NEDERLANDSE
TAAL
Iedereen
mag vrijelijk gebruik maken van onderstaande verzameling.
******************************************************************
Belemmeren
= hinderen van
Beletten = uitsluiten van
*
Verplicht = genoopt door het geweten (je plicht)
Genoodzaakt
= genoopt door de omstandigheden
*
Grondig
= nauwkeurig (tot op de grond)
Gegrond
= gebaseerd op
*
Gedachtenloos
= zonder gedachten
Onnadenkend = zonder er bij na te denken
*
Onrustig = niet rustig
Rusteloos = zonder rust
*
Zorgenloos
= zonder zich zorgen te maken
Onbezorgd = zonder zorgen
*
Werkeloos
= zonder voldoende werk
Werkloos = geheel zonder werk
*
Verveloos
= zonder voldoende verf
Verfloos = geheel zonder verf
*
Vormeloos
= zonder voldoende vorm
Vormloos = geheel zonder vorm (amorf)
*
Vaas Vazen
Raaf Raven
Brabant Brabander
(Hond Honden)
*
Geducht
= niet onaanzienlijk
Beducht
= berekend zijn op
*
Ontdekking
= een verborgen feit openbaren
Uitvinding
= iets nieuws brengen
*
Vijandelijk
= van de vijand
Vijandig = als van een vijand
*
Opdat
= met het doel dat
Omdat
= om rede dat
*
Regelmatig
= met gelijk tijdsinterval
Geregeld = vaak
*
Overbodig werk = meer werk dan nodig is
Overtollig
werk = werk zonder nut (... het
overtollige schaadt ...)
*
Twijfelen
= omdat de beslissingsgronden onzeker zijn
Wijfelen = omdat men niet besluitvaardig is
*
Legitimeren
= aantonen dat jij bent wie je bent
Identificeren
= vaststellen dat hij is wie hij is (door de agent)
*
Overgave
wordt geëist = gevorderd
Inzicht
wordt vereist = verlangd
eisen
= voorwaarden voor een tegenprestatie
*
Wettelijk
= tot de wet behorend (een wettelijk
voorschrift)
Wettig = in overeenstemming met de wet (een wettig
rijbewijs)
*
Overtuigen
= de ander komt tot inzicht
Overreden = de ander geeft toe bij gebrek aan weerwoord
*
Dienstig = geschikt om in bepaalde situaties te
dienen
Dienstbaar
= staat ten diensten (klaar voor gebruik)
*
Zinloos = zonder zin, zonder betekenis (een zinloos
gesprek)
Zinneloos
= niet over zijn zinnen beschikkend (dronken)
*
Erkennen
= toegeven de juistheid in te zien
Bekennen
= toegeven wat men liever voor zich hield
*
Taal = het juiste woord op de juiste plaats.
Spelling
= schrijf je 'wordt' wel/niet met dt.
*
Natuurlijk =
volgt uit de natuur
Uiteraard =
volgt uit de aard der zaak
*
Berouw
hebben van = ik betreur de daad.
Spijt hebben van = ik betreur de consequenties.
Afstand
nemen van = ik heb er niets mee van doen.
*
Kennis
aan iets = lichte kennis van iets.
Kennis
van iets = stevige kennis van iets.
*
Materiaal
= bouwstof
Materieel
= werktuigen
*
Boot = kleiner en open (roeiboot)
Schip
= groter en gesloten (slagschip)
*
Degene = hij
Diegenen
= zij (meervoud)
*
Dit
of dat jasje? het jasje
Deze
of die stoel? de stoel
*
Alle
mensen zijn weg = allen zijn weg
Alle
dieren zijn weg = alle zijn weg
Alle
hoeden zijn weg = alle zijn weg
*
De
drie andere mensen = de drie anderen
De
drie andere dingen = de drie andere
*
Beiden
zijn weg (personen)
Beide zijn weg (geen personen)
*
Wordt
je nog steeds verweten?
