijn armen. 1,2,3 zwierden ze en ik vloog door de lucht recht op de autoband. Animatie was er wel aan het water. Het zwembad trok veel volk, zelfs wereldwielerkampioen Rik Van Looy zat soms aan de kant.

Ik leerde daar ook weer nieuwe vrienden kennen. Een gezinnetje had daar hun caravan staan. De zoon was drie jaar jonger dan ik, maar hij was zeer volwassen. Dit zou mijn nieuwe kameraad worden. Er waren natuurlijk nog meerder jongens en meisjes, maar altijd weer datzelfde geknoei door mij. We zaten rug tegen rug aan het zwembad. Iedereen zag in ons het nieuwe koppel, alleen ik niet. Ik snapte het weer niet.

Na 7 maanden werken bij de lusterfabriek begon mijn vader een aannemersbedrijf. Twee broers zouden mee in de zaak gaan. De PVBA werd gesticht. Ze bouwden huizen volledig afgewerkt, sleutel op de deur. Daar ik elektricien was, konden ze mij goed gebruiken. Ik zou de elektriciteit doen en de anderen helpen bij hun werk. Een maand later zat ik mee in de zaak. Het eerste huis was eigenlijk een slecht begin. We verdienden niet veel en moesten hard werken. We deden dan ook alles onder ons zelf. Metsen, stukadoorwerk, dak, ramen, deuren, elektriciteit, verwarming, vloeren, dorpels en raamtabletten. Kortom we waren allround mannen. Ik herinner me nog dat voor het stukadoren eerst een bruine onderlaag op de muren werd gesmeerd. Deze onderlaag moest gemengd worden met water en kalk zodanig dat het een vettige pasta werd. Met onze voeten trappelden wij de grote hoop door elkaar. We zakten zo diep in de brij dat onze laarzen vol liepen. Die deden wij dan uit en op onze blote voeten trappelden we verder. Dat ging eigenlijk nog redelijk goed tot de volgende morgen onze voeten en benen rood verbrand waren. We hadden ons les geleerd. De volgende bouw besloten we verschillende taken in onder aanneming uit te geven zoals stukadoren en vloeren. We hielden die dingen waar we goed in waren voor onszelf. Deze formule werkte wel want we moesten al snel werkvolk aannemen.

Mijn eerste jaar avondschool liep teneinde en er volgde mondeling eindexamen. Drie in totaal en ik kreeg ze alle drie dezelfde avond vlak na elkaar. Als je voorgaande gelezen hebt, weet je dat mondeling niet mijn sterkste kant was. Mijn eerste examen zat erop en de jury was reeds aan het wachten op mij. Zonder pauzeren moest ik al naar het volgende lokaal, men was al aan het wachten op mij. Ik kwam weer buiten en weer was het aan mij voor het laatste examen. “Niet blijven staan, vlug binnen, ze wachten al op jou.” Black out! Ik wist niets meer, kon amper nazeggen wat er gezegd werd. Nadat ik verklaarde dat ik de drie examen zonder tussenpozen moest afleggen, heeft men mij toch gedelibereerd.

Opnieuw vroeg men mij “Wat ga je verder doen?” Opnieuw antwoordde ik: “verder studeren voor B1 elektronica.” Opnieuw zeiden ze: “dat haal jij nooit. Weet jij hoe zwaar dat is?” Ik was vastbesloten, de volgende jaren in de dag als zelfstandige in de bouw en vier avonden in de week naar de avondschool.

Ik was jong en sterk werkte hard en volgde avondschool, maar in het weekend gingen we met de halve familie en hun kroost naar ons buitenverblijf. Regelmatig kwamen jonge meisjes naar het zwembad die ik leerde kennen maar daarna ook alles weer verknoeide. Zoals dat meisje waar ik mee gezwommen had en nadien samen op het gras in de zon lag. Gewoon babbelen zonder meer. De volgende weekend was ze er weer. Ze ging toen niet zwemmen maar ging op de oever van de vaart zitten. Ik nam mijn transistorradio en wandelde op het voetpad 100m links en dan weer 100m rechts. Steeds opnieuw passeerde ik haar op nog geen 5m afstand. Ik wandelde maar verder steeds heen en terug. Na ongeveer 2 uren zo gewandeld te hebben, luisterend naar de top 100, vertrok ik zonder een woord tot haar te richten. Ik heb haar nooit meer gezien. Ik was zo naïef dat ik niet eens begreep waarom zij niet meer langskwam. Hier moest ik ook nog aan werken.

Wat verder op de camping lieten de ouders hun dochter van 18 de hele avond met mij alleen in de caravan. Hoe graag de ouders het ook gewild hadden, er gebeurde weer niets.

Zoals ik vroeger reeds vermelde, was ik vrij goed in wiskunde. In het derde jaar avondschool kregen we een opgave. De week nadien werd de oplossing op het bord gezet. Drie volle borden voldeden niet om de volledige oplossing weer te geven. Iedereen maar schrijven en notities opnemen. Ik niet, ik wachtte geduldig af. Nadat iedereen de oplossing had en moe geschreven was, stak ik mijn vinger op: ”mijnheer ik heb nog een andere oplossing”. “Oh, kom dan maar naar voren.”

Ik kwam rustig naar voor, nam de bordveger en veegde demonstratief de drie borden af. Ik hoorde sommigen in de klas zwaar zuchten. Ik begon linksboven op het eerste bord te schrijven en drie regels verder stond de oplossing op het bord. De leraar keek ernaar en antwoordde: “ja, zo kan het ook.”

Normaal was het voor het diploma B1, drie studiejaren, maar tijdens deze periode werd er beslist om de graad B1 af te schaffen en te vervangen door A1 graduaat. Na waren het plots vier studiejaren.

Met mijn financiële toestand ging het steeds beter. Ik kocht mij een tweedehandsauto en ging iedere week met mijn nieuwe kameraad naar een jeugdclub. De enige kusjes die ik kreeg, kwamen van de kusjesdans en dan moest ikzelf nog in het midden gaan staan. Hoe erg zul je misschien denken, maar ik voelde dat zo niet aan. Ik aanvaarde het. Ik onderging het, maar daar zou ik later nog aan werken, al wist ik dat toen nog niet.

Op zekere dag in de jeugdclub had ik een oogje op één van de meisjes. Zij beviel mij wel. De volgende slow ging ik naar haar en vroeg haar ten dans, maar zei weigerde. Ik besloot hieruit dat zij mij niet zag zitten. Maanden later besefte ik dat dit een verzinsel van mijzelf was, maar voor haar zou het dan te laat zijn. Ik was inmiddels bezet.

Hoe ben je dan aan een meisje geraakt? zal je je afvragen. Wel het zit zo:

Door het vele zoeken naar een meisje, dat absoluut mijn vrouw moest worden, want ik nam dit altijd zeer ernstig op. Ik werd het beu en besloot om de eerste de best vrouw ten dans te vragen en me nergens meer zorgen om te maken. We stonden met velen op de dansvloer voor een formatiedans los van elkaar. Plots kwam een meisje met donkerbruine krullen naast mij staan en zoals ik al zei, ik deed gewoon met haar mee. Ik was een slechte danser. Ik kon geen maathouden, maar dat maakte voor deze brunette niets uit. Ze bleef naast mij dansen. Na de dans begeleidde ik haar naar haar plaats, er was slechts 1 stoel vrij en voor ik het besefte zat zij op mijn schoot. We hadden een gezellige babbel en zo kwam ze te weten dat ik met de auto was. Haar vriendin, die ik voor de eenvoud even An noem, vroeg of ik haar naar huis wilde brengen. Zo kon ze nog wat langer blijven. Toen het tijd werd om An naar huis te brengen, reed ik haar tot aan de voordeur. Ik nam beleefd afscheid door haar een hand te geven en wachtte tot zij binnen was. Later vernam ik dat An tegen de brunette verteld had dat ik een goede jongen was en dat ze mij niet voor de zot moest houden. Toch was ik helemaal niet verliefd, ik was het gewoon beu om ernstig te zijn.

De week daarop was het mijn verjaardag en had ik een feestje gepland, dus kwam ik die week niet in de jeugdclub.

Dinsdag toen ik van het werk thuiskwam zei mijn moeder:

“Bart er heeft een meisje gebeld, ze vroeg om terug te bellen.”

“Oh ja, zijn de petatten al klaar, want ik heb honger.”

“Moet jij niet eerst bellen?”

“Och dat kan wachten, ik zal straks na het eten weleens bellen.”

Aan de telefoon vroeg ze mij haar zaterdagavond te komen ophalen bij een vriendin. Die vriendin was toevallig de zuster van een arbeider die bij ons bij de PVBA werkte. In het weekend reed ik naar het afgesproken adres en wat zag ik: een kortgeknipt meisje met gitzwart haar. Voor mij was het plots niet meer hetzelfde meisje dat op mijn schoot zat. De vonk sloeg over als een blikseminslag. Ik was verloren, ik was verliefd tot over mijn oren. Cupido had zijn werk gedaan. Voor we naar de jeugdclub reden, vroeg ze mij om nog enkele andere meisjes van haar vriendenkring mee te nemen. Mijn auto, een Ford Cortina, had 3 plaatsen vooraan en 3 plaatsen achteraan. Zo reed ik met vijf andere jonge meisjes naar de jeugdclub.

Toen ging het allemaal heel vlug. Enkele weken later ging ik mijn liefje bij haar thuis ophalen en samen reden we naar ons buitenverblijf. “Liefje, het kan zijn dat er wat broers en zusters in ons buitenverblijf zijn.”

“Oh ja, en met hoeveel zijn jullie dan?”

“Ik heb 5 broers en 3 zusters....allemaal getrouwd en de meesten hebben al kinderen.”

Zij had geen tijd meer om te antwoorden, want ik had zo lang gewacht totdat we al aan de oprit waren. Het toeval wilde dat er ook nog eens een ganse familie uit Nederland op bezoek was. Nonkels, tantes, neven, nichten, broers, schoonbroers, zussen, schoonzusters, mijn ouders en een tiental kleinkinderen.

Toen we uitstapten vlogen mijn kleine nichtjes en neefjes recht op mij af om me te omhelzen, maar toen ze dat vreemde meisje zagen uitstappen waren ze even snel terug weg. Mijn liefje had dit opgemerkt: “die geef ik nooit meer af!”, besloot ze met klem.

