Jan en Joke: vervolg
Inhoud blog
  • 6.8.5.2.
  • 6.8.5.....6.8.5.1.
  • 6.8.4.4
  • 6.8.4.3.
  • 6.8.4.2
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    belevenissen van een groep personen
    15-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.8.6.2.
    4.8.6.2.
    Lotty Swagers: een nieuwe lente; een nieuw geluid.

    20 december 1982: jullie kennen me al zon beetje hè¨. Mijn bemoeiingen mét en mijn gemoeder óver Joke. Mijn kritiek, toen ze een samenkomst ging bezoeken, die ik wat slap vond. Mijn opmerking aan haar, dat je daar volgens mij te weinig voeding kreeg. Toen:dat gesprek; en de ontdekking, dat ikzelf in liefde tekort schoot.
    Later: het schokkende inzicht, dat er nog meer aan mij haperde:
    - allereerst trachtte ik mijn nederige maatschappelijke positie - ik ben administratief uitzendkracht - ergens mee te compenseren. Om dat manco goed te maken, voelde ik mij heel hoog vanuit mijn geloofsbeleving.
    - Daarnaast was er die nooit goed verwerkte jaloezie jegens mijn beter in het leven geslaagde jongere zusje Jacqueline.
    Na schuldbelijdenis daarover aan Jezus, voelde ik mij zó ontspannen. Laatst was ik op de verjaardag van Jackie. Ik zat in dat dure, leren bankstel van hen, maar voelde me niet meer door die constante jaloezie van vroeger terneergedrukt,
    Jacqueline had mij gecomplimenteerd met mijn slankheid. Joop had geplaagd:
    "Wat is ze lief, wanneer ze bloost; wat staat dat góed op dat blanke velletje. En die contactlenzen in plaats van dat brilletje; wat een vóndst".
    En toen kon ik vertellen van mijn blijdschap. Joop had nog geroepen:
    "Lotty, niet over die superieure, krachtpatserige christenen, die je bij jullie gewoon van de boom kunt schudden".
    Ik heb maar eens gelachen en gezegd:
    "Ik weet niets meer van geestelijke bodybuilders en glamourgirls. Ik weet alleen maar, dat ik nú een blí­j kind van God ben. Ik was nog teveel een rups, maar nu ben ik een vlinder aan het worden" .
    Jackie zei:
    "Lotty, ben je nu echt niet een beetje van Lotje getikt'. Heel bekwame mensen zeggen, dat God dood is. Die profeten uit de bijbel: dat was de intelligentsia van tóen. Zij voerden het vólk van toen naar een hoger peil met behulp van een godsbesef, dat tóen nodig was. Maar de intelligentsia van nú reikt al weer hoger. Zij brengt het volk van nú naar een hoger peil, zonder dat daar een godsbesef aan te pas komt. Echt, jouw Jezus is dood; helemaal dood"
    Maar ook dáárop had ik een antwoord:
    "Kán toch niet. Laatst heb ik in de naam van Jezus op een zieke mijn handen gelegd en die persoon werd beter. Hoe kan Jezus nu zoiets doen, als Hij dood zou zijn!? Ik weet wel, waarom jullie mij wat twijfelend aankijken. Jullie hebben mij gekend als een bombarie makende christin, die luidkeels haar 'dode werk' aanprees. Nú ben ik gekalmeerd. Maar mijn nu lévende werk doorstaat de proef. Ik voeg nu niets meer van fanatisme toe aan de blijde boodschap van het ware geluk. Ik draag dat 'levende werk nu als een prachtige jas. Mijn dode werk van vroeger zit in de vodden. Een tijdje lang had ik roem van sommige kortzichtige gelovigen. Nu heb ik roem bij God! De eerste tijd van mijn christen zijn kreeg ik slecht loon naar slecht werk. Pas nu zie ik, hoe royaal God góed werk beloont. En: Hij vertrouwt mij steeds meer toe'" .
    Zo kon ik nu met Jackie en Joop spreken. En: de stemming werd niet bedorven.

    En gisteren; ach: je weet: de zondag vóór kerst: overal kerstzangdiensten. 's Avonds dacht ik:
    "Ik zoek mijn broeders en zusters eens op. Ik wil zon dienst meemaken en christenen zien, die ik anders nooit ontmoet'" .
    Bomvolle kerk. Zingen van:
    - de Heiland, op Wie je blijft hopen
    - het Licht uit de duistere wolken
    - de herdertjes in de stille nacht.
    Och, het deed me wel iets. Maar de verrassing was toch: een meditatie van Gert Buursma.
    Ik ken hem wel; heb hem wel eens beluisterd, maar hier! Hij vertelde iets van achter het ijzeren gordijn. Daarna ging hij over die tekst spreken van Jezus, Die zegt, dat Hij nu toch echt gauw gaat komen (Op. 22:20).
    Hij reikte ook het antwoord aan, dat je kon geven, wanneer mensen-van-buiten je vroegen, wat kerstmis nu eigenlijk betékende. Je kon dan zeggen:
    "Het gaat niet alleen om dat Kind in de kribbe. Dat Kind is een man geworden. Als Overwinnaar en Rechtvaardige Heerser komt Hij terug. Dat zit allemaal in dat kerstfeest. Vermanend én bemoedigend zegt Hij, dat Hij gauw komt. Maar daarvan zullen wij alleen plezier hebben, als wí­j van ónze kant kunnen zeggen,dat Hij- wat ons betreft - van harte welkom is (Op. 22:20)".

    Ik keek naar zijn gezicht. Jaren ouder geworden na die crisis van de zomer. Er was iets met een meisje: een uitgeraakte verkering of zo. Dat heeft hem verschrikkelijk aangepakt. Hij heeft zich hersteld; is rijper geworden.

    Zou er wel voldoende voor hem gebeden worden, want verdriet was toch nog een beetje van zijn gezicht leesbaar. Als í­k nu eens voor hem ging bidden.

    15-09-2007, 20:01 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    08-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.8.6.1.
    4.8.6.1.
    Ilona Verhoeven; via een keihard, absoluut "neen" in de verkeerde poot van de "V".