(je
is pas onderwerp als je in jij is te veranderen)
*
De
leerling te laten ordenen
(na
te komt altijd het hele werkwoord)
*
Of
onontkoombaar of onvermijdelijk maar
onontkomelijk bestaat niet
Of
misstand of wantoestand maar mistoestand bestaat niet
Of
versperren of barricaderen maar verbarricaderen bestaat niet
Of
ondeugdelijk of niet deugdzaam maar ondeugdzaam bestaat niet
Of
ongevallig of niet welgevallig maar
onwelgevallig bestaat niet
*
A
titre personel = als persoon
*
Een
toilet trek je niet door maar spoel je door
*
Een
verkeerslicht heeft drie lampen een stoplicht heeft er één (rood)
*
Een
centimeter is geen meetlint
*
Met
gevlei in het gevlij (= ligplaats = bed) proberen te komen
*
Freak
= hij vertoont gedrag waar zijn omgeving moeilijk over doet
*
Breidelen
= in toom houden = beheersen (ongebreideld)
*
Elk huis uit een beperkt aantal (aan elke hand een)
Ieder
mens (elkeen) in het algemeen (ieder het zijne geven)
->
Elk is standaard Nederlands. Ieder is een verwording van het Duitse Jeder wat
voor personen gebezigd wordt (Jeder Mensch).
Op
elks (ieders) gezicht.
Elks
(ieder voor zich) ter waarde van.
In
elks kan een liter.
Met
elks een hond.
Vier
kamers met elks een bad.
Elks
in hun vakgebied.
Voor
elks wat wils.
*
Perspiratie
= 'onzichtbare' transpiratie (geen druppelvorming)
*
Assimilatie = versmelting
Dissimilatie
= ongelijk worden van klanken
*
Veinzerij = zich anders voordoen in gevoelens en
meningen
Huichelarij
= zich anders voordoen in woorden en gebaren
*
Tardief
= uitblijvend / vertraagd / te laat komen
*
Neen
= tegenstelling van ja
Nee = spreektaalvorm van neen
*
Middel = tussenpersoon / middelaar
Middellijk = via een tussenpersoon (niet rechtstreeks)
Onmiddellijk
= rechtstreeks
*
Toorn = ontlading van gerechtvaardigde
boosheid (Gods toorn)
Gramschap
= gevolg van verbittering
*
Onderstellen = aannemen
Veronderstellen = aanname vooraf die eventueel
ter discussie staat
Vooronderstellen
= aanname vooraf die niet meer ter discussie staat
*
Vooronderstelling
= premisse
*
Wezen wezenlijk
Eigen eigenlijk
Open openlijk
Samen gezamenlijk
Hope hopelijk / hopeloos
*
These = hetgeen is = stelling
Antithese
= hetgeen moet zijn = tegenstelling
*
Batterij
= niet oplaadbaar element
Accu = wel
oplaadbaar element
(Een
oplaadbare batterij is een niet correcte term)
*
Irriteren
= aanstoot geven
(Zich)
ergeren = aanstoot nemen
(Zich
irriteren kan dus niet)
Door
die 'zich' slaat het terug op het onderwerp (= wederkerig werkwoord).
Irriteren
is dus ergernis opwekkend bij een ander = ergernis wekkend.
*
Een
woordenboek geeft aan dat een woord bestaat en geeft niet aan dat
een
woord niet bestaat.
*
Een
proef in vitro = in (laboratorium)
glaswerk
Een
proef in vivo = in proefdieren
Een
proef in silico = als computer imaginatie
*
Ouderwets
= oubollig (oudbollig).
Zijn
die visrechten uit 1380 ouderwets?
Een
jaartal is niet voldoende om iets ouderwets d.w.z. oudbollig te
maken.
Deze visrechten zijn niet oudbollig, in tegendeel ze bewijzen al 600 jaar hun
dienst.
*
Leesvoorbeelden:
Bedelen als beedulun
Bedelen als budeelun
*
Inkepinkje
Barneveld
Beneveld
Penetuitje
Hyenavel
*
Zoals
ik in de natuur een vogel natuur.
Ook
in Deventer was die vent er zei de venter.
Met
veel vet er aan zei de veteraan en trok zijn veter aan.
*
desastre
= als er 5 dingen tegelijkertijd misgaan
incident
= als er 4 dingen tegelijkertijd misgaan
*
Ofschoon
hij doorfietst = men zou meer verwachten
Hoewel hij nee zei = men zou het tegengestelde verwachten
*
Ofte
wel -> ja ofte neen -> ja ofte nimmer
*
Plek
= een zich van andere plaatsen onderscheidend kleiner oppervlak.
(bv. anders qua kleur of uiterlijk)
Kale plek, eigen plekje, vette plek (=
vlek)
Plaats
= oppervlak om iets te plaatsen
= ruimte die ingenomen kan worden =
plein.