Het werd winter en als zelfstandige kregen we geen stempelgeld. Daarom deden we de volledige onderhoud van de machines. In de vrieskou functioneer ik niet zo goed. Die ochtend moest ik de kamwielen van de betonmolen invetten. In plaats van de motor af te zetten, nam ik een stokje, stopte dat in een pot met vet en smeerde met dat stokje de draaiende kamwielen. Het stokje brak af en mijn rechterwijsvinger klemde tussen de 2 kamwielen. Met mijn ene vinger hield ik de hele machine stil. De mannen hoorden onmiddellijk dat er iets mis was en kwamen snel aangelopen. Ze zagen wat er mis was en zetten de elektriciteit af waardoor de motor stilviel. Ik trok mijn vinger terug uit de kamwielen, dat zag er niet goed uit. Een flinke hap werd uit mijn wijsvinger gerukt. Ik werd naar de afdeling spoed gebracht, maar na verzorging mocht ik toch weer naar huis. Dit was mijn derde ongeluk maar niet het laatste.

Enkele maanden betaalde de verzekering en ik wilde dat geld nuttig besteden. Daar zou mijn vader me helpen. In ons dorp was er een maalderij. Het koren werd aangebracht en het meel weer afgehaald door het spoor. Via een zijspoor werd een wagon op een draaipunt achtergelaten. De paarden draaiden de wagon en trokken die verder over de velden naar de maalderij, maar door de aanleg van het spoor in de diepte werden de wagons vervangen door vrachtwagens en het draaipunt kon niet meer gebruikt worden.

Dit draaipunt bestond uit een diepe put met een brede dikke zware betonnen ring waarop het treinstel kon draaien. In het midden was een grote betonnen blok als steunpunt. Een aannemer had al eens geprobeerd om deze betonnen ring met drilboren te slopen. Nadat de tweede drilboor het ook begaf, vroegen ze aan de gemeente of ze geen dynamiet mochten gebruiken. De gemeente vond dit toch te gevaarlijk om dynamiet in een woonwijk aan te steken. Zodoende bleef de grond braak liggen. Het volk vond dit een uitstekende plaats om hun groot huisvuil kwijt te geraken. Het gemeentebestuur zag dit met lede ogen aan. Het toeval wou dat de zoon van de burgemeester eigenaar van deze grond was. Op het juiste moment kwam mijn vader op de proppen. De verkoop van het 9m brede grond was bijna rond tot de burgemeester met het idee kwam om naast de spoorweg nog een voetpad aan te leggen. Daardoor zou de grond 2.5m smaller zijn. Al deze feiten samen kocht ik de grond ver onder de prijs, mocht een garage bouwen achter in de hof, kreeg toelating om als enige met mijn auto over de voetweg te rijden en ik was levenslang vrijgesteld van straatkosten. Mijn huis staat nu op een stevige fundering van dikke beton.

We waren verliefd, verloofd en we wilden trouwen. Een datum werd vastgelegd: 12 september 1969.

Het werd februari en ik vroeg mijn toekomstige schoonmoeder:

” Ik zou graag rond mijn verjaardag trouwen, dat is in de maand mei.”

“Dat gaat niet, die datum is vastgelegd en dat kan niet meer veranderen.”

Ze wist het niet maar ze had beter naar mij geluisterd want in juli waren we alleen thuis en dan heeft de liefde haar werk gedaan. Naïef als we nog altijd waren dachten we dit kan geen kwaad want alles loopt er terug uit. Een maand later vertelden we haar vader het grote nieuws. Toen haar moeder thuiskwam, zat ze neer op haar stoel en zei:

”Wat is het toch heet vandaag.” Vader keek naar haar en antwoordde: “Het zal nog veel heter worden vandaag.” Alhoewel het kalf reeds verdronken was, ging er vanaf dat moment altijd een chaperon met ons mee, wij mochten niet meer onder ons beiden alleen ergens heen, maar ik heb van mijn liefdesleven nooit spijt gehad want het resultaat is een schat van een dochter geworden.

Na ons huwelijk en de witte Broods weken dachten we aan een eigen huis. Een stuk grond had ik al, ik was zelfstandige in de bouw en een lening krijgen was helemaal geen probleem in die gouden tijd. (Jaren 60-70). Om 6 uur was ik reeds op de bouwwerf, om 14.30 u had ik mijn uren gedaan en begon ik weer aan mijn eigen huis te bouwen en om 19.30 u zat ik in de avondschool. De hele zaterdag werkte ik aan ons eigen huis en de zondag studeerde ik voor de avondschool. Dat was mijn eerste huwelijksjaar.

Eén kind was te weinig voor ons, wij wilden er nog één bij. Al snel was mijn vrouw weer in verwachting. Drie maanden zelfs want we schrijven 15 oktober 1970. Die dag zal heel mijn leven overhoophalen. Maar dat is voor volgende deel.

 

 

 

 

 

 

 

 

24-09-2020 om 09:37 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
17-09-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mijn jeugdjaren.
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Mijn jeugdjaren

%%%FOTO1%%%

 

Mijn broer ging werken en ik moest nog minstens 1 jaar school volgen want ik was nog geen 14. Een jaar later nam ik nog 2 maanden verlof om daarna ook te gaan werken. Ik was vol verwachting want mijn broer kon overwerken en al dat geld mocht hij zelf houden. Hij kocht zich een portatief (draagbare radio) wat toen een hype was bij de jongeren. Ik kon amper een cinema betalen. Hij kon regelmatig een extra portie frieten halen en kende amper geldproblemen. Ik moest iedere week tellen om met mijn zondagsgeld rond te komen.

Op 1 september begon ik te werken bij een televisiebedrijf die antennes plaatsten. Hoogtevrees kende ik niet en ik wist wel al iets van elektriciteit. Ik maakte plannen om door te groeien tot TV hersteller en ik zou overuren kunnen maken. Ik zou geld hebben. Het mocht niet zijn, op vrijdag, de laatste werkdag van de eerste werkweek kwam de onderpastoor bij ons moeder op bezoek. “Mevrouw, uw zoon is een heel goede leerling, het zou spijtig zijn dat die niet mocht verder studeren. We gaan een technische school starten. Uw zoon kan dan een vak leren en kan later als technieker een vaste plaats krijgen met een groot loon.” Mijn moeder was overrompeld. Het woord technieker had zij nog nooit gehoord en een vaste plaats na die wereldoorlog klonk als muziek in haar oren. Ik gaf tegen mijn zin mijn ontslag en zelfs die zaterdag mocht ik niet meer gaan werken. Daar gingen mijn overuren en mijn extra geld.

De lokale school was nog niet klaar om een technische school te starten en had voor tussenoplossing snel een 9de studiejaar ingelast. Dat 9de jaar zat gewoon bij het 8e en kreeg dezelfde lessen. Ik was toen nog te meegaand om er niet stil bij te staan, maar later zullen ze het geweten hebben, let maar op.

De eerste keer dat ik ontdekte dat wiskunde voor mij echt niet moeilijk was, gebeurde op het eindexamen van dit 9de jaar. We kregen in algebra een opgave die we in het jaar niet geleerd hadden. De leraar stond achter mij en keek aandachtig naar mijn oplossing. Daarna wandelde hij naar de primeur van de klas, wees op zijn blad en fluisterde iets in zijn oor. De volgende dag maakte hij bekend dat slecht 2 leerlingen die bepaalde oefening juist hadden. Ik vond dat oneerlijk. Protesteren deed ik niet en ik was ook niet hatelijk. Trouwens die medeleerling zou later zelfs een vriend geworden zijn.

Na dit verloren 9de jaar was de school klaar om zijn technisch instituut op te starten. Zij hadden wel een klein probleem, de school had maar juist genoeg leerlingen om te mogen blijven voortbestaan. Omdat zij zo aandrongen dat ik terug naar school zou gaan, begreep ik dat zij eigenlijk een tekort aan leerlingen hadden. Hier zou ik gebruik van maken en me zo wreken op al die (goedbedoelde) oneerlijkheden. Dit gebeurde natuurlijk allemaal in mijn puberjaren.

Het 1e technisch studiejaar begon met drie nieuwe leraren. Zij kregen waarschijnlijk allemaal een bijnaam, maar één van hen vergeet ik nooit. We noemden hem “Den Aap”. Onze school was tussen de velden gevestigd en achteraan de speelplaats liep een beek, de “ mousbeek”. Den Aap had altijd een kleine aktentas bij die hij steeds op de vensterbank zette totdat de schoolbel ging. Plots was die aktentas verdwenen en heel onze klas stond te joelen aan de mousbeek. De schoolbel ging en Den Aap wilde nietsvermoedend zijn aktentas nemen. Verbaasd keek hij rondom en zag onze klas aan de mousbeek staan. In grote paniek kwam hij aangestormd en zijn hoofd zag zo rood als een gekookte kreeft, maar hoe hij ook keek er was geen aktentas. De directeur kwam ook kijken en vroeg waarom wij daar allen stonden. Mijn aktentas, ze is weg, panikeerde Den Aap. Maar neen, antwoordde de directeur, ze staat daar toch op uw vensterbank. De directeur vermoedde wel dat er meer aan de hand was maar kon natuurlijk niets bewijzen.

In de klas stond nog een kolenkacheltje, “een duveltje”. Iemand van ons had nieuwe turnsloffen en zette die parmantig naast zijn oude versleten. Ik, in mijn puberjaren, vond het niet beter dan deze afgedankte sloffen in het duveltje te steken. Het duurde niet lang of de klas moest ontruimd worden. De rook en stank was gewoon onhoudbaar. Nooit hebben ze geweten wie die belhamel was.