    19 december 1982: dit jaar is in mijn leven de grote beslissing gevallen. Ik heb altijd, vanuit mijn feministische gevoelens, gezocht naar de volmaakte vrouw. Toen leerde ik, via de nieuwe opvattingen van Joke, het christelijk geloof weer eens op een andere manier kennen. Ik had zo vaak heel diep op haar ingepraat,, nadat we in het een of andere vrouwencafé meegedaan hadden aan de discussies.
    Nú waren de rollen omgekeerd. Zij praatte met ongekend vuur zo op mí­j in, dat ze mij nieuwsgierig maakte. Ik ging met haar naar samenkomsten van met-haar-gelijkgezinden en daar ontmoette ik Gert Buursma. Vanaf dat ogenblik kon 'de volmaakte vrouw' mij niets meer schelen. Dat bijdehante, emotieloze, wat kille, geí«mancipeerde wezen, zoals ik mij dat voordien voorstelde, deed mij niets meer.
    Een korte tijd was heel die verbeten aandacht van mij op hém samengetrokken, vond ik hem -laat me niet lachen- de volmaakte man. Hij bracht mij als een schoolmeisje aan het blozen. Ik was op weg om gewoon verliefd te worden.
    Hij sprak vaak over de volmaakte mens, die de sieraden van Gods Geest droeg (Hooglied 1:5).
    Hij wees erop, hoe indrukwekkend je werd, als je afzag van dood, zelfverzonnen werk en van 'wel in God geloven'. Hij schilderde de volledige overwinning van het 'God geloven' (Rom. 4:3) en van het gehoorzaam ook dóen van het levende, door Jezus vóórgedane werk (Joh. 14:12). Hij schetste de blijdschap, gelegen in het aanbieden van zichzelf aanbevelend levend werk aan de Eeuwige. Hij riep iedereen op om vrijmoedigheid te hebben om de oude kleren uit te doen (Hebr. 12:1). Hij nodigde ons uit om wijs en verstandig te zijn en nieuwe, door God geboden kansen te grijpen.
    Doe de nieuwe kleren aan" .(Ef. 4:24).
    Zo spoorde hij ons aan. En -of hij ons gadegeslagen had - vertelde hij dan van onze vergeefse activiteiten tot dusver, die ons nooit beloning hadden gegeven.
    "Zeg maar 'ja' tegen het nieuwe werk, roep maar glorie'' over het levend bezig zijn".
    besloot hij eens.
    - Nooit meer een gat in je loonzakje; nooit meer het idee, dat je geld op is, vóór je eraan begint (Haggaï 1:6). Altijd overvloed, altijd een antwoord, altijd vrede, altijd innerlijke rust met Jezus.
    En ik zat daar maar naar die mensen in de sam te kijken met die scherpe ogen van mij. Ik luisterde en bouwde een innerlijke weerstand op met als materiaal dat, wat ik zag en hoorde. Ik kén de bijbel, heb hem vroeger van A tot Z bestudeerd. Ik bén hyper intelligent; daarom doorzag ik al die kleinburgerlijke gelovigen direct. Ik wí­st, dat velen van hen dáchten, dat ze wat 'hadden', maar dat ze in feite alleen maar een ander jasje over hun stomheid hadden aangedaan. Ik voorzag al de ontreddering in hun ogen, wanneer ze dat in de laatste, eenzame ogenblikken van hun leven zelf ook in de gaten zouden krijgen. Ik begon hen al in te schatten als tegenstanders en verachtte hen als zodanig. Datzelfde inzicht gaf me ook een andere blik op de bijbel. Vroeger had ik die gezien als een zwak boek, dat je glimlachend in het vuur kon gooien (Jer. 26:23). Nu zag ik die bijbel, zoals hij werkelijk wás: een boek, waar vuur vanuit ging, dat tegenstanders kon verteren (Ps. 97:3). Maar gelijk zag ik de mogelijkheden om de invloed erván met verdraaide teksten erúit terug te dringen.
    Als je dat gek opgemerkt vindt van dat 'hyper intelligente', als je dom giechelt:
    '" Gunst, wie zegt nu zoiets van zichzelf",
    is dat jouw zaak.
    Ik had dus die ménsen én die bijbel door. Ik ging ook mijn positie ten opzichte van God duidelijker afbakenen. Ik geloofde in Hem, maar zei steeds duidelijker "neen" tegen Hem.
    In al dat luisteren náár en de gesprekken mét Gert nam ik die ontwikkeling in mijn innerlijk wáár: groeiende vijandschap jegens Gods kinderen, Gods Woord en God zelf.
    Vanuit de bovenste lagen van mijn persoonlijkheid klonk aanvankelijk een "ja". Vanuit de diepste lagen werd het "neen" steeds bewuster. In zekere zin ben ik blij, Gert te hebben ontmoet. Hij bracht mij tot de bewuste keus. Vooral de preek, die ik zo-even weergaf, werkte als een katalysator. Ik wí­lde die sieraden van Gods Geest niet, ik wilde met ándere kracht worden bekleed (Op. 13:12). Ik wilde niet 'op Gerts manier' indrukwekkend worden; ik wilde -samen met anderen- op een ándere manier worden bewonderd (:15). Ik wilde doods, aards, platvloers, burgerlijk werk wel kwí­jt. Ik wilde echter ánder werk dan Gert aanbeval (:13). Ik wilde dat andere werk best aan iemand aanbieden, maar niet aan die God-van-Gert (:14). Ik wilde een tempel zijn, maar niet voor die Jezus-van-hem (2 Thess. 2:4). Ik wilde loon (Rom. 6:23), maar niet die zoetsappige beloning, waarvan Gert sprak. Ik zocht de waarheid, maar die moest van een andere makelij zijn.

    En toen, in februari, maakte ik kennis met 'hen'. Ik ontmoette mensen van de tegengemeente (Op. 13:15). Zij waren ook geestvervuld (:2). Eén uit hun midden, iemand van werkelijke allure, sprak mij aan. Hij kénde de gedachte, waarmee ik bezig was. Ik luisterde naar zijn woorden: dit was het antwoord; wat ik zocht, het wás niet in het feminisme. Ook niet in het christendom, maar bij hén. Mijn "neen" vond eindelijk de klankbodem, waarnaar het op zoek was. Ik had in de gesprekken met Jo goud bespeurd. Dat goud was me echter te stralend. Ik zocht donker goud. Dat was hí­er. Ik werd ingewijd in hun kring, kreeg kennis van hun eerste geheimen: nee sukkel, denk nu niet aan vrijmetselarij, vergelijk het ook niet met iets anders, dat je kent. Dit was het totaal andere.
    Ik brak met Joke en blies Jan in een gesprek met gemak omver. Er kwam zo'n kracht over me, dat ik tenslotte ook Gert aankon. Mijn hart werd verscheurd, toen ik hem zó moest kwellen. Ik had hem lief, maar wilde zijn innerlijk doden. Ik zou zelfs zover hebben durven gaan om hem helemaal dood te maken (Op. 11:7).
    En tóen de koude triomf: hij ging er áán; hij ging eráán!... Ik had gedacht, dat hij een man was, die niet ineen kón schrompelen, maar: hij schrompelde ineen. Misschien had ik hem tot overlopen kunnen bewegen (Matth. 24:24). O, dan had ik álles in eigendom gehad:
    - de geheimen, die het gevolg waren van mijn rebellie
    - en daarnaast: zijn wezen!
    Maar toen zijn schip al slagzij maakte, greep hij naar 'het oneerlijke wapen'. Er kwam een nevel om hem, die hard werd als een muur (Jes. 54:17); een muur, die mij wég dwong (Jes. 54:15). Hij keek mij na, toen ik huilend naar mijn auto vluchtte. Ik vergeet die blik nooit meer.

    In de auto heb ik God vervloekt en op mijn tong gekauwd van pijn (Op. 16:10).

    08-09-2007, 19:00 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.8.6.1.
    4.8.6.1.
    Ilona Verhoeven; via een keihard, absoluut "neen" in de verkeerde poot van de "V".