Plaats nemen, op zijn plaats laten,
ter plaatse
*
Functioneren
= dienst doen.
Fungeren = waarnemend dienst doen.
*
Onmenselijk
bestaat niet.
Mensonterend
wel.
*
Autochtoon
= staatsburger
Allochtoon
= ingezetene
*
Een
agent is bewapend
Een
bandiet is gewapend
*
Een
impasse (= tijdelijk vastlopen) is geen patstelling (= einde door
uitputting).
*
'aar'
uitgangen (goochelaar, leugenaar) geven iemand aan die actief is, behalve in
het geval van een 'gijzelaar' want dat is iemand (de gegijzelde) die iets
overkomt (door de gijzelnemer).
*
Je
moet tenminste 52 jaar zijn.
Er
zijn minstens 52 slachtoffers gevallen.
*
"Elke
aanwezige mag zijn/haar zegje doen" is niet correct want
'aanwezigen'
is al een hij-woord. Zo'n begrip heeft dus met man/vrouw
niets
te maken. Zoals een 'bemanning' niet een 'bevrouwing' kan
worden.
Ook 'timmerman' is zo'n woord, met gevolg dat een vrouw het
beroep
van timmerman kan hebben. Zelfs Beatrix is voor de wet een Koning.
Er
zijn ook zij-woorden zoals: verpleegster, vroedvrouw, kleuterjuf.
De
historie heeft dat bepaald.
*
Piet
en ZIJN fiets.
Carla
en HAAR jas.
HET
plantsoen en ZIJN boom (bij een HET-woord,
is ZIJN het voornaamwoord).
Den
Bosch en ZIJN wallen (plaatsen en
landen zijn HET-woorden).
*
Voor gehoorgestoorden is een duidelijk uitspraakverschil
tussen v/f, z/s en g/ch van wezenlijk belang.
Maak dus verschil tussen de letters s en z (seven swanen)
de letters v en f (fijf farkens) en de letters g en ch (chrote chaos).
*
m.a.w.
De schrijfwijze maakt uit of je te maken hebt met een zachte g (g) of een
schraap g (ch).
In
een woord als 'school' moet er geschraapt worden.
*
Verantwoordelijk
= met de zorg belast
Aansprakelijk = met de vergoeding van schade bij fouten
belast
*
Kwantum
= bepaalde hoeveelheid
Quotum = evenredig deel (bv. bij distributie)
*
Verleden
week = in het voorbije
Vorige
week = onmiddellijk voorafgaand
*
Mededelen
= bekend geven
Meedelen = ... in een taart bv.
*
diameter
(= D)
doorsnede
oppervlak (= A)
De
term 'doorsnede' is onbruikbaar omdat de betekenis verschilt per dialect
*
bol
= meetkundig lichaam
bal
= spelmiddel met ongeveer een bolvorm
*
Lap
stof aan zijn doel onttrokken =
een
tod als zij nog ergens toe kan dienen (todje om te poetsen)
een
vod als zij nutteloos is
*
Piet
komt naar Jan
Piet
komt na Jan
*
Verschillende
mensen = niet gelijk aan elkaar
Verscheidene mensen = los van elkaar
*
Normaal
= dat wat karakteristiek is voor een bepaalde groep
Norm = gewenst gedrag op basis van een waarde
Waarde = dat wat een groep correct en daarom
nastrevingswaardig acht
*
Mits = op voorwaarde dat
Indien = ingeval dat
Tenzij = ingeval dat niet (indien niet)
Behalve = de helft uitgezonderd
Uitgezonderd
= niet erbij horend
*
Kweken
van planten
Fokken
van dieren
*
Zaaien
van zaad
Strooien
van kunstmest
*
Mensen
sterven = ze zijn zich bewust van het
verschijnsel dood
Dieren
creperen = ze zijn zich niet bewust van de dood
*
Drumband
= slagwerk orkest (uitsluitend trommels)
Harmonie
= groep met uitsluitend koperen en houten blaasinstrumenten
Fanfare = slagwerk orkest met koperen
blaasinstrumenten
Band = groep musicerenden (meestal jazz)
*
Zien
kan een niet blinde
Kijken = proberen waar te nemen
Waarnemen = onderscheidend kijken (waarneemfout)
Laten
zien = in iemands gezichtsveld brengen
Laten
kijken = iemands visuele aandacht op iets richten
Opmerken = plots waarnemen
Gadeslaan =
studerend volgen
*
'Tot
kijk' kan dus beter 'Tot ziens' zijn omdat er mensen zijn die uren staan te
kijken en toch niets zien.