Den Aap was voor ons steeds het doelwit en de samenwerking in onze klas was enorm. Leerling A bracht een rauw ei mee naar de klas. Dit ei werd doorgegeven van de ene hoek diagonaal naar de andere hoek tot naast de kapstok waar de gabardine van Den Aap hing. De leerling die vooraan zat, stak het rauwe ei in de rechterzak van de regenjas. Bij het buitengaan stompte ik “per ongeluk” tegen de gabardine. Een zacht geluid maakte me bewust, het is gebeurd. In de gang stond Den Aap te wachten tot het geroezemoes onder ons voorbij was? De pineut wist nog van niets, tot zijn rechterhand nonchalant in zijn zak rees. Zachtjes kwam een glibberig geel hand weer boven. Ongelovig zag Den Aap naar zijn hand, zijn gezicht liep weer rood aan. “Iedereen naar binnen!” tierde hij en verdween in de gang. Even later kwam de directeur in de klas. Hij zei niets, geen woord. Twee uur heeft hij door de klas gewandeld zonder een woord te zeggen. Het was doodstil in de klas. Niemand durfde zich nog te bewegen. De hoest werd ingehouden, slikken gebeurde met de lippen op elkaar en het bleef maar duren. Niemand wist niet hoelang we daar moesten blijven zitten. De schooltijd was allang voorbij maar niemand durfde zich te verroeren. Plots verbrak hij de stilte: “De rekening zal door iedereen betaald worden. Jullie kunnen gaan.” Een rekening van een wasserij verdeeld onder 18 man is nu niet echt een ramp, maar die twee ellenlange uren zal niemand van ons ooit vergeten.

Niet alleen Den Aap, maar ook de praktijkleraar had met ons af te rekenen. De werkplaats lag ongeveer 300 meter van onze klas verwijderd, juist naast de turnzaal. Deze werkplaats was net nieuw ingericht en alles stond nog niet perfect op zijn plaats. De leraar vroeg om met zijn allen de 12m lange werkbank tegen de betonnen platen muur te plaatsen. Wij namen elk een plaatsje aan de werkbank en op commando 1, 2, 3 en met alle macht pakten we het op en duwen maar. De betonnen platen waren daarop niet berekend en de bank stak een halve meter uit boven het aardappelveld.

Volgens de directie hadden we dit moedwillig gedaan en kregen we allen strafwerk. Tijdens de terugweg naar de klas gaf ik iedereen de raad deze straf niet te maken. “Het school heeft leerlingen te weinig” verklapte ik, “ze kunnen ons niks doen, want ze kunnen niemand missen.” Ik kon iedereen overtuigen behalve één leerling. Toch kreeg ik gelijk want over het strafwerk werd niets meer gezegd. Leerling X trok hieruit zijn les en zou van Brave Hendrik al snel tot één van de geduchtste individuen worden, maar omdat dit verhaal over mij gaat, wil ik je die rebelse gebeurtenissen besparen.

Ja, het was weer bij Den Aap, maar ik kan het ook niet helpen. Ik was mijn boek technologie vergeten. De leraar keek mij streng aan: “morgen een opstel van 2 bladzijden over vergeten”. De volgende dag had ik mijn opstel af. Alle fouten die Den Aap ooit gemaakt had, stonden erin. Die ene dag zijn boek vergeten, die andere dag te laat in de klas, dan weer niet duidelijk les gegeven of geen antwoord op een technische vraag kunnen geven. Ik had er maar 3 bladzijden van gemaakt. Het resultaat was dat ik naar de directeur moest van hem. Om het gesprek van de directeur te kunnen volgen, moest ik eerst nog iets anders uitleggen.

Na schooltijd reed ik met mijn klasgenoot naar huis. Hij had regelmatig een afspraak met een meisje. Terwijl zij stonden te babbelen, stond ik erbij en keek ernaar, zonder één woord te zeggen. Een karaktertrek die regelmatig terugkwam: als anderen spraken, zweeg ik. Zelfs als zij een probleem hadden en ik de oplossing kende, zweeg ik nog totdat iemand anders uiteindelijk de oplossing gaf. Dan dacht ik: zie je wel dat ik het wist. Aan dat probleem moest ik nog werken, maar dat is voor later.

Tijdens de Vasten moesten we van thuis iedere morgen naar de mis. Telkens na de mis ging ik samen met twee meisjes een eindje mee huiswaarts. Eén van hen was dat meisje dat verliefd was op mijn maat en die wilde natuurlijk van alles te weten komen over hem. Zij vroeg mij telkens over hem uit. Het andere meisje was smoor op mij, maar ik was nog steeds te naïef om dat te zien. Dat begreep ik pas jaren later.

Terug naar de directeur, want ik moest toch bij hem komen na het afleveren van mijn opstel. “Hubert, ik weet dat jij een godsdienstige jongen bent en uw ouders ken ik al zeer lang. Zij zijn ook brave mensen. Ben jij niet een beetje te jong om nu al met meisjes om te gaan. Denk toch aan je studies, het zou jammer zijn moesten die mislukken.” Over dat opstel werd geen woord gerept. Ik snapte ook niet wat de directeur me eigenlijk wou zeggen. Ik deed toch niets verkeerds. Gewoon twee mensen vergezellen een eindje huiswaarts. Omdat ik de preek niet begreep en ik er geen kwaad in zag, beef ik de meisjes naar huis vergezellen.

Met de fiets was ik op 10 minuten makkelijk thuis, maar ik bleef alle dagen na schooltijd rondhangen. Ik reed eerst met enkele andere leerlingen twee dorpen verder naar hun huis, bleef nog wat hangen op de hoek van de straat. Kortom 2 uur later thuiskomen was eigenlijk al een gewoonte geworden. Mijn moeder zei hier niets van, zij had enorm veel vertrouwen in mij.

Het was turnles: ik was zeer lenig in die tijd, hing aan de rekken als een aap, klom als eerste tot boven aan het touw en deed zelf al meer dan een jaar yoga. Tijdens de grondoefeningen verveelde ik mij. Ik was echter niet alleen want plots zei de turnleraar: “ga allemaal eens op een rij staan”. Niemand wist waarom, maar allen voelden dat er iets speciaals ging gebeuren. We vormden een perfecte lijn. Wie geen zin heeft om te turnen die zet een stap vooruit. Zonder links of rechts te kijken, stapte ik resoluut een meter naar voren, maar te laat besefte ik dat ik de enige was. “Dan ga je maar wat wandelen”, zei de turnleraar laconiek. Ik trok mijn sloffen uit, deed mijn schoolkleren terug aan en stapte naar buiten. Enkele honderden meters verder zette ik me aan de graskant. Nog geen 5 minuten later kwam een klasgenoot naast me zitten. Wilde het niet toevallig diegene zijn die bij zijn examen door de leraar geholpen werd en waardoor ik mijn eerste plaats verspeelde met ½ percent. Hij legde me uit dat hij ook geen zin had om verder te turnen. “Wat gaan we doen?” , vroeg ik hem. “Hoeveel geld heb je bij je” vroeg ik onmiddellijk daarop? “ 8 Frank” telde hij. “ Ik 9, dat moet voldoende zijn” besloot ik. Samen gingen we op de hoek naar de winkel. We kochten een fles goedkope wijn en trokken terug naar ons grasveld. Als echte clochards hebben we die fles soldaat gemaakt. Sindsdien waren we vrienden in plaats van concurrenten.

Tijdens de wintermaanden in de werkklas werd er om ons te verwarmen gestookt met vuil afgedankte olie. Bovenaan de kachel lag een deksel en door dat te verwijderen kon men olie op het vuur gieten. Dit was niet altijd veilig, maar door voorzichtig te gieten, verliep dat volledig zonder gevaar. Daarom vulde de leraar de olie altijd zelf bij. Die bewuste dag werd ik uitgedaagd en stond ik voor ik het besefte met de oliekan boven de hete vlammen. Heel voorzichtig liet ik een beetje olie in de kachel lopen. Op dat cruciale moment liep iemand achter me door en struikelde. Om zich recht te houden, stompte hij tegen mijn rug. De kan olie kantelde, een grote guts olie kletste in de kachel, een vuurgloed vlamde uit de kachel recht naar mijn gezicht en mijn armen. De leraar wist niet meer wat te doen en stuurde mij naar de directeur. Hoe ik ook zocht, de directeur was niet in de andere klassen, ook niet op zijn bureau. Op dat moment besefte ik dat ik mijn intuïtie moest volgen en dat ik naar de pompsteen aan het turnlokaal moest gaan. Aan de kraan depte ik mijn gezicht en liet het koude water stromen over beide armen. Na zeker 20 minuten dit gedaan te hebben, ging ik weer naar de praktijkles. De leraar stuurde me nu naar mijnheer pastoor. Ik belde aan bij de pastoor. Hij schrok zo toen hij mij zag dat hij onmiddellijk zijn auto startte en met mij naar de spoed reed. Hij vroeg niet eens wat er gebeurd was. In het hospitaal kreeg ik eerst een spuit tegen tetanus en daarna werd ik in slaap gedaan. Ik was al terug in mijn ziekenkamer toen mijn moeder langs kwam. Mijn beide armen waren ingepakt en van mijn hoofd hadden ze een mummie gemaakt. Enkel mijn ogen en neus waren nog vrij. Neen, mijn moeder herkende mij niet aan mijn vinger zonder nagel (zie mijn kleutertijd) want mijn handen waren ook ingepakt. Ze herkende mij aan mijn stem. De volgende ochtend werd ik voorzichtig uitgepakt. Op elke arm stond een dikke blaar van mijn pols tot aan mijn elleboog. Enkele weken later waren de blaren weg, maar ik was precies een indiaan. Mijn beide armen en mijn gezicht zo rood als een gekookte kreeft. De angst sloeg me om het lijf. Dit gaat zo toch niet blijven? , dacht ik. Paniekerig keek ik elke dag in de spiegel. Na enkele weken was ik het gewoon en gelukkig een jaar later was alles mooi genezen dat ik zelfs geen littekens meer had. Dit was de tweede maal dat ik door een accident in de kliniek belandde, maar het is zeker niet de laatste keer maar dat is voor een volgende periode.

De technische school vol goede bedoelingen kon niet blijven bestaan en er werd gezocht naar een oplossing. In de meeste ander scholen moesten we dit jaar opnieuw doen, maar door de connecties van de kerk konden we naar Don Bosco zonder het jaar te moeten herdoen. De vijf beste leerlingen A2, de anderen A3 of beroeps. Ik hoorde bij de 5 gelukkigen en mocht zo naar de richting A2. Ik besefte het verschil niet tussen de twee richtingen, maar ik volgde de aanbevelingen.

Don Bosco stond bekend als strenge school. Een jeansbroek, lederen vest of lederen botten waren verboden. Dit was nu juist de lievelingsoutfit van mij en mijn vriend (van de fles wijn). We spraken af dat we een briefje van thuis zouden vragen met de reden dat wij van ver met de fiets komen en goed beschermd moeten zijn. Hoe mijn kameraad het uitgeklaard heeft, weet ik niet, maar ik zou voortaan zelf al mijn nota’s tekenen. Van begin af aan mijn eigen geschrift zo wekt dat geen argwaan bij de leerkrachten. Trouwens mijn ouders lieten vroeger mijn oudere zuster alles tekenen, dan kon ik het zelf ook wel doen.