    19 december 1982: dit jaar is in mijn leven de grote beslissing gevallen. Ik heb altijd, vanuit mijn feministische gevoelens, gezocht naar de volmaakte vrouw. Toen leerde ik, via de nieuwe opvattingen van Joke, het christelijk geloof weer eens op een andere manier kennen. Ik had zo vaak heel diep op haar ingepraat,, nadat we in het een of andere vrouwencafé meegedaan hadden aan de discussies.
    Nú waren de rollen omgekeerd. Zij praatte met ongekend vuur zo op mí­j in, dat ze mij nieuwsgierig maakte. Ik ging met haar naar samenkomsten van met-haar-gelijkgezinden en daar ontmoette ik Gert Buursma. Vanaf dat ogenblik kon 'de volmaakte vrouw' mij niets meer schelen. Dat bijdehante, emotieloze, wat kille, geí«mancipeerde wezen, zoals ik mij dat voordien voorstelde, deed mij niets meer.
    Een korte tijd was heel die verbeten aandacht van mij op hém samengetrokken, vond ik hem -laat me niet lachen- de volmaakte man. Hij bracht mij als een schoolmeisje aan het blozen. Ik was op weg om gewoon verliefd te worden.
    Hij sprak vaak over de volmaakte mens, die de sieraden van Gods Geest droeg (Hooglied 1:5).
    Hij wees erop, hoe indrukwekkend je werd, als je afzag van dood, zelfverzonnen werk en van 'wel in God geloven'. Hij schilderde de volledige overwinning van het 'God geloven' (Rom. 4:3) en van het gehoorzaam ook dóen van het levende, door Jezus vóórgedane werk (Joh. 14:12). Hij schetste de blijdschap, gelegen in het aanbieden van zichzelf aanbevelend levend werk aan de Eeuwige. Hij riep iedereen op om vrijmoedigheid te hebben om de oude kleren uit te doen (Hebr. 12:1). Hij nodigde ons uit om wijs en verstandig te zijn en nieuwe, door God geboden kansen te grijpen.
    Doe de nieuwe kleren aan" .(Ef. 4:24).
    Zo spoorde hij ons aan. En -of hij ons gadegeslagen had - vertelde hij dan van onze vergeefse activiteiten tot dusver, die ons nooit beloning hadden gegeven.
    "Zeg maar 'ja' tegen het nieuwe werk, roep maar glorie'' over het levend bezig zijn".
    besloot hij eens.
    - Nooit meer een gat in je loonzakje; nooit meer het idee, dat je geld op is, vóór je eraan begint (Haggaï 1:6). Altijd overvloed, altijd een antwoord, altijd vrede, altijd innerlijke rust met Jezus.
    En ik zat daar maar naar die mensen in de sam te kijken met die scherpe ogen van mij. Ik luisterde en bouwde een innerlijke weerstand op met als materiaal dat, wat ik zag en hoorde. Ik kén de bijbel, heb hem vroeger van A tot Z bestudeerd. Ik bén hyper intelligent; daarom doorzag ik al die kleinburgerlijke gelovigen direct. Ik wí­st, dat velen van hen dáchten, dat ze wat 'hadden', maar dat ze in feite alleen maar een ander jasje over hun stomheid hadden aangedaan. Ik voorzag al de ontreddering in hun ogen, wanneer ze dat in de laatste, eenzame ogenblikken van hun leven zelf ook in de gaten zouden krijgen. Ik begon hen al in te schatten als tegenstanders en verachtte hen als zodanig. Datzelfde inzicht gaf me ook een andere blik op de bijbel. Vroeger had ik die gezien als een zwak boek, dat je glimlachend in het vuur kon gooien (Jer. 26:23). Nu zag ik die bijbel, zoals hij werkelijk wás: een boek, waar vuur vanuit ging, dat tegenstanders kon verteren (Ps. 97:3). Maar gelijk zag ik de mogelijkheden om de invloed erván met verdraaide teksten erúit terug te dringen.
    Als je dat gek opgemerkt vindt van dat 'hyper intelligente', als je dom giechelt:
    '" Gunst, wie zegt nu zoiets van zichzelf",
    is dat jouw zaak.
    Ik had dus die ménsen én die bijbel door. Ik ging ook mijn positie ten opzichte van God duidelijker afbakenen. Ik geloofde in Hem, maar zei steeds duidelijker "neen" tegen Hem.
    In al dat luisteren náár en de gesprekken mét Gert nam ik die ontwikkeling in mijn innerlijk wáár: groeiende vijandschap jegens Gods kinderen, Gods Woord en God zelf.
    Vanuit de bovenste lagen van mijn persoonlijkheid klonk aanvankelijk een "ja". Vanuit de diepste lagen werd het "neen" steeds bewuster. In zekere zin ben ik blij, Gert te hebben ontmoet. Hij bracht mij tot de bewuste keus. Vooral de preek, die ik zo-even weergaf, werkte als een katalysator. Ik wí­lde die sieraden van Gods Geest niet, ik wilde met ándere kracht worden bekleed (Op. 13:12). Ik wilde niet 'op Gerts manier' indrukwekkend worden; ik wilde -samen met anderen- op een ándere manier worden bewonderd (:15). Ik wilde doods, aards, platvloers, burgerlijk werk wel kwí­jt. Ik wilde echter ánder werk dan Gert aanbeval (:13). Ik wilde dat andere werk best aan iemand aanbieden, maar niet aan die God-van-Gert (:14). Ik wilde een tempel zijn, maar niet voor die Jezus-van-hem (2 Thess. 2:4). Ik wilde loon (Rom. 6:23), maar niet die zoetsappige beloning, waarvan Gert sprak. Ik zocht de waarheid, maar die moest van een andere makelij zijn.

    En toen, in februari, maakte ik kennis met 'hen'. Ik ontmoette mensen van de tegengemeente (Op. 13:15). Zij waren ook geestvervuld (:2). Eén uit hun midden, iemand van werkelijke allure, sprak mij aan. Hij kénde de gedachte, waarmee ik bezig was. Ik luisterde naar zijn woorden: dit was het antwoord; wat ik zocht, het wás niet in het feminisme. Ook niet in het christendom, maar bij hén. Mijn "neen" vond eindelijk de klankbodem, waarnaar het op zoek was. Ik had in de gesprekken met Jo goud bespeurd. Dat goud was me echter te stralend. Ik zocht donker goud. Dat was hí­er. Ik werd ingewijd in hun kring, kreeg kennis van hun eerste geheimen: nee sukkel, denk nu niet aan vrijmetselarij, vergelijk het ook niet met iets anders, dat je kent. Dit was het totaal andere.
    Ik brak met Joke en blies Jan in een gesprek met gemak omver. Er kwam zo'n kracht over me, dat ik tenslotte ook Gert aankon. Mijn hart werd verscheurd, toen ik hem zó moest kwellen. Ik had hem lief, maar wilde zijn innerlijk doden. Ik zou zelfs zover hebben durven gaan om hem helemaal dood te maken (Op. 11:7).
    En tóen de koude triomf: hij ging er áán; hij ging eráán!... Ik had gedacht, dat hij een man was, die niet ineen kón schrompelen, maar: hij schrompelde ineen. Misschien had ik hem tot overlopen kunnen bewegen (Matth. 24:24). O, dan had ik álles in eigendom gehad:
    - de geheimen, die het gevolg waren van mijn rebellie
    - en daarnaast: zijn wezen!
    Maar toen zijn schip al slagzij maakte, greep hij naar 'het oneerlijke wapen'. Er kwam een nevel om hem, die hard werd als een muur (Jes. 54:17); een muur, die mij wég dwong (Jes. 54:15). Hij keek mij na, toen ik huilend naar mijn auto vluchtte. Ik vergeet die blik nooit meer.

    In de auto heb ik God vervloekt en op mijn tong gekauwd van pijn (Op. 16:10).

    08-09-2007, 19:00 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    02-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.8.5.4.
    4.8.5.4.
    Gert Buursma; sterke vent; zware verzoeking.

    18 december 1982: de tiendaagse veldtocht'' is ook voor mí­j begonnen. Ik behoor bij de kapelgemeente, maar de zaken hebben zich zó ontwikkeld, dat ik veel ga spreken, ook in andere groepen. Niet alleen in volle evangeliegemeenten en zo, maar ook in kerkelijke kringen.
    Dat komt zó: allereerst geven Bart en Aaf je zo lekker de ruimte. Daarnaast speelt echter ook het volgende: ik zit in bijbelverspreidingswerk achter het IJzeren Gordijn en breng hí­er dikwijls de groeten over van geloofsgenoten dáár. Dat is nieuws, waar allerlei Christenen op zitten te wachten. Vandaar: in deze tijd van de ene kerstfeestviering naar de andere: bij allerlei soorten gelovigen. En maar vertellen van hén ; naast uiteraard het gebruikelijke.