*
Horen
kan een niet doven
Luisteren
= bewust aanhoren
*
Het
is kapot = is niet meer te maken
Het
is stuk = is nog wel te maken
*
Waardoor
gebeurt dat -> door welke oorzaak gebeurt dat?
Waarom
doet hij dat -> om welk motief doet hij dat?
*
Nota = schriftelijke verklaring
Rekening = staat van verschuldigde bedragen
Proces
verbaal = ambtelijk verslag
*
Men
schrijft:
In
groten getale
Te
allen tijde
Te
langen leste
Te
bestemder plaatse
Te
enen male
Te
eniger tijd
Te
gelde maken
Te
gronde gaan
Te
gronde richten
Te
hunnen gunste
Te
onzent = bij ons
Te
Uwer informatie
*
Ten
aanzien van
Ten
algemene nutte
Ten
eeuwigen dage
Ten
einde
Ten
enenmale
Ten
gevolge van
Ten
opzichte van
Ten
tweeden male
*
Ter
bestemder plaatse
Ter
ruste leggen
Ter
sprake brengen
Terzelfder tijd
*
Van
goeden huize
In
den beginne
*
De
ene
De
tweede
Er
is sprake van
Geen
sprake van
Heden
ten dage
*
Ze
vroeg HEM waar ZIJN fiets was.
Ze
vroeg MIJ waar MIJN fiets was.
Ze
vroeg HEN waar HUN fietsen waren.
*
De man
wiens fiets ontbrak.
De vrouw
wier fiets ontbrak.
De mensen
wier fietsen ontbraken.
*
Het
boek van welk U sprak = Het boek waarvan U sprak.
De
zaak aan welke U werkt = De zaak waaraan U werkt.
Welke persoon en welke
zaak (dus zowel personen als zaken)
Het
bouwwerk welks bestaan betwijfeld wordt = Het bouwwerk waarvan het
bestaan betwijfeld wordt.
Welke
zijn van U -> Welke boeken zijn van U.
De
man welke U gezien hebt.
Koffie
en thee welke artikelen hier staan.
Welk
U voornemen ook zij.
*
Beiden
zijn weg (betreft personen)
Beide zijn weg (betreft geen personen)
*
Leden
van een etnische groep (Apache, Bosjesman, Zoeloe) krijgen een hoofdletter; bij
een verzamelnaam was dat vroeger niet maar tegenwoordig wel (Eskimo, Indiaan,
Zigeuner, Boeren).
*
Afgunst
= niet gunnen wat een ander toevalt (hoofdprijs).
Benijden
= zelf wensen wat nu een ander bezit.
Jaloezie
= extreme vorm van benijden (in een driehoeksverhouding).
*
Visualiseren
= als beeld voorstellen.
Mentaliseren
= in de geest voorstellen (gevoel/elementaal/fantoom).
*
gezamenlijk -> allen tezamen
hopelijk
en hopeloos -> hope = hoop
*
aluminium
liniaal
milli
milieu
misschien
*
Dictaat = dat wat je neerschrijft nadat het
gedicteerd is
Syllabus
= gedrukt werkstuk (gedrukt dictaat)
*
Het
Nederlands staatshoofd wordt niet 'gekroond' maar wel 'ingehuldigd'.
*
Vermogen
= totale bezit (in welke vorm dan ook)
Kapitaal
= rentegevend bezit (vermogensdeel dat inkomen afwerpt)
Vermogensdelict
= delict bij het vermogensbeheer
*
Indien hij = in het geval dat hij
Wanneer
hij = op voorwaarde van tijd
Als hij = op voorwaarde van situatie
WANNEER gaan we eten? -> 12 uur.
ALS we gaan eten ... moet je je handen
wassen.
*
Omdat
hij ... = om redenen dat
(dus
niet gebruiken om een oorzaak aan te geven)
dus
niet: Dat komt, omdat ...
maar: Dat komt, doordat ...
*
Daar
hij ... = om gronden dat
(om
diepere roerselen ... uit de grond van je hart)
Dewijl
hij ... = Daar hij (zeer nette vorm)
*
Een
rede twee redes
|