De derde schooldag kregen we metaalbewerking. Aan de draaibank kreeg ik het klaar om nog juist een ongeluk te vermijden en de draaibank een week buiten dienst te zetten. Dan maar naar de smid. Ik weet niet meer wat we moesten smeden, maar mijn meesterwerk was echt niet om aan te zien. Ik vond er niet beter op dan mijn model te wisselen met dat van de leraar zelf, maar natuurlijk viel ik door de mand. Ik zou nog veel moeten leren.

In de theoretische vakken zal het wel beter gaan dacht ik toen. Scheikunde, meer dan 100 symbolen van scheikundige elementen met hun atoomnummer van buiten leren, van voor naar achter en van achter naar voor, kriskras door elkaar. Als je “mijn kinderjaren “ gelezen hebt, zul je wel weten dat van buiten leren mijn ding niet was. De eerste test scheikunde volgde al snel. Mijn punten 0.5/20.

Nu werd ik het beu en zei tegen mijn klasgenoten: ”ik zie het niet meer zitten, ik zak een graad, ik ga A3 elektriciteit volgen. Geen draaibanken meer, geen smidsvuur en geen scheikunde meer. “ Ik ga mee, zei toen één van de vijf, vanaf dan zal hij mijn nieuwe vriend worden.”

Voor elektriciteit moest ik nieuw gereedschap kopen, mijn zuster zei: ”in die straat is een groothandel, zeg maar dat je door mij gestuurd bent en dan krijg je vermindering.” Ik nam mijn fiets en merkte dat mijn voorband plat stond. Ik schroefde mijn wiel los en hoorde iets vallen. Ik zag even rond, maar zag niets liggen. Zonder er verder aandacht aan te schenken, repareerde ik mijn fiets en reed naar de groothandel. Ik had geen huisnummer gekregen, maar wel de firmanaam. Het fietspad lag aan de overkant, maar vandaar kon ik de firma niet vinden, dus stak ik de baan over en reed verder op het voetpad. Nog geen 100 meter kwamen twee zwaantjes (tegenwoordig politie op de motor) aangereden. “Wel vriend, moet jij niet op het fietspad rijden, geef uw identiteitskaart maar eens.” Haastig greep ik naar mijn achterzak. “Oei, mijn paspoort, waar is mijn paspoort? Die heb ik niet bij, meneer de agent. Ik moest zo vlug zijn en nu vind ik de winkel niet. Ik had ook net platte band.” De tranen sprongen in mijn ogen. De ene zwaan weer: “we schrijven uw plaatnummer wel op, maar waar is uw plaat? Heb jij nog geen taks betaald?” Hij keek streng naar mij. “Jawel meneer, maar zoals ik zopas vertelde, was mijn band stuk, draaide ik mijn wiel los en hoorde ik iets vallen, maar ik schonk er geen aandacht aan omdat ik geen tijd had. Nu denk ik dat die plaat gevallen moet zijn.” De tranen stroomden nu over mijn gezicht. “Och kom “ zei de brave zwaan, die nog niets gezegd had. “ Kom morgen om 9 uur uw fiets laten zien, met plaat natuurlijk en de rest zullen we dan maar vergeten”. Ik bedankte de zwaantjes en ging nu te voet verder op zoek naar de groothandel. De volgende dag op het politiebureau kreeg ik een verwittiging en moest 30 frank betalen. Dat was 720 frank uitgespaard, want het waren eigenlijk drie overtredingen: fietsen op het voetpad, geen identiteitskaart bij en geen plaat op mijn fiets.

Eén van de leraren was zeer groot, maar ook zeer mager. Daarbij kwam dat hij geen gezag had. Het is zelfs gebeurd dat een leerling plots met een mes voor hem stond. Er is gelukkig niets gebeurd. Telkens hij naar de klas kwam of na de les weer buiten ging, zong iedereen, stil maar toch juist hard genoeg: “lang en smal, maar fret niet geirne” en dit zo enkele keren na elkaar. In zijn klas was het ook nooit echt stil. Op zekere dag was er zoveel geroezemoes en alle geluiden kwamen plots van alle kanten op mij af. Ik hoorde me zelf door de klas roepen: “zijn jullie nu allemaal ZOT geworden?” De lange smalle had enkel het woord zot gehoord, maar dan wel keihard. Nu schoot hij toch uit zijn sloffen en vroeg plots heel streng “wie was dat?” Daar niemand zijn vinger opstak, moesten we allen tijdens de speeltijd in de klas blijven. De volgende dag waren de pauzes weer binnen arrest voor de hele klas. Nu dreigde de prefect die inmiddels erbij was geroepen: “morgen blijven jullie in de klas tot ik weet wie het is, al wordt het 10 uur ’s avonds.” Op aandringen van mijn medeleerlingen ben ik het maar gaan zeggen tegen de leraar. De prefect vroeg mij of ik mijn verstand nog had. Na een flinke preek dat ik mij moest leren beheersen, mocht ik gaan. Mijn straf moest ik maar aan mijn leraar vragen. De leraar vond het wel goed zo en ik kwam er zonder straf van af. De les die ik hier uit leerde: laat het uitgroeien dat het opgeblazen wordt, hoe groter het wordt hoe kleiner de straf. Dit besluit was natuurlijk niet de bedoeling, maar ik voelde het zo toch aan.

Ondanks ik al zestien geworden was, had ik wel veel meisjes aangesproken, maar verder dan over koetjes en kalfjes kwam het nooit. Ik kon mijn charmes niet verkopen, laat staan verzilveren. In het weekend gingen mijn ouders en de halve familie, waarvan er al velen getrouwd waren, naar een gehuurd buitenverblijf midden in de bossen vlak bij een grote diepe put die men gegraven had om de Boudewijnsnelweg aan te leggen. Met allemaal gingen we daar zwemmen. Daar kwamen ook verschillende meisjes, maar ook daar besefte ik niet dat ik de ene kans na de andere liet liggen, ik zag het niet. Tijdens de examenperiode bleef ik in de weekends regelmatig alleen thuis om te studeren. Want studeren deed ik wel. Hoewel dat steeds gebeurde met de radio keihard en met de schlagers van toen. Men kon buiten verder in de straat gemakkelijk meezingen. Dat kon ik natuurlijk alleen maar omdat ik alleen thuis was natuurlijk.

Door de overgang van de mislukte school naar Don Bosco had ik één volledig jaar driehoeksmeetkunde gemist. Voor de insiders: dit gaat over tangens, sinus, cosinus en cotangens of beter gekend als: wiskunde over de hoeken van een driehoek. Ik kreeg hiervoor tot kerstmis 1 uur per week bijles. Met Kerstmis had ik een onvoldoende voor dit vak. Met Pasen had ik dit ruimschoots weggewerkt en op het einde van schooljaar was ik de beste van de klas. Dat het in het begin niet zo snel ging, komt omdat ik niet zo goed ben in onthouden. Iedere formule moest ik telkens zelf beredeneren, wat veel tijd kostte, maar het zat er dan ook dieper in. Wiskunde was voor mij begrijpen en niet van buiten leren.

Daar ik naar school ging en nog niet ging werken, had ik weinig geld. Een studenten job was toen nog niet gekend. Vermits ik niet ging werken kon ik ook geen overuren maken en had daarom geen extra geld. Op zondag moest ik de keuze maken tussen 1 pakje sigaretten of naar de cinema. Meestal wisselde ik om de week, dan de cinema en dan het roken. Soms leende ik van mijn broer, maar nadien terugbetalen was dan weer een groter probleem. Anderen van mijn leeftijd kochten een nieuwe bromfiets, een portatief (transistor radio), een bandopnemer, mooie luidsprekerboxen en gingen alle weken naar de cinema. In mijn ogen waren het allemaal rijke mensen. Toch klaagde ik niet en was helemaal niet jaloers. Ik onderging en aanvaarde het zoals ik dat reeds altijd al gedaan had.

Nadat ik mijn diploma A3 behaald had, vroeg men mij welke plannen ik had. Ik ga werken als onderhoudselektricien. Ik kan reeds op drie plaatsen beginnen, maar ik ga bij lusters Massive werken dat is niet ver van huis. Ik ga ook avondschool volgen voor zwakstroom B2, antwoordde ik dan. “B2, radio en TV? “ vroegen ze mij twijfelend. “Dat haal jij nooit, weet je hoe zwaar dat is?” , kreeg ik als commentaar. “Als ik het niet aankan, zullen zij mij dat wel zeggen.” , antwoordde ik vastbesloten.

Zo nam ik afscheid van mijn jeugd en begon ik te werken.

 

 

17-09-2020 om 09:52 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
20-08-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Auto biografie "Mijn kindertijd."
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Kindertijd

%%%FOTO1%%%

 

Verhuizen, dat was een hele belevenis voor een dreumes als ik, maar er waren dat jaar nog meer grote verassingen voor mij. Mijn moeder kwam naast mij zitten, dat is meestal om iets gewichtigs te melden. “Weet je” zei ze tegen me, “Uw naam is niet altijd Bartje geweest, eigenlijk noem je Hubert of eigenlijk zelfs Hubertus.” Ik keek haar vragend aan: wat zeg jij nu allemaal?

“Ik leg het je uit: toen je geboren was lag je in het ziekenhuis en mocht ik je niet meenemen. Later zei de dokter tegen mij: “Je kindje is een grote kaars met een heel klein vlammetje” en werkelijk je was veel ziek. Je kreeg een pleuritis, een dubbele pleuritis en een waterpleuritis. De ene ziekte volgde de andere op. Wat heeft dat met Bartje te maken vraag je je nu af, maar je weet toch dat ik nog een kindje gehad heb en dat nu dood is. Wel dat was toen ons Huberke of Hubertus. Ik dacht zo dikwijls aan ons Huberke dat ik terug een Huberke wou. Daarom noemden we jou Hubertus. Omdat jij zoveel ziek was, vreesde ik dat ik jou ook moest afgeven en dat ik geen Huberke mocht hebben. Sindsdien noemen we jou Bartje. Het is nog altijd rond drie november, de feestdag van Sint Hubertus, dat jij enkele dagen ziek bent, maar voor de rest ben je gezond.”