    Deze tijd van het jaar komt zo onwezenlijk op mij over. Vanmiddag nog in een groot winkelcentrum met allemaal kerstmanpoppen, uitgedost, alsof ze wezens uit de ruimte waren. En overal kopende mensen, terwijl de radio net doet alsof het halve land beneden de armoegrens zit. Zo onecht, zo verwarrend allemaal.
    Op 2 januari rijd ik weer met mijn vaste maat over stille, smalle, slechte wegen. Wij gaan bijbels brengen aan mensen, die geen weet hebben van ruimtekerstmannen en voor wie ónze armoedzaaiers rijke lui zijn.
    Moeilijk, riskant werk. Vóór ik eraan begon, deed lafheid mij soms ineen schrompelen. Ik zei:
    "Nee, mij te link,
    maar God zei:
    " Ja".
    Nu doe ik het al weer jaren.
    En ook dáár spreek ik; niet zozeer in kerken, maar meer in volgepropte huiskamers. De mensen dáár drinken haast kritiekloos - die indruk krijg je aanvankelijk wel eens - alles in, wat je zegt. Je komt immers uit 'het westen', je bent bijna een tovenaar, je kunt hén bereiken. Glad en soepel - nou ja, op die smokkelbijbels na dan- overschrijd je grenzen, die voor hén onverbiddelijk zijn. Kijk, zo denk je in het begin wel eens, dat hun overwegingen zijn.
    Ik zei toen wel eens;
    "Doorproef je wel, wat ik zeg. Tóets je het wel?! Je hoeft het niet zonder meer op te zuigen".
    Maar zij antwoordden:
    "Wij wí­llen niet afgesloten raken. Wij willen verbonden blijven met de hele wereld; en '
    kritiekloos aanhoren'; dat lí­jkt maar zo. Onze oren zijn gescherpt door de vervolging. Onze ogen zijn verhelderd, nu wij de propaganda hebben doorzien. Wij koersen naar de goede rede. Wat jij zegt, is wind in onze zeilen".
    Wat een volk hè¨, arm en toch rijk. Dat moet je hebben: zo'n gehoor, zo'n gescherpte, 'helderziende', gelouterde groep.
    In óns land steken de broodkruimels wel eens. Een verwende schare, niet gehard door openlijke, zichtbare vervolging.
    Als 'taartjes-eters' genieten ze van allerlei prediking (2 Tim. 4:3). Toch doen ze er niets wezenlijks mee (Luc. 6:46). En in de verborgen, onzichtbare verleiding blijken zij minimumlijders; rijk en toch arm. Kom, laat ik nu niet generaliseren. Zo zí­jn er; maar er zijn er ook velen, die ánders zijn.
    Hoe bereik je het maximum?! Door drúk! (Op. 15:2). Zoals drukking van de melk boter voortbrengt (Spr. 30:33), zo brengt ook de verdrukking van het geloof de room boven (Hebr. 11:34).
    Pas dán leer je goed inzien, dat het roer van je levensschip echt óm moet.

    Overigens, voor verdrukking van je geloof hoef je niet in het bijzonder in een Oost-Europees land te vertoeven. Verdrukking kun je ook - veel subtieler - hí­er meemaken: mensen, die je boodschap van Jezus horen, die erdoor verontrúst worden. Zij willen geen 'ja
    ' zeggen. Door hun neen'' voortgejaagd, moeten ze wel naar stenen grijpen.
    Stenen, om jou daarmee te bekogelen.
    Zij willen hun dode daden niet inruilen voor levend liefdewerk. Zij wí­llen niet uit het harnas van hun boze instelling geholpen worden en bekleed worden met de soepele wapenrusting van God. Zij willen Gods schoonmakende rivier niet door de Augiasstal van hun leven leiden. Zij willen Gods blijde vlag niet laten wapperen. Zij willen verder gaan onder de doodskopvlag van de roverhoofdman.

    Wanneer je meemaakt, dat ze zo nee'' tegen je schreeuwen, dan is dat óók verdrukking. En wanneer dat neen'' dan komt uit de mond van een jonge vrouw, waarop je stapeldol verliefd bent: maar dát komt aan! Ik ben Ilona gaan liefhebben. Eind 1981 ontmoette ik haar voor het eerst. Op de bruiloft van Jan en Joke liepen we hand-in-hand. Maar niet lang daarna; wat er toen gebeurde; ze leek wel omgedraaid als een blad aan de boom. In intelligentie waren we aan elkaar gewaagd. Onze gesprekken waren flitsend en scherp. Van mijn kant echter werden ze doortrokken van steeds meer genegenheid. Ook van haar kant zat er iets voortdurend lievers in.
    En toen opeens: wég bij haar het lieve: bikkelhard. Ik kon niet tegen haar op. Ik ben wedergeboren en vervuld met Gods Geest, maar ik hield het niet in dat laatste gesprek. Ik werd door haar vernield; ómgegooid, kon tenslotte alleen nog maar in tongen bidden, om niet totaal te worden vernietigd. Toen hield ze op met haar aanval, holde naar haar auto.
    Ik zag ze met geestelijke ogen, dat verrukkelijke kind. Een piratenschip was ze, de zwarte vlag wapperde. Gewapend was ze met het verschrikkelijkste wapentuig. Ze droeg een kogelvrij vest en was onbereikbaar. Ik voelde mij verslagen, maar zí­j vluchtte.

    In mijn totale ontreddering ging ik naar Jan en Joke. Ik trof Joke alleen. Toen in uitverteld was, zei ze:
    "Gert, dit was het ogenblik van je felste strijd tot dusver. Je bént niet verslagen. Je bidden in tongen maakte je uiteindelijk tot overwinnaar. Ik moet nu denken aan Jezus bij die eerste, grote krachtmeting (Matth. 4:1). Na zijn overwinning werd Hij door engelen bediend (:11). Ik ga jou nú dienen met wat te drinken en wat te eten, maar ook met gebed".
    En we hebben samen gebeden. Maar bidden voor Iloon, dat ging niet en dat gaat niet (1 Joh. 5:16).

    02-09-2007, 16:33 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    27-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    4.8.5.3.
    Aaf Vonk, een terugtocht, die een enorme opmars bleek.

    17 december 1982: wel, tot dusver heb ik me aardig koest gehouden. Jullie wisten van me als: de vrouw van Bart Vonk. We gaan gauw iets aan die onvolledige beeldvorming doen. Let eens op die naam: Aaf… kort. En denk eens, hoe die naam in mijn jeugd werd uitgesproken. Aef. Welke streektaal? Noord-Hollands. Ik ben een rasechte, heb de hardblauwe ogen en het hele voorkomen van de mensen uit die streek. Je weet wel, dat gebied tussen Den Helder en de lijn Skaegen-Purmerend, waar het altijd waeit. Je kent de mensen uit dat gebied misschien wel: het is geen gemakkelijk volk en in hún midden stond ík bekend als een ‘kwaei’ … dus: kijk maar uit.
    God is echter altijd op zoek naar goud. Dat goud zit bij die resolute, harde mensen van dáár net zo goed als bij het aarzelende, zachte volk, dat je elders wel vindt.
    Wij – mensen uit ‘de streek’- kunnen er óók oog voor krijgen, dat ‘werk van de aarde’ doods is. Ook wíj kunnen ontdekken,dat ‘werk van de hemel’ leeft. Wij gaan dan echter ook stáán in dat nieuwe. Wij zijn geen wegsmeltend schuim, maar blíjvend staal. Wíj roeien niet meer bij de minste of geringste tegenstand de verkeerde kant op. Wij kennen de wind in ons natuurlijk leven; wel: wanneer hij in ons geestelijk leven opsteekt, dan zijn wij geneigd, een zeiltje bij te zetten. Ook tégenwind beschouwen wij als mééwind. Wij zeggen:
    “Heer, ook dit werkt mee ten goede” (Rom. 8:28).
    Wij laten ons in zo’n geval des te harder naar de goede kant van God blazen. We zeggen tegen de Heer:
    “Stórm ons maar uit de oude spullen; we verlangen naar de nieuwe”
    Zo zijn ‘wij van daar’. En als je zegt:
    “Nou … Aáf… vrij jij die lui niet te hard op?”
    dan zeg ik:
    “Als ik het niet doe, doet niemand het.”