Mijn moeder was nog niet uitgeklapt, maar ik moest dit eerst met mijn klein hoofdje verwerken.

Kijk eens naar uw vinger hier, daar staat geen nagel meer op en die komt nooit meer terug.

Oei, dacht ik, dat was mij nog niet opgevallen.

Uw handje zat ooit tussen de deur. De dokter vertelde mij: “die nagel groeit wel terug,” maar die nagel is er al zo lang af dat die nooit meer terug komt.”

Die nagel zal later zo belangrijk worden dat zelfs mijn eigen moeder mij enkel aan die vinger zou herkennen, maar dat is voor mijn jong volwassen periode.

Met die wetenschap, naam en vinger zonder nagel, moest ik naar de grote school, waar ik plots weer Hubert werd genoemd. In de school Hubert en thuis Bart. Bart was in die tijd haast niet gebruikelijk. Momenteel zijn er verschillende bekende Vlamingen die deze naam dragen, maar ik ken niemand van mijn ouderdom die Bart genoemd wordt.

Nog een wetenschap: seksuele voorlichting. Dat was echt een ramp in mijn kindertijd.

Het begon al toen we nieuwe buren kregen. Een jong koppel met een dochter van drie jaar, ik was toen zeven. Het meisje kwam bij ons spelen en moest pipi doen. Ze hurkte in het zand en deed haar werk. Ik keek toe. Hé, dat is anders dan bij mij, ontdekte ik. Eens kijken hoe dat bij meisjes gaat. Dus ik bukte me ook om beter te kunnen zien. Toen kwam mijn moeder voorbij: “Moet jij daar zo op staan zien? Maak dat je wegkomt!” en zo wist ik natuurlijk niet hoe het werkte.

Eén van mijn zusters was al enkele maanden getrouwd. Op een zekere dag kwam zij met haar man bij ons op bezoek. Zij bleef samen met mijn moeder in de gang staan. Ik vond dat raar en ik werd leergierig, maar zij noemde dat nieuwsgierig. Daarbij spraken zij heel stil en daarom ging ik wat dichterbij en ook in de gang staan. Tot mijn moeder mij zag. Toen vloog ik onmiddellijk naar de keuken. Ik begreep niet eens waarom. Later vernam ik dat mijn zuster een miskraam had gehad.

Later gingen twee zussen, mijn broer en ik naar Boekenbergpark zwemmen. Mijn grotere zus had een bikini aan en lag naast mij te zonnen. Ik werd weer leergierig en vroeg haar plots: wat is dit? Mijn wijsvinger raakte haar rechterborst aan. Man, kreeg ik daar een uitbrander. Ik heb de hele namiddag niets meer durven zeggen, laat staan nog een vraag stellen. Zij heeft het me niet verteld wat er onder de bovenste helft zat. Ik begreep weer niet wat ik verkeerd had gedaan.

Zoal ik reeds vertelde, was ik een viesneus. Ik lustte niet zoveel. Geen tomaten, geen ajuin, geen spruiten, geen witloof, geen vis enzovoort. Mijn oudere broers en zussen zouden dat eens oplossen. Ik neem ze het niet kwalijk want ze wisten toen niet beter. Men trok mijn armen op mijn rug en nepen mijn neus dicht. Bij het openen van mijn mond probeerden ze de ajuin naar binnen te duwen tot mijn moeder binnenkwam: “Doe dat maar bij uw eigen kinderen als ze groot zijn, maar van mijn kinderen blijven jullie af, laat Bartje los en trap het af, allemaal.”

In huisnummer 44 (zie vorig verhaal:”Kleuter” ) woonden we in parochie Sint Jozef, nu in nr. 123 woonden we in parochie Sint Benedictus. Toch bleven wij naar Sint Jozef school gaan. Die keuze van school zou later nog een grote rol gaan spelen voor de twee jongste telgen.

Er was nog een grote verandering in mijn leven. Ik leefde minder op mijn eentje en besefte meer en meer dat ik een broer had en dat die veel bij mij was. Wij speelden samen, wij gingen samen naar school en kwamen samen naar huis. Toch was hij niet alleen mijn grote broer, maar ook mijn leider. Ik was volgzaam, ik was de soldaat, hij de generaal. Ik heb er toen zelfs een versje op gemaakt dat ik nu 65 jaar later nog uit mijn hoofd ken. Het is op het volkslied “Klokke Roelandt” gemaakt.

Koning Antoon

Bestijgt de troon

Hij zal zijn land goed besturen

Maar als hij sterft

Ik zijn geld erf

Zullen wij hem betruren. (betreuren)

Deze tekst bewijst dat hij wel degelijk mijn leider was.

In onze straat stonden toen nog niet veel huizen en was er veel weiland dat door niemand gebruikt werd. Het waren onze speelterreinen die moesten verdedigd worden tegen de vijand. Clubjes uit de andere wijk. We namen de schoppen (spades) van thuis mee en begonnen te graven. We gingen een kamp bouwen. Een put van 1m breed, 2m lang en iets meer dan 1m diep. Binnen een bank uitgegraven zodat we konden zitten. Nog geen week later was ons kamp helemaal ingestort. Vol nieuwe moed begonnen we ons kamp terug op te bouwen, maar enkele dagen later was ons kamp weer ingezakt. “Dat heeft de vijand gedaan” wist mijn broer “komaan, wij gaan hun kamp zoeken.” Met onze vriendjes volgden we de leider, maar meestal vonden we hun kamp niet en keerden we teneergeslagen terug.

We moeten ons kamp ook verstoppen zodat die anderen het niet meer vinden.”

Maar hoe doen we dat?

We graven een nieuw kamp op een andere plaats en we leggen er planken op en dan weer grond met graszoden op, alsof hier precies nooit iets gebeurd is.”

Ja, mijn broer had wel goede ideeën en hij wist ons te motiveren.

Gewapend met schop, zaag en hamer trokken we weer de weide in. Het afgebroken kamp bleef als oude kuil liggen. De vijand zou denken dat we ons kamp niet meer hersteld hadden en dat we dus geen kamp meer hadden.

We gingen thuis planken en balken zoeken om op ons kamp te leggen. We vonden op nabijgelegen veld wat oude ijzeren platen, die legden we op de balken. We staken op het veld mooie vierkante zoden uit het gras en pasten die netjes tegen elkaar. Men zag geen verschil met de vaste grond rondom het kamp. De ingang was een deksel met 4 graszoden op. Nu nog zien of alles stevig genoeg is. Eerst voorzichtig er gaan opstaan, dan met 2, 3 tot 4 jongens tezamen. Eén van ons sprong omhoog, alles bleef mooi stabiel, een tweede van ons sprong en toen sprongen we allen tegelijk. Het was stevig. We konden gerust in ons kamp gaan zitten. Terwijl we daar zaten, zei mijn broer “We moeten wapens hebben, we moeten ons kunnen verdedigen.” Er werden houten messen gemaakt, takken gezocht om een boog en meerdere pijlen te maken. Een mik in hout om een katapult te maken. Kortom we waren weer even bezig.

Terwijl we oefenden in boogschieten vroeg iemand onder ons: “als de vijand komt en wij zitten in ons kamp, dan zien we die toch niet? Dan kunnen zij ons aanvallen zonder dat wij hen zien afkomen.”

Mijn broer natuurlijk weer: “We moeten een periscoop maken met een gaatje in de grond boven het kamp maken zoals bij een duikboot. We schuiven de periscoop omhoog en al draaiend zien we de hele omgeving.” Ziezo, we wisten weer wat doen. Een buis gezocht, twee spiegels, één voor boven en één onderaan. Een mooi rond gat gemaakt in het plafond van het kamp en de graszode er weer netjes opgelegd. Men mocht niets kunnen zien van het kamp op ons veld.

Als ze ons zien buiten komen, weten ze waar ons kamp is”, opperde diezelfde iemand weer.

We graven een tunnel die de ingang van ons kamp verbindt. Dan zien ze ons meters ver van het kamp boven komen. Als de vijand ons kamp wil afbreken, zitten ze ver weg van ons kamp.

We groeven een lange kronkelige gracht die daarna weer bedekt werd met balken, hout en platen. Grond erover en graszoden als afwerking. Ik was de lenigste en snelste in moeilijke omstandigheden en dan zo plooibaar als caoutchouc, dus ik moest testen hoelang ik door de tunnel kroop, vooraleer ik het kamp bereikte. 37 seconden werd afgeklokt. Dat was voor ons lang genoeg om nodige acties te ondernemen. Trouwens de ingang van deze tunnel was ver genoeg van het kamp verwijderd. We voelden ons gerustgesteld.

Nochtans zaten we niet altijd in ons kamp onder de grond. Ook meisjes speelden soms mee en dan speelden we “Rozeke kus”, “de biecht”, “zakdoek leggen”, “sporen zoeken” en “gendarme en dief”.

Gendarme en dief dat ging zo: we verdeelden ons in 2 ploegen. De gendarmen en 1 of 2 dieven. De dieven mochten zich verstoppen. Na het vinden van de dieven werden die vastgebonden en een half uur achtergelaten. Zij moesten zich proberen te bevrijden. Mijn broer was altijd een gendarme en ik was altijd een dief. Ik was na een tijd zo geoefend dat ik mij steeds binnen het half uur kon bevrijden. Totdat de gendarmen uit wanhoop en een laatste kans hadden om te winnen mij eerst in een deken rolden en dan koorden rond mij begonnen te draaien. Toen kwam mijn moeder erop uit en was het onmiddellijk gedaan met de pret. Het was de laatste keer dat we gendarme en dief speelden.

Achter het huis in de garage was een paardenstal gemaakt en een hooizolder. Met ons clubje van jongens en meisjes speelden we regelmatig op die hooizolder. We maakten gangen en bouwden een kamp. Daar moesten de jongens, de meisjes kussen. Dat was wel spannend, maar wij waren allemaal te naïef, veel verder dan gewoon op de lippen geraakten we niet. Zelfs het doktertje spelen was te braaf en had inhoudelijk niets te betekenen.

In die tijd was ik heel klein, mijn broer was heel groot. Ik was de kleinste van de klas, hij de grootste. Bij mijn eerste communie moest ik op een bankje gaan staan en dan nog 2 dikke boeken er bovenop om samen op de foto te kunnen. Het verschil was meer dan kop en nek. Mijn broer stak zijn arm opzij en ik liep er gewoon onder door. Geen wonder dat hij de leider kon spelen. Toch had ik andere kwaliteiten, al waren die niet zo netjes. Ik kon mijn broer pesten zonder dat iemand het zag. Zo erg dat mijn broer naar mijn keel greep en toen zag mijn moeder het natuurlijk. Niet mooi van mij hé. Sorry hé broertje.

Om zich te ontwikkelen kan een kind meestal goed onthouden. Zo kende ik alle verjaardagen van mijn broers en zusters uit mijn hoofd. Bij ieder feest moest ik die dan ook altijd aframmelen. Er gebeurde meer bij ieder feest: mijn oudere broer (dooppeter) kon wat goochelen. Hypnotiseren was zijn hobby. Ik was zijn beste medium. Ik was toch gewoon van te volgen in plaats van zelf beslissingen te nemen. Ooit maakte hij mijn hele lichaam zo stijf als een plank. Hij nam 2 stoelen legde een kussentje op de leuning en met 2 man legden ze mij met mijn enkels bovenop de ene leuning en met mijn nek op de andere. Mijn broer duwde op mijn borst en buik om iedereen te overtuigen hoe stijf ik wel was. Zoals je ziet, ben ik niet gebroken en leef ik nog.

Toen mijn oudste broer trouwde, zouden de drie jongsten samen een liedje zingen. “Er is een gat in mijnen emmer, lieve Dokus.” Er waren echter twee problemen: eerst mijn broer kreeg het moeilijk van buiten geleerd en dan nog erger: ik zong zo vals dat zelfs een kat beter zou kunnen. De show was geen echt succes, maar de genodigden hebben wel hard gelachen. Ikzelf begreep niet waarom er zo gelachen werd.

Ondanks dat ik goed kon onthouden, waren de maaltafels voor mij een regelrechte ramp. Dat was voor mij allemaal te abstract. De leraar had een wedstrijd georganiseerd. Tijdens de speeltijd mocht al wie het aandurfde een maaltafel komen opzeggen en als dat dan foutloos was, werd zijn naam achter de maaltafel op het bord geschreven. Verschillende namen prijkten reeds op het bord en vele namen kwamen meermaals voor, alleen de mijne ontbrak nog.

Op zeker moment had ik na veel oefenen genoeg moed om de tafel van 2 te proberen. Met mijn handen achter de rug en met mijn vingers meetellend hakkelde ik deze test af. “Dat heb je goed gedaan, ” zei de meester. “Maar de wedstrijd is voorbij, het bord is al afgeveegd.” Ik kwam te laat. Vanaf toen begreep ik dat onthouden toch niet mijn sterkste kant was. Ik moest andere middeltjes vinden om te slagen in het leven.

Het gebeurt weleens dat men onterecht gestraft werd, tenminste ik vond dat toch. Op zekere namiddag gebeurde dit:

In het eerste leerjaar schreven we met een griffel op een lei, later met potlood en dan met pen en inkt uit de inktpot. Thuis hadden wij ook zo een glazen pot staan met blauwe inkt in. Op die namiddag moest ik die pot in de kast zetten. Ik nam de pot bij het schroefdeksel, ik was nog geen meter ver of de pot viel op de grond en stond ik in een plas blauwe inkt. “Dat zul je moeten betalen” hoorde ik.” Dat is twee weken geen zakgeld!” Ik had de inktpot niet gebruikt en ook niet vergeten dicht te draaien, maar niets hielp. Ik bleef schuldig. Ondanks mijn ongenoegen heb ik er toch iets uit geleerd. Het is mij nooit meer overkomen. Ik voel nu nog altijd of het deksel wel vastzit. Ik weet niet meer of ik toen twee weken geen zondag gekregen heb. Dat onthoudt men niet, maar het moment van onrecht vergeet je nooit meer.

In de vakantie mochten we naar de speelpleinen Hulgerode. Vreselijk, dit was vreselijk voor ons. Ik weet nog dat ik altijd stil en verdrietig helemaal alleen in een hoekje zat en al dat eten daar dat ik niet lustte. Na het eten was het nog het ergste: we moesten allen op onze buik op het gras gaan liggen, onze hoofden vormden een cirkel. De leider wandelde in het midden en wie zijn hoofd omhoog kwam, kreeg een schoenmaat 44 op zijn hoofd. Mijn moeder was begripvol: “ Als jullie niet graag gaan dan moeten jullie niet meer gaan, blijf morgen maar thuis.” Toen de bus langskwam om ons op te pikken zaten wij al lang terug op ons veld om nieuwe kampen te maken.

Tijdens de turnles leerden we marcheren met 4 in het gelid. Ik liep aan de binnenkant, recht in het vizier van de turnmeester. We stapten rond de speelplaats. “Er is nog iemand die niet in de maat is, opnieuw.” Na de tweede ronde: “er is nog altijd iemand buiten de maat, opnieuw.” De derde ronde verliep hetzelfde, toch bijna: de leraar liep naar mij en zette mij opzij. De ronde verliep vlekkeloos. “het is in orde” de oefening was voorbij.

Ik heb je al verteld dat ik vals zing en niet gewoon vals, maar echt vals. Ik zat in het 5de leerjaar. Het was zangles, daar mijn leraar zelf niet zo goed zong nam zijn collega het van hem over. Hijzelf verbeterde terwijl de proefwerken. Omdat ik dolgraag zong, deed ik heel hard mijn best om stevig mee te zingen. Voor mij was alles in orde, maar de zangleraar vroeg mij om toch maar te zwijgen. De andere leraar had al zijn aandacht op de proefwerken, totdat hij even opkeek en recht naar mij zag. Ik had geen vermoeden, maar hij stevende kwaad op mij af en met een slag om mijn oren: ”moet jij niet meezingen?” Naïef zoals ik was, deed ik daarna maar alsof ik meezong maar alleen mijn lippen bewogen. Die oplawaai vergeet men ook nooit meer.

Op zondag probeerden we de Chiro. Eerst in eigen dorp, maar daar moesten we teveel marcheren. Dan gingen we maar naar het volgende dorp 4 km verder. Daar hadden ze toen de meeste leden, dat zal wel beter zijn. Dat was ook zo, alhoewel de tweede keer dat wij gingen, kreeg ik mijn eerste ongeval (mijn nagel aan mijn vinger niet meegerekend). De stoelen werden in een kring gezet en iedereen, behalve één, ging zitten. De jongen in het midden werd geblinddoekt en de anderen mochten van plaats wisselen. Werd je aangeraakt, moest de persoon in het midden, door aan je hoofd te voelen, raden wie je was. Ik wilde niet gepakt worden en ging achter de stoel op de sporten staan. Stappend van de ene stoel naar de andere ging ik in het rond. Met de derde stoel viel ik met stoel en al op de grond. Het was gedaan met spelen voor mij. Ik zat maar stilletjes aan de kant te wachten tot de Chiro dag teneinde was want mijn arm deed pijn. Daar ikzelf niet meer kon fietsen, bracht leider Jan mij naar huis. Thuis kreeg ik toch de indruk dat men mij niet serieus nam, maar omdat de volgende morgen mijn arm gezwollen en blauw zag, hebben ze mij toch maar naar het ziekenhuis gebracht. Mijn arm was ontwricht, gebroken en het knobbeltje op mijn elleboog was afgebroken. Voor dat laatste moest er gesneden worden. Sindsdien is dat litteken een herinnering aan die tijd. Toch zal dit niet de laatste keer zijn. Ik heb later nog wel domme en gevaarlijke dingen gedaan, maar dat is voor later.

Vanaf het derde leerjaar stuurde mijn moeder ons naar Sint Benedictus school. Deze was strenger in opvoeding. Mijn broer werd als moeilijke leerling beschouwd en kreeg ook regelmatig straf. Het zinnetje “Ik moet opletten in de klas” heeft hij zo dikwijls moeten schrijven dat hij daar uiteindelijk geen moeite meer mee had. Hij schreef de 100 regels zelfs in 4 kleuren, elke regel een andere kleur. Hij stak de vier stylo’s tussen vijf vingers telkens een andere kleur. Met de 4 stylo’s tegelijk schreef hij in 1 keer 4 regels. Toch liep hij achter met zijn straf. In het zesde leerjaar had hij op een zekere dag zijn strafwerk niet gemaakt: “Waar is je straf? Niet gemaakt? Dan maak je ze dubbel.” De volgende morgen: “Waar is uw straf? Niet bij? Tegen morgen dubbel.” Zo ging het maar verder. Tegen het einde van het schooljaar waren het reeds duizenden regels.

Op 1 september begon het nieuwe schooljaar. Samen met mijn broer op een tandem naar Sint Benedictus school. Mijn broer zat aan het stuur. Zijn straf was natuurlijk niet gemaakt, wie heeft er nu zin om in de vakantie duizenden regels straf te schrijven. Thuis hadden ze geen vermoeden doch mijn broer zei plots:” Ik ga niet meer naar die school, wij draaien naar links en gaan terug naar Sint Jozef, zij gaan mijn straf weer niet verdubbelen. Is dat goed?” , vroeg hij menog.Ik, als volgzame jongen, protesteerde niet en zo veranderden wij van school zonder dat iemand op de hoogte was. Mijn ouders niet en de 2 scholen wisten ook van niets. Ondenkbaar dat men zoiets zou doen in deze tijd. De Sint Jozefschool was een kleine school op de rand van de gemeente en het bestuur was blij met iedere leerling. “Weten ze in Sint Benedictus dat jullie naar hier komen? Och, laat maar, ik bel wel even met de directie.” Tijdens hetmiddageten hebben we het aan ons moeder verteld, “Oh ja gaan jullie liever naar Sint Jozef? Dan doen jullie dat maar.” We gingen naar school en dat was voldoende voor haar en welke school was niet belangrijk, als het maar een katholieke was.

Twee jaar later scheidden de wegen tussen mijn broer en mijzelf. Mijn broer werd 14 en ging werken. Zijn leven zou helemaal anders verlopen dan het mijne.