    Toen mijn man de kant van God koos, deed ik ferm mee. Toen hij zo’n beetje een gemeente onder zijn hoede begon te krijgen, blies ik míjn partij ook heel lúid mee. Ik blies die partij zó indringen,d dat de gemeenteleden wel eens spraken van ‘broeder Aaf’. Maar toen kwam de verandering. Ik was altijd zo dominerend geweest, dat mijn man een tikje in de schaduw bleef. Ik blééf vooralsnog dominerend, maar híj kwam úit die schaduw. Hij was altijd maar een klein ambtenaartje, die van zijn iets-meer-dan-modale-salaris net een tam wagentje kon rijden. Toen hij echter aan gewicht won in Gods koninkrijk, begon hij warempel ook promotie te maken in het leven van alle dag (Matth. 6:33). Er kwam een mooie, ruime koopflat voor ons en de drie kinderen. En warempel sinds kort ook: een áuto. Want dat blikje van vroeger kon ik geen ‘auto’ noemen.
    Ik kon het eerst zo moeilijk hebben, dat hij zo… zo groot werd.
    Het leidde echt tot wrijvingen.
    Maar tóen zag ik, dat het mooi werd, zoals het aan het groeien was. Daardoor aangemoedigd, stond ik toe, dat God ook aan mij ging werken. En de resultaten?! Het krampachtige, heerszuchtige van ‘de vrouw met de broek aan’ week. Jezus hing mij de krans en het sieraad om van de echte vrouwelijkheid (1 Petrus 3:3). Het al te mannelijke in mij werd getemd. Mijn man schoof naar voren. En ik… schoof ik naar áchteren? Eigenlijk niet; ik werd een ‘hulp tegenover hem’ (Gen. 2:18). Hoe werkte dat nu op onze gezamenlijke situatie uit?
    Een voorbeeld: hij trok mensen aan, die krachtiger werden dan hijzelf.
    Aanvankelijk had ik geroepen:
    “Kijk uit oen… ze drukken je weg!”
    Nú werd ik gewonnen voor zíjn inzicht:
    “Laten het allemaal maar reuzen worden. Ik kan beter op hen allemaal tezamen leunen dan zij met z’n allen op mij.”
    Ik werd helemaal gerustgesteld, toen ik merkte, dat hij zijn duidelijk door de Heer aangewezen positie als ‘engel’ (Op. 2:1) toch niet prijsgaf. Een ‘Lamme Goedzak’ werd hij niet.
    Het gaat zó goed nu! Bart heeft zó de ‘gave van het woord’. Al die reuzen, ook de Van Dalens, voor wie ik met name bang was geweest, zitten zó geboeid te luisteren, wanneer hij iedereen in vuur en vlam zet voor Jezus. Bijvoorbeeld onlangs, toen hij besloot met:
    “Abraham heeft de dag van het in-ons-midden-zijn van de Here Jezus voorzien. Wat was hij blíj (Joh. 8:56). Zouden wij dan niet blij zijn! Goed, die grote dagen van zijn eerste aanwezigheid zijn nu voorbij. Maar: wat een vrucht brachten zij óns! En: wij leven nu in de dagen van zijn twééde aanwezigheid. Met zijn Geest wil Hij nu in ons ínnerlijk wonen (Rom. 8:11). Binnenkort komt de tijd van zijn dérde aanwezigheid. In ons hart, zoals ook nú … en als een Koning tussen óns als zijn vórsten (Jes. 32:1). En daarna… wordt het nóg heerlijker.”
    Iedereen, al die machtige gelovigen, sprongen op. En zoals ze dat lied zongen:
    “Majesteit, groot is zijn Majesteit
    Lof zij Jezus, glorie, hulde en eer…”

    We groeien in onze gemeente: in de diepte en in getal. Even de schijnwerper op een paar nog betrekkelijke nieuwelingen:
    In de wat oudere wijk, hier vlakbij, wonen Jan en Joke Donker. Ik voel me tot die twee erg aangetrokken.
    Hij is eigenlijk zo’n boef hè. Geen gluiperd, maar echt-voor-z’n-raap. Altijd een wildeman, een schreeuwer, maar toch met een warm hart voor het milieu en tegen de terreur en de atoombewapening… en … actief in het buurtwerk.
    Je moet rekenen: vroeger woonden wij daar ook; hij was een ‘wijk grootheid’ en ik kende hem toen al zo’n beetje. Hij durfde zich uit kraakpanden te laten meppen en vatte kou in maartse tentenkampen… en díe vent werd veroverd door Jezus!
    En Joke… gewoon een vriendin voor me. Onze drie dochters zijn gek op haar.
    Toen ze zo bang was in die verwachtingstijd, heeft ze bij mij uitgehuild.
    En nu huilen míjn meisjes wel weer eens bij háár uit. Ze hélpt mij gewoon in de opvoeding.

    Ik kom wel weer eens wat verder gezelsen, maar zo moet het nu maar even.

    27-08-2007, 10:56 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    18-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    4.8.5.2.
    Gedenk de weg, waarin de HERE u geleid heeft (Deut. 8:2)

    16 december 1982: op het binnenplein van het winkelcentrum schudt de kerstboom in de felle wind. Wanneer je wat langer kijkt, zijn de elektrische lichtjes net cirkeltjes. Wacht: ik kijk even door het raam aan de andere kant. Bár zeg; de kerstboom dáár ligt óm! Geen wonder: wanneer het al zo waait, waar het nog beschut is, hoe.....
    Bart jongen; daar ga je weer… je hebt een troetelnaampje in de gemeente: Bart zit een preek in".
    Hou het in de hand knul!

    Ik ben nog niet zo heel lang voorganger van een groep pinksterchristenen. Nu ja, toch al weer tien jaar. Dat is in deze slijtende milieus niet eens zo gek. God stelt al degenen, die zich aanbieden voor dienst in zijn koninkrijk, wél op de proef. Dat is heel goed, heel nodig. Lang geleden bekeerde ik mij en werd ik wedergeboren. Ik zei tegen Jezus:
    "Met uw hulp wil ik gaan pogen om mensen te redden. Er zijn er velen, die goud zouden willen betalen voor innerlijke rust. Tegen hen zal ik zeggen, dat er geen prijs betaald hóeft te worden. Ik zal ze vertellen, dat je -om niet- Gods geestverruimende wijn en zijn voedzame melk kunt drinken (Jes. 55:1).
    Ik zal ze de boodschap brengen, dat hun innerlijk niet langer onvruchtbaar hóeft te blijven (Jes. 54:1). Wat zúllen ze blij zijn, wanneer ze horen, dat ze in overvloed vrucht kunnen dragen (2 Cor. 9:8) !
    Jezus stuurde mij op pad. Dat werd mijn proef-, mijn stagetijd. Het heeft geen zin om al mijn missers hier op te lepelen. Het eindresultaat van mijn optreden in totaliteit was in ieder geval zó:
    Velen zeiden:
    "Jij hebt meer dan ik".
    Dan was mijn antwoord:
    Kom, ga met mij en doe als ik (Ps. 122:1)".
    Een aantal deden dat en begonnen tot God te bidden. Sommigen kregen zó de smaak van dat bidden te pakken, dat die activiteit hun dode werken wegblies en hen volspoot met levend werk. 'Bid en werk'zogezegd, hoewel dat nergens in de bijbel staat.
    Ze hadden 'het doel' in het oog gekregen:
    - hun oude todden uitdoen en hun nieuwe kleren aantrekken.
    Zij waren als kaarsen, die ik aan had mogen steken. Zoals ik wakker was geschud, zoals ik hén wakker had geschud, zo handelden ook zij met wéér anderen.
    "Hee zeg, slaap niet zo vast. Je bent al een béétje dood. Als je maar dóór blijft suffen, word je toch heus té dood. Dan ben je niet meer te beroepen".
    Zo kwamen er steeds meer mensen, die wakker werden uit een dommel. In die gevaarlijke dommel hadden ze maar één onbewuste bezigheid gehad
    Een hekel hebben aan Jezus en Hem kwaad doen door "neen" tegen Hem te zeggen.
    Zij wreven zich de slaap uit de ogen en begonnen heel bewust
    Jezus lief te hebben en Hem goed te doen door ja" tegen Hem te zeggen.
    En al die mensen dromden rond mij samen.
    Wéér zwijg ik over mijn uitglijders. Ik schets alleen de grote lijn van Gods genade.
    Zo is het gegaan, zo eindigde mijn stagetijd; zo werd ik voorganger. Sommigen van hen, die zich óm mij verzamelden, waren geestelijk veel groter dan ik. Ik leerde met veel vallen en opstaan op de duur om daarop niet jaloers te zijn. Dat was een voortgezette training door Jezus. In veel beroepen heeft men lichamen, die zorgen voor 'education permanente'. Wél, Jezus weet daar ook wat van!
    Ik leerde uiteindelijk -na een periode van teveel-hooi-op-mijn-vork-nemen- mijn táák te zien:
    Engel (dat is) beheerder, organisator ven een gemeente te zijn (Op. 2:1)
    Hoewel ik uiteraard inzie, dat met dat woord 'engel' ook heel wel een -echte- engel bedoeld kan zijn.
    Met Mao Ze Dong leerde ik zien, maar in een iets andere context:
    "Laat duizend bloemen bloeien".
    Om mij heen groeiden 'eikenbomen der gerechtigheid' op.
    Machtige profeten, heerlijke herders, gezegende leraars, vurige evangelisten. Ik hield ze niet klein. Ook weer na de nodige misgrepen weerstond ik de verzoeking daartoe. Zij van hun kant waren zo hoffelijk; zij lieten mij in mijn waarde: ik spreek graag; doorproef het woord met de gelovigen. Ik blééf gelegenheid daartoe houden.
    Ik werk veel met heel praktische voorbeelden; Jan Donker - een van onze nieuwe mensen - kan nog met smaak vertellen, hoe een preek van mij -over 'pannenkoeken bakken!' (Hosea 7:8) hem eens heel veel deed.
    O ja, nóg een talent kreeg ik erbij: omgaan met jeugd. 's Zomers gaat een groot deel van mijn vakantie op aan tienerkampen. Daar worden de jongelui niet gehersenspoeld en verkrampt met 'niet naar de bios' en 'niet je opmaken' en 'niet ... enz'. We begraven hen onder zóveel 'ja's', dat de 'neens' uit henzelf gaan opkomen en besproken kunnen worden. Dat is op de duur doelmatiger dan allerlei geïnjecteer.
    Mijn vrouw Aaf is tot nog toe in mijn verhaal niet voorgekomen. Dat komt, omdat zij dadelijk het woord krijgt. Maar ik wí­l alvast dí­t zeggen:
    "Wij zijn samen een team."
    Wanneer je het in verband met de oudstenraad ziet: een team in een team. Laat ik een voorbeeld noemen: die Jan Donker, waarover ik het zo-even had, is getrouwd met Joke Willems. Toen ze pas bij ons kwamen, hokten ze nog. Dat heeft toen nog deining gegeven. Zuster Van der Kaa heeft er bijna een scheuring uit gebrouwen. Maar goed, dat is over. Ik herinner mij, dat we Jan en Joke als oudstenraad eens bedienden.
    Het was nog in die 'samenwoningstijd. Dat was meer het globále '' schoonmaakwerk'. Maar met Aaf samen ben ik laatst tweemaal bij hen geweest. Joke was gravida en maakte zich zorgen: de eerste maal. Later, toen het kind er was, wéér. We hebben bij die gelegenheden gevieren gebeden. Dat is het meer gedetailleerde schoonmaakwerk.
    Weet je, wat zo mooi is, vóór we op de knieí«n gingen, waren we broers en zusters. Toen we opstonden en ook verder gereed waren met ons gesprek, bleken we ook nog eens vrienden en vriendinnen te zijn.

    O ja, lezers: staat de kerstboom van úw leven op de binnenplaats al te trillen van de wind? Reken erop, hij moet naar buiten. Alleen met Jezus staat hij schoor tegen het omwaaien.

    Hé, daar ben ik toch weer aan het preken.

    18-08-2007, 19:10 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    12-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.8.5.1
    4.8.5.1.
    Joke Donker: Gods volk wordt uitgeleid; het gaat met vreugde voort

    15 december 1982: Donker, koud, winderig, nat. Weet je nog, toen wij, jij en ik, elkaar voor het eerst ontmoetten? Toen van dat weer. Maar wat een verschil!: toen zaten het duister en de kilte, de guurheid en de kliemerigheid ook van binnen. Nú niet meer. Als het ware met een houweel sla ik de met vunze vochtschimmels overdekte puinhopen van vroeger weg. Bederf lag toen over mijn leven als een vieze aanslag.
    Om een voorbeeld te noemen: de mensen zágen, dat ik te dik was.
    Ze begrépen wel, dat te grote eetlust daarachter zat. Maar ze wisten niet, waardoor die vraatzucht veroorzaakt werd: onvrede en nare herinneringen.
    Wel, dat was maar één ding. Nu is er vrede en genezing van verdrietige herinneringen. Ik stijg nu boven het bederf uit naar het niet-bederf. Ik zeg tegen God:
    "Heer, open Uw ogen maar wijd over dat leven van mij; geef Uw opdrachten maar. Nee, U zadelt mij niet op met blijvend onaangename taken."
    Waarom ik dat laatste nu in mijn gebed zei?:
    Sommige akkefietjes zí­jn vervelend, zoals dat telefoontje van mams in augustus, waarmee ze het stilzwijgen brak. Ze wilde wel goed worden, maar ze wrokte nog wat over dat, wat zij noemde: 'moeten trouwen'. Ik moest haar over een dood punt heen helpen. Dat was even een erg onprettig werkje. Haar onjuist inzicht was namelijk voor mij erg kwetsend. Ik moest die bezeerdheid echter op-de-koop-toe nemen. Iets hogers -relatieherstel- eiste dat. De uitkomst van ons verzoenend gesprek was echter weer prima.
    Ik hoorde laatst een Christin klagen, dat zij altijd allerlei zielige figuren moest opbeuren. Nooit was er eens iets fleurigs. Maar later was zij heel opgewekt: zij had iemand tot de Heer mogen leiden. Ook hiervoor zal wel gelden, dat je geen opgaven krijgt, die te zwaar zijn (2 Cor. 10:13).
    Er is overigens ook werk in de dienst van de Meester, dat direct al aangenaam is. Die babbeltjes met Michiel en eerder met Astrid: dát zijn prettige karweitjes. Wat een heerlijke kinderen van God kunnen die twee worden (O ja, ik zeg altijd: mams, alleen als ik 'us heitelan' ben, zeg ik wel eens: mem).
    Weet je:
    - Ik voel me nu -in de donkere dagen voor kerst- net een boom in het voorjaar: het geloof in Jezus is in mij aan het uitbotten.
    - En: niet alleen het geloof í­n Jezus;  ook het geloof ván Jezus. Soms zie ik mijzelf als een boot met een heel sterke motor. Vroeger hielden waterplanten mijn levensscheepje vast. Nu ranselt de schroef het wier kapot.
    - Soms heb ik het idee, dat ik een korenveld ben. Alle goede, nieuwe gedachten zijn als volle aren. Gods zon laat ze rijpen. Bescheiden buigen zij zich in zijn warmte neer. Vroeger stonden mijn loze aren parmant omhoog. Ik had hoge bloeddruk van alle opgewonden ideeën, daar achter mijn nederige terminal. Dood werk allemaal hè¨. Nu kan ik Carla helpen. Levend werk. Tóen niet; zo onbeduidend alles toen.

    Ik kan me voorstellen, dat de meisjes en de vrouwen zeggen:
    Hé Joke, je hebt toch een kí­nd gekregen. Je zit nu allemaal wel te kwebbelen:
    -  over je vroegere lompen en je maatmantelpak van nu
    -  over de grote schoonmaak van het spinrag van toen en de hygií«nische lysollucht van nu.
    Maar, hoe zwaar Marcel woog, hoe lang hij was, de kleur van zijn ogen en zijn haren;  van de echt interessante dingen, waarop we zitten te wachten, weten we niets" .
    .Goed; daar gaat ie. Veel beknopter dan ik zou willen. Ger is echter, juist voor wat betreft deze echt gezellige dingen, toch lástig!

    Toen het kind nog bij me woonde, groeide het een tijd zó slecht. Ik bén toch bang geweest, dat die infectie van tóen er iets mee te maken had. Bart en Aaf Vonk hebben met mij gebeden en die demonen van angst bestraft. Ik ben goed onder medische controle gebleven. De groei begon opnieuw en ook de bewegingen, die een poosje minder waren geweest, werden weer sterker. Ik stond in die tijd onder enorme druk. Vroeger was ik veel ziek geweest, hartstikke nerveus, constant gespannen.
    Heroïne-injecties, jaren terug al, hadden destijds iets in mijn hersens als met schuurpapier gekrast. En dan, in die slechte positie, belast met een erfenis van vroeger:
    - die niet zo vlotte gang van zaken rond 'het kind'
    - Hendriks, die mij onder het mom van het komende zwangerschapsverlof uit mijn chefplaats wegduwde en uit de ondernemingsraad.
    - De tijdelijke verwijdering met 'thuis'
    - Jans werkloosheid.
    Als de Heer mij niet had ondersteund... (Ps. 27:13).
    Toen: de geboorte. De dokter zei:
    "Je bent ook wel wat láát: negenentwintig; maar: de volgende keer gaat het beter"
    Op zulk een moment -wanneer de laatste persweeí«n eraan komen- zou je wel uit bed willen komen om zo'n man te slaan. Marcel kwam, huilde bijna niet, wilde niet drinken. Goed; het wás een schat, met die sterke blauwe ogen van Jan, ook met zijn blonde krullen. Het kon een broertje van Dick zijn - haha -¦ maar het was maar een dunnetje;  2800 gram... en kléin!... zes en veertig centimeter.
    Maar we hebben met de familie Vonk weer vurig gebeden. Zo fijn hè, om elkaar vast te houden. Er groeit zo'n liefdeband. Wanneer de een zwak is, dan is de ander sterk. Want neem nu toch Corry Bakker. Die kwam ook nog op bezoek. Zij stak ons toch een hárt onder de riem! Die Cor hè. Heeft het op het ogenblik zó druk met die toestand in Suriname. Maar ze heeft ook verkéring gekregen met een jongen van daar. Zodoende; dat vertelt ze overigens zélf wel. In ieder geval: Marcel is nu de vrolijkheid zelf. Overdag is hij in de crèche. Ik vecht namelijk om mijn mooie baan terug te krijgen. Maar dan moet ik er wél zijn! Overigens zit er iets aan te komen van een deeltijdbaan.
     

    12-08-2007, 15:42 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    05-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.8.4.4.
    4.8.4.4.
    Jan Donker:
    " en gij zult mijn getuigen zijn" (Hand. 1:8)

    14 december 1982: wel, jullie zí­jn al bijgepraat merk ik, ook voor wat betreft Paul en Marian.
    Ja- ik doe maar door- met een brief aan die broer van mij en een gesprek met die gehaaide vriendin van hem. En altijd dí­t getuigenis, dat ikzelf zo diep beleefd heb:
    - word toch eens vol met Gods gezindheid (Ef. 5:18) en ní­euw door zí­jn beïnvloeding (Ez. 11:19).
    - Verander nu eens niet je maniertjes en je voorkomen - zo onrealistisch toch- maar verander door zí­jn kracht wezenlijk in je dénken (Rom. 12:2) en in je daden (Op. 19:8).
    - Kom uit je ' dwars gebakken zijn'. Laat je door God boven-die-dwarsheid-uit verhógen, omhóóg tillen (1 Cor. 12:31).
    Doe het gauw, doe het nu. De dag, waarop je toch echt kláár moet zijn, komt onverhoeds. Nu kun je nog werken, dán gaat het niet meer (Joh. 9:4). Dan kun je niet meer roepen:
    "Joehoe, ik kom eraan",
    dan moet je kunnen zeggen:
    "Hier bén ik".

    Zo doe ik in al mijn gesprekken. Laatst zelfs nog in dat heel zware gesprek met Ilona. Het was of zij me wégspoelde. Maar ik kon toch nog waarschuwen, dat zij haar eigen belang moest prijsgeven, de ballast moest wégdoen.
    Toch was ze anders dan ieder ander. Ze zei:
    " Ik heb geen eigen belang meer. Ik héb geen ballast" .
    Ik probeerde nog:
    "Maar ik heb altijd gedacht, dat je diepste wezen in het teken van het verlangen stond".
    En zij weer:
    " Ja, maar niet naar Jezus"
    Een náár gesprek. Geen enkele weerklank voor mijn gevoelens, alleen maar disharmonie.
    Maar goed, dat is er ook maar één. Lotty bijvoorbeeld - ik ken ze, net als Ilona, via Joke- is zó aanspreekbaar. Zij is een beetje uit die ivoren toren van " wij in de Foyer". Ze ziet toch meer, dat we ook wel allemaal samen een belevenis met God moeten hebben (Ef. 3:18).

    En Henk: ach, hij is hard, maar ánders, minder hopeloos-ver-weg dan Ilona, dacht ik.
    Maar:
    - je wilt geen preekjes over dood werk zónder en levend werk mét toekomst
    - je wilt geen bespiegelingen over een oude jas, die in de vodden gaat en een nieuwe, waar je helemaal wég van bent: " die coupe ; dat dessin"
    - je wilt geen gejuich horen over de bezem, die ik door de troep gehaald heb en de vlag, die nú boven mijn leven wappert !
    o.k., o.k., jij je zin, ander verhaal:

    Ik leid nu het gemeentekoor, er zí­tten toch talenten bij! Dat dochtertje van Vonk, een leuk, aanhalig ding, hééft me toch een stemmetje. Ze draagt de hele groep.
    We oefenen druk voor de kerst.

    Ik zou in november examen doen voor SPD één. Maar door die computerstudie is dat weer uitgesteld. Ik zit er wat mee, moet ik dat tóch weer oppakken? Weet je, ik zal ook hierin de stem van de Heer dienen te horen. Typisch, op dit gebied zitten er zoveel stoorzenders. God komt er nog ní­et door.

    Maar, zul je zeggen:
    " We horen je nooit over Marcel; je wou zo graag een kind; je wilde een groot gezin".
    Dat is waar ook, sorry hoor.
    Marcel werd vrij moeizaam geboren. Joke heeft er nog heel wat van geweten. In het allereerste begin hebben wij even gedacht, dat er iets niet goed met hem was.
    Joke was zó bang, dat die infectie, die sief - o, wat een beschamende rotherinnering (Rom. 6:21)- hem kwaad had gedaan.
    Maar nú is alles goed.
    De praktijk is zo anders dan de theorie.
    Ik wou graag jochies met borstelkuifjes.
    Ik wou lekker aanhalige meidjes, weet je nog?
    Maar toen Marcel zich aankondigde, hád ik het niet meer. En nou wás hij er en zei ma Willems, dat er wel zéven konden komen. Moet je je voorstellen:
    - Joke lag zich daar - met vuurrode konen van de koorts- een beetje óp te schroeven
    - Met Marcel zat op dat moment alles echt niet helemaal kits
    Toen heb ik wél gezegd:
    " Ma; alsjeblieft: Joke en ik zijn toch geen twintig!"
    Maar nu kan ik ook aan dát idee weer wennen.
    Wat zegt Joke?:
    " Ik ga in deeltijd werken. En wat meer kinderen betreft: ik doe er niets tegen".
    Dat van die deeltijd is wel jofel. Komen we van die crèche af. Maar zeg: ik geef je Jo.

    05-08-2007, 19:24 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    29-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.8.4.3. duiana van Dalen
    4.8.4.3.
    Diana van Dalen: ruilen doet huilen; voor háár niet wáár.

    13 december: Leuk, dat wij nu eens wat beter kennis kunnen maken. Uit eerdere verhalen ken je ons alleen als 'die lui met zo'n grote auto'. Hij zo'n autoritaire stripfiguur 'goudgerande bril, maatkostuum'¦ beetje 'rechtse man; de vrouw '-ik dan-: tikje pompeus, parelsnoer als halssieraad.
    Jullie hebt zijdelings gehoord, dat wij bemoeienis hadden met allerlei lui; ik nog eens een keer door de telefoon met Jo. Ze had toen wat bemoediging nodig omdat haar vriendin Lotty wat fanatiek had gedaan. Ze had wat fel tegen haar aangepraat. Bemoediging was ook onlangs nodig, toen wij er weer eens waren. Zij had zo echt behoefte aan troost. Ik heb de troost, die ik ontvangen had, door kunnen geven (2 Cor. 1:4). We hebben geknield, ik heb haar de handen opgelegd. Ze had zich zó leeg gegeven aan ánderen. Het was nodig, dat ze door die handoplegging nieuwe gaven, nieuwe kracht kreeg (2 Tim. 1:6). Wij waren die avond bemoedigd door haar dapperheid. Door die handoplegging bemoedigden wij haar weer (Rom. 1:12).

    Maar ondertussen weten jullie van óns nu nóg niets.
    Krijgt mijn man kans, om zich te profileren en dan gaat hij twee preken zitten afsteken. "Een", zegt hijzelf, maar hij kan niet tellen. Nu, laat mij dan die leemte eens opvullen.
    Wij zijn een tikje rechts- nu ja: tussen de vijftig en de zestig- moet je zien, hoe jullie op die leeftijd zélf denkt. Maar Ger heeft gezegd:
    "Hè hè! dat kan er nou nog nét bij. Diana alsjeblieft: geen politiek; ik weet me toch al geen raad. Na die ontboezemingen van Frans vallen ze allemaal over mí­j heen. Lui, die het eerst met mij eens waren, roepen nu, dat ze te gauw o.k. hebben gezegd. Hoewel Fráns het allemaal ziet, vinden zí­j, dat ik -pogend origineel te zijn- me lelijk in mijn venijnige, traditionele, behoudende, liefdeloze kaart heb laten kijken.!
    Wel, Ger zn zin.
    Mijn man zit in de autohandel. Ik ben trots op hem. Vanuit geloofsoogpunt bekeken, heeft hij van dat werk, dat '-geestelijk bezien- zo pierdood kan zijn, iets heel goeds gemaakt.
    Een jaar of drie geleden is hij in een bijna failliete zaak gestapt, omdat hij sympathie had voor de stichter. Hij is zelfs bórg voor hen gaan staan, toen het op zijn moeilijkst was. Zij hebben dat nooit geweten, maar zij voelden zijn vriendschap.
    Toen alle moeilijkheden voorbij waren, heeft hij hun gevraagd, om zich tot Jezus te keren. Ze kenden hem al als Christen en kameraad. Hoewel ze niet wisten, dat hij ook nog eens als borg hun zakelijke redder was geweest, was er zo'n band van vertrouwen, dat zij zn raad opvolgden. Nu kennen ze hem ook als ''broer'. Ze wonen vrij ver buiten Amsterdam. Ik heb niet zo geregeld contact met hen als Jos, maar ik ontmoet hen toch wel eens. Het zijn ménsen geworden!... zó!
    Een sfeer in die zaak: geweldig.
    Hun goede werken blijken:
    - tot in het auto repareren door hun personeel toe
    - in hun leasecontracten naleving
    - ach: noem maar op!
    Die man zei laatst:
    "Na mijn bekering -door toedoen van Jos- gelóófde ik wel, maar ik deed mijn werk náást mijn geloof. Nu echter geloof ik en ik doe mijn werk vanúit mijn geloofd. Die eerste dolle tijd -een roes van blijdschap- was het toch úiterlijk. Nu echter is het innerlijk. Toen was het een roestbehandeling van buiten, maar nu heb ik de draagbalken zelfs van bí­nnen een ML-behandeling gegeven. Vroeger was mijn carrosserie geblutst en het spuitwerk dof. Nu is alles uitgedeukt en opnieuw gespoten."
    Het is een jongen uit het autovak, vandaar die voorbeelden. Maar hij is ook een Christen, op de opwindende weg van bekering via wedergeboorte naar: nog véél meer.

    Wat een mannenpraatje hè¦ met al die autotermen. Maar je moet zó rekenen:
    - Ik ben met een zákenman getrouwd
    - Ik kom af van zakenlui
    - Ik heb ook zelf zaken gedaan, ik had daarin heel wat mogelijkheden.
    In mijn geval echter lag het zó, dat ik die eigen mogelijkheden prijs moest geven. Let wel: in mijn geval. Dat zegt dus niets voor jóuw situatie. Ik bespeurde déze gedachte in mijn hart en aanvaardde die als de stem van Jezus:
    "Doe die leuke grossierderij in parfums nu maar weg. Voor jóu is die een belemmering. Zij past ook niet in mijn strategie".
    Ik héb het gedaan. Jaren gewacht op nieuwe opdrachten. Het wás saai. Onze enige zoon al járen het huis uit. En Jos:
    "Spijtig van die groothandel van jou. Het verdiende toch goed en je had wat om handen.
    Ik wachtte, totdat God eens aan de slag zou gaan met mij. Geen zeventien jaar hoor, (Gal. 2:1, 1:17) zoals Paulus, Opeens merkte ik, dat Hij al lang met mij aan de slag wás, dat wil zeggen, in me aan de slag was. Hij was nota bene al bijna klaar met puinruimen. Op Gods tijd kwam ik terecht in een bestuursfunctie bij de Nederlandse afdeling van een internationale christenvrouwenorganisatie.
    Heerlijk werk, management, conflictbeheersing, organisatie, public relations, toespraken, persoonlijke gesprekken": alles in dienst van Jezus.
    Ik heb wel eens tranen met tuiten gehuild:
    'Heer, waarom hebt U mij toch mijn parfumhandel afgenomen".
    Maar hij heeft mij er toch een 'parfumhandel voor terúggegeven!

    29-07-2007, 18:34 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    22-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.jos van Dalen
    4.8.4.2.
    Jos van Dalen: tot meeleven leidende liefde.

    12 december 1982: jullie zijn me al vaak tegengekomen. Op 5 november 1981 was ik al bij Jan en Joke, toen alles van het geloof nog zo onwennig was voor hen. Wat wáren ze nog kwetsbaar. Maar wat hádden Diana en ik die mensen toen al lief. Ze snakten naar een bedaarde aanpak, naar hélend gebed. Die hebben wij ze kunnen geven als eerste hulp.
    En nú?: het zijn zulke 'dappere kevertjes'. Je kent dat versje toch wel? 'hanse panse kevertje' van de regen, die hem wegspoelde en de zon, die hem droogde. En dán: maar weer klimmen.
    Ze hebben