 

 

 

 

 

 

 

 

20-08-2020 om 09:13 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)
05-08-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Auto biografie
Klik op de afbeelding om de link te volgen

 

%%%FOTO1%%%

 

Aan wat denk je als men kleuter zegt? Bang, ik was altijd bang. Er was geen reden voor maar die angst herinner ik mij het meest. Vooral van honden. Grote of kleine, honden waren voor mij, omdat ik zelf klein was, in mijn verbeelding allemaal grote beesten die mij  zouden opeten of ik weet niet wat met mij zouden doen. Het schijnt dat het onbekende nog afgrijselijker kan lijken dan wanneer je weet wat je te wachten staat. Later gebruikte ik deze wetenschap zelf voor de opvoeding van mijn eigen kinderen: “Dat steek ik in mijn binnenzak” verwittigde ik hen wanneer zij iets mispeuterd hadden. Zij wisten natuurlijk niet wat ik er verder mee deed. Ik wist het zelf niet eens. Hun eigen fantasie was veel sterker dan wat ik zelf kon bedenken. Het resultaat was verbluffend. Mijn zoon is nu zelf vader maar die weet het nog altijd van die binnenzak.

Kom; terug naar mijn kleutertijd.

Wanneer ik ver in mijn geheugen graaf herinner ik mij een grote tuin met boomgaard, appelbomen, perenbomen, kersen en zelfs perziken. Naast ons huis stond een serre waar tomaten werden gekweekt. Mijn moeder plukte ze van de plant en ik als kleine dreumes at ze uit het vuistje zomaar op. Kijk stoefte mijn vader: “Hij eet ze zomaar op.” Een jaar later rond dezelfde tijd lustte ik geen tomaten meer en dit bleef zo tot laat in mijn pubertijd. Trouwens ik was een echte viesneus, geen groenten, geen vis weinig vlees. “Dan heb je alleen maar patatten met brood.” waarschuwde mijn broers en zussen altijd maar dat was voor mij als viesneus geen probleem. Wij waren met negen kinderen. Mijn vader en moeder hadden hun best gedaan, maar dat was geen uitzondering in die tijd. Hun kroost bestond uit drie meisjes en zes jongens nog in leven, één jongetje overleden. Onze eerste Hubert.

Ach ja die hond. Ik zag een kleine zwarte kroezel en liep vol paniek weg, dat hondje wilde spelen en liep natuurlijk achter mij. Zo hard mijn kleine beentjes het aankonden rende ik door de boomgaard. Die rothond blaffend in mijn kielzog. Enkele van mijn broers en zussen begrepen niet waarom ik huilde. Nog meer in paniek hoorde ik ze allen lachen. Want zij hadden geen schrik van dat klein ding maar ik holde in volle paniek door de boomgaard waar precies maar geen eind aan kwam en die hond maar blaffend achter mij. Ik holde recht naar huis, vloog door de deur en dook de keuken in, recht in de armen van mijn moeder. Wat er verder gebeurt is weet ik niet meer.

Ons huisje had beneden een keuken met onder de trap een paar proviandschabben en verder nog een woonkamer. In de gang was een trap die ons naar drie slaapkamers bracht. Op de allee boven waren maar twee deuren, één voor de slaapkamer voor jongens en één voor die van mijn ouders. De drie meisjes moesten steeds door de slaapkamer van mijn ouders om hun bed te bereiken. Een pispot stond op iedere slaapkamer. De jongenskamer stond propvol, drie dubbelbedden, en één kleerkast netjes naast elkaar gepuzzeld. Met zes jongens tussen drie en twintig jaar oud sliepen we in één kamer. Ik lag naast mijn jongste broer die een jaar ouder was. Ik weet nog dat hij altijd zelf verzonnen verhaaltjes vertelde en als hij stopte vroeg ik steeds: “En dan?” Dan moest hij weer iets nieuws verzinnen en verder vertellen. Als we bang waren van de donker keken we naar het kleine raampje en zagen dan Janneke maan.

Om naar de wc te gaan moesten we naar buiten op de koer. Het kleine groene huisje leunend tegen ons huis stond netjes boven de beerput. De deur kon niet op slot en in het huisje was een plank bevestigd met daarin een gat. Met je broek op de enkels ging je op de opening zitten en zo kon je je behoefte doen. Voor het papierwerk lagen gescheurde kranten naast je op de plank. Men kon lezen en drukken zoveel men wou. Ik zat op de plank maar mijn beentjes kwamen nooit tot op de grond. Ik was te klein.

Een badkamer bestond nog niet, toch niet voor ons, wij werden gewassen in de keuken. Als kleine dreumes stond ik naakt op de keukentafel terwijl moeder of grote zus mij met een lekker warm washandje waste.

Maandag was voor mijn moeder steevast de wasdag. Om 4 h ’s morgens werden lakens, hemden, broeken en ondergoed in grote manden naar de serre gedragen. Deze wekelijkse wasbeurt gebeurde in de serre. Ik herinner me de grote koperen ketel die op een verhoog stond. Mijn moeder roerde met een houten stok in het dampende water. Af en toe kwam een hemd of een stuk van een broek boven water die dan scheef over de stok hing. Een prikkelende geur van warm water en zeep prikte in mijn neus.

In dezelfde serre werden ook kuikentjes gekweekt. Ik zie nog de vele gele kuikentjes op een plateau rondscharrelen. Er lag ook een looplamp waarmee moeder door de eieren keek. Later hoorde ik dat men zo kon zien of het ei bevrucht was en hoever de ontwikkeling gevorderd was.

Wanneer ik op moeders schoot zat, want ik was de jongste en dus het schootkindje, stak ik mijn hand altijd in moeders boezem tussen haar warme borsten. Wanneer dan een oudere zus een opmerking maakte zei mijn moeder altijd: “Laat dat ventje toch doen.”

Het verbaasd mij nog altijd dat sommige kleine onbenullige dingen in je geheugen blijven vastzitten. Zoals bijvoorbeeld de typische geur van de coniferen die bij ons in de hof stonden. Op de momenten dat ik eraan denk ruik ik ze nog alsof ze naast mij staan en dat is nu zeventig jaar geleden.

Mijn ouders waren wel bij de tijd zij hadden zelfs een auto gekocht, terwijl geen van de twee kon autorijden. Hij heeft er niet lang gestaan, maar toch herinner ik mij die groene Citroën.

Op een zondag kwam mijn Nederlandse opa op bezoek. We stonden aan de auto, hij aan de ene kant, ik aan de andere. Plots deed hij alsof hij een hondje bij zich had en blafte als een klein hondje. Ik liep rond de auto maar mijn opa liep ook rond zodat hij steeds uit mijn gezichtsveld bleef. Ik was echter niet bang want ik besefte dat hij geen echte hond bij had. Toch speelde ik het spel mee, mijn komedie van toen was mijn klein geheim. Ik heb bij mijn weten mijn opa slechts tweemaal gezien, daar in de hof en later als hij dood op zijn sterfbed was opgebaard.

Verder in de straat woonde een ouder koppel, de meneer sprak soms Frans en daarom noemden wij hem “De Franse Knol”. Mijn broers gingen regelmatig belleke trek doen. Ik als kleine dreumes liep achter hen aan zonder te begrijpen wat ze van plan waren. Het huis van de Franse Knol stond wat achterin en aan de poort in de voorhof hing een staaf met een ring, aan de ander kant van de staaf hing dan een klingelbel. We stonden allen naar de ring te staren. Wie durft? dachten mijn broers. Tot plots de bel klingelde. Ik begreep nog steeds niet wat er gaande was, maar iedereen stoof weg. Ik met mijn kleine beentjes liep hen natuurlijk achterna. “Jou heb ik.” Hoorde ik een harde stem. Een forse hand nam me bij mijn nekvel en ik werd mee naar mijn moeder gesleurd. Toen de deur open ging rende ik vlug naar binnen. Later vertelde mijn moeder dat hij die vent goed uitgekafferd had, “zo een klein kind de stuipen op het lijf jagen, dat jongetjes kan niet eens aan de bel.” Ja ons moeder nam het steeds op voor haar kinderen.

Wij hadden veel huisdieren, kippen, eenden, varkens, een paard en ganzen. Ganzen zijn goede wakers. Zij kwaakten bij de minste onraad. Eén keer, herinner ik me, kwam mijn moeder met een ganzenei in de keuken. Fier liet ze ons zien hoe groot zo een ei wel was. Het ei werd gebakken en verdeeld onder de kinderen. We hadden twee varkens en wanneer een varken vetgemest was werd het geslacht. Ik werd dan afgezonderd ergens achterin. Toch wist ik ongemerkt weg te sluipen zodat ik een glimp van het gebeuren kon zien, want ik was altijd wel een curieus neus. Ik zag een houten hamer op het hoofd van het varken neerkomen, maar meer kon ik niet meer zien want het varken werd weggesleept.

Mijn vader was begonnen steenkolen te verkopen, eerst gewoon met een kruiwagen dan een stootkar maar al snel hadden wij een paard en kar. Geen vrachtwagen, daar moest mijn vader niets van weten sinds hij die Citroën geprobeerd had. Het paardje stond in een donkere stal. Ik liep er steeds in een grote boog rond. In mijn fotoalbum vind ik nog een foto van mijzelf fier zittend op de rug van Jeanneke, ons paard.

Toen ik naar de bewaarschool moest, dat is nu de kleuterklas maar dat noemde men toen zo, was ik nog altijd een bangerik. Mijn school was enkele minuten vroeger gedaan dan die van mijn oudere zus. Ik verstopte me in een droge gracht omdat ik bang was en dacht dat niemand mij dan zou zien. Als mijn zuster aankwam sprong ik snel uit de gracht. Mijn zuster heeft nooit begrepen waarom, ze vond dat ik maar onnozel deed. In de bewaarschool leerden wij breien maar ik bakte daar niets van. De juffrouw zette me naast een handig meisje en die hielp mij dan en soms nam ze het gewoon helemaal over.

Ik moest vier jaar zijn geweest toen rond de Sinterklaas periode was het bij ons thuis dat jaar zeer geheimzinnig, er hing een speciale sfeer. Een broer van mij (ook mijn dooppeter) leerde voor meubelmaker en telkens ik naar bed moest (altijd klokslag zeven uur) stond die broer rond te draaien en te wachten tot ik weg was. Maar op de D Day was de keukentafel gevuld met mandarijnen in een bedje van stro, chocolade mannetjes over de tafel gespreid, tussen al dat lekkers speelgoed met onder ander een houten speelgoedkruiwagen van buiten grasgroen en van binnen helrood geschilderd. Zo een dingen onthoud een mens, raar hé.

Ik was bang, ja klein en bang. Telkens iemand van mijn oudere broers of zusters iets verkeerds gedaan had of iets niet wilde doen maakte mijn vader altijd veel lawaai. Dan liep ik naar een andere kamer en verstopte me ineen gekropen van schrik onder de tafel. Daar bleef ik ineengekrompen zitten tot de bui over was. Niemand lette toen op mij. Ik zat er altijd helemaal alleen.

Het was een tijd van ondergaan en ondervinden. Als kleuter heb je geen besef om het waarom af te vragen. Alles rondom je gebeurde en je stond erbij en keek ernaar. Geen commentaar.

Rond mijn zesde levensjaar verhuisden we van nr 44 naar nr 123 in dezelfde straat.

 

 

05-08-2020 om 00:00 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
>> Reageer (0)
28-07-2020
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoe organiseert een leek een weekend voor 20 personen.

Hoe organiseerde ik een weekend uitstap voor ongeveer 20 personen.

 

 

Gedurende 20 jaar organiseerde ik samen met mijn vrouw om de 18 maanden een reis van vrijdag tot en met zondag. Het ene jaar in het voorjaar het andere jaar dan weer in het najaar.

Er waren wel wat richtlijnen aan verbonden:

Ieder zorgde voor eigen vervoer, de afstand bleef onder de 300km, de prijs moest betaalbaar blijven en ter plaatse zo weinig mogelijk met de auto rijden. Bij eventuele noodzakelijke verplaatsing zocht ik dan ook telkens naar een ander vervoermiddel. Zoals een stoomtrein, spoorwegfietsen, een tractor met treinwagonnetjes, een kabelbaan en zelfs een boerenhuifkar, of gewoon met de taxi en 1 weekend uit noodzaak met tram bus en trein.

In 2019 gingen we naar Bad munstereifel, een zeer romantisch idyllisch stadje in het Noord Eifel gebied. Inbegrepen 2 nachten HP met 3 gangen diner, lunch op zaterdag en zondag, inkom en gids inbegrepen. In een prachtig hotel met zwembad, sauna en fitness op 1500m van de oude stad. Prijs 200€ per persoon.

Niet meer bellen ik doe het niet meer.

Museum van Anton Pieck

 

Maar hoe begin hier aan voor iemand geen reisgids of buschauffeur is? Ik heb helemaal geen banden met reisbureaus of toerisme.

Laat mij even schetsen hoe ik dat aanpakte:

Thuis begon ik met het zoeken naar een geschikt dorp of stad, maar het vinden van een geschikte plaats was niet zo eenvoudig. Neem nu de afstand, niet te ver, niet te dichtbij. Maar ik had een systeem gevonden. Ik nam een koord van 12cm en knoopt aan 1 kant een nageltje. En de ander kant bevestigde ik een potlood. Zo trok ik een cirkel op de landkaart en bepaalde de maximum afstand.

Bart en Simonne in Durbuy.

 

 

De volgende stap was ter plaatse een fatsoenlijk hotel vinden, zijn er genoeg bedden? Is er parking aan het hotel? Is de streek gepast voor onze wensen? Enz. Soms ging dat vlot, soms moeizaam en zelfs gepaard met zware discussies onderling. Zo betekende dat in Den haag zomaar 22 hotels afschuimen. En ooit gebeurde het dat het uitverkozen hotel failliet ging, ook dat nog. Toch schaffen wir das.

De Chinese tuin in Loo.

 

Om de knoop door te hakken, dit hotel of toch liever dat aan de overkant sprak ik willekeurig iemand aan in de lift. Ik legde uit dat ik op onderzoek was en vroeg hen hun mening over het hotel. Meestal was dat betrouwbaar. ( Ik lette ook wel op de lichaamstaal.)

Zonder woorden;

 

Als voorbereiding ging ik 1 jaar op voorhand (dit om hetzelfde seizoen te hebben) een midweek in de buurt logeren. We moesten immers nog een geschikt hotel zoeken, en dat deden we ter plaatse. Zo verbleven we eens in Vijlen (NL) en maakten een uitstap naar Valkenburg. Ik had gezien dat een stoomtrein van Simpelveld (nabij Vijlen) naar Valkenburg reed. Om de grotten van Valkenburg te bezoeken hadden we de keuze tussen zittend in een treintje of te voet door de grotten gaan. Een treintje dat vonden we wel eens iets anders. In de voorste wagon stond een cassette recorder en iedere wagon hing een luidspreker. Dat was onze gids. Wij kozen voor de laatste wagon. In de eerste bocht zagen we nog juist een hoekje van de eerste wagon en verder een afgeronde beige muur. Een veel te stille stem klonk door de luidspreker: “Hier voor ons zien we een tekening van de burcht van Valkenburg en rechts van ons speelt het orkest van Glen Miller. Gretig keken we in het rond. Links zagen we een blote muur, rechts van ons zagen we een vrouwenfiguur die water ging halen. Voor ons zagen we het achterwerk van de eerste wagon. Toen de trein verder reed passeerden we in een vlucht Glen Miller en de burcht van Valkenburg. Deze uitstap was toch niet wat ik wou dus gingen we toch maar te voet in de grotten, met een gids natuurlijk. En dat was fantastisch.

De molen van Hattem.

 

Ga dan toch langs de infokantoren hoor ik jullie denken.

Infokantoren? Oke we hebben dat geprobeerd. In Hattem was het kantoor slechts 1 halve dag per week geopend, gelukkig waren we die halve dag nog daar. We vroegen naar de uurtabellen van het openbaar vervoer. We mochten alles zelf op een kattenbelletje overschrijven. Een kopij was niet voorradig.

Op de demonstratie van een koekjesbakker.

 

In Vianden wisten wij meer dan het meisje achter de toog. Ze heeft nog veel van ons geleerd.

In Geroldstein kende men het kasteelmuseum in eigen gemeente niet eens, we zijn dit geheim ook niet aan het hen gaan verklappen.

In Bad munstereifel denkt men dat alle museums nog bestaan ook al zijn de mensen reeds overleden, maar dat er een beiaard is dat weten ze nog altijd niet.

In Kranenburg was het infokantoor onbemand. En ga zo maar verder.

Al snel ondervonden we dat een dubbele check niet overdreven was. Een jaar later nog even teruggaan om te controleren of alles nog wel in orde was stond mee in mijn program..

Door de smalle straatjes in elburg.

 

Zoals in Hattem was de taveerne voor onze lunch overgenomen, de nieuwe uitbater wist van toeten of blazen van onze afspraak.

In Gerolstein de weg naar de wolven werd aangegeven met een omweg van meer dan 2 uren. Dan hadden we enkel nog een bezoek aan een drukke stad en het bruiswaterfabriek dat was het enige om het weekend op te vullen. We hadden eigenlijk maar voor 1 dag uitstappen, We hadden de keuze het jaar daarop terug gaan en opnieuw rondzoeken of alles cancelen. Ik heb echt getwijfeld. Gelukkig zijn we teruggegaan want wat voor een weekend was dat!! Ik stippelde zelf een wandelweg uit naar de wolven. Resultaat amper een half uur met zicht op een voorhistorische grot op de koop toe. Dan ontdekten we achter de hoek van ons een hotel een prachtige kasteel met een heuse ridderzaal waar we konden dineren, koud en warm buffet.

In Bad munstereifel had de traiteur het opgegeven. 1 maand voor ons vertrek moesten we vlug een taveerne vinden om te kunnen dineren.

Het mooiste gebouw van Bad Munstereifel.

 

%%%FOTO10%%

Een beiaard aan de gevel van een rijhuis.

 

In Kranenburg hadden we het eerste jaar nog geen vervoer om van de spoorwegfietsen tot aan de wijnboer te geraken. Toevallig had de wijnboer het tweede jaar een kleine tram gekocht en een nieuwe actie voor vervoer met lunch werd opgestart.

Weer in Gerolstein konden we de huifkar niet reserveren, er kon mogelijk een huwelijk plaatsvinden die dag. Dus het jaar daarop weer terug gaan om te gaan bespreken.

 

Het grondplan van Elburg.

 

Nadat we een optie op het hotel hadden vastgelegd gingen we naar het infokantoor, wat zijn de bezienswaardigheden, wandelkaarten verzamelen, wat is te ver, wat is belachelijk duur, wat is saai of ingewikkeld en ga zo maar verder. Gezien de kwaliteit van de infokantoren was dat ook niet altijd even simpel.

Vergeet niet dat alles getimed moest worden. Hoe laat moeten we iedere morgen vertrekken om s ’avonds op tijd terug terug in het hotel te zijn? Kan deze omweg met mooi kasteeltje erbij, of liever niet? Hier staat nog een watermolen op het plan maar die staat er niet meer, wat nu? En hoe dikwijls werd er een kleinigheid gewijzigd zodat de hele timing weer opnieuw moest gemaakt worden. Zoals bijvoorbeeld de uren van de bus in Den Haag of een traiteur die het opgeeft. Wat als de groep liever blijft winkelen? Snel schema aanpassen. Wir schaffen das.!

Een greep uit de weekends, ook kortere uitstappen zijn hier vermeld.

Dit zolang volhouden kan alleen maar omdat de mensen van de dansclub een heel dankbaar publiek was. Steeds tevreden, stipt op tijd en altijd bij elkaar blijven. Ik ben gestopt nu het allemaal nog goed ging. In deze tijd met corona als hoofdrolspeler zou het gewoon niet mogelijk meer zijn. Maar mijn besluit stond al langer vast. Het was mooi en het was genoeg.

 

Einde verhaal.



28-07-2020 om 08:00 geschreven door Bart

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
>> Reageer (0)


Inhoud blog
  • GEDICHTENBUNDEL
  • Dromen
  • Op naar mijn pensioen
  • Alles komt goed.
  • 7 Magere jaren
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Archief per week
  • 15/02-21/02 2021
  • 02/11-08/11 2020
  • 26/10-01/11 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 14/09-20/09 2020
  • 17/08-23/08 2020
  • 03/08-09/08 2020
  • 27/07-02/08 2020
  • 20/07-26/07 2020
  • 13/07-19/07 2020
  • 25/05-31/05 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 11/05-17/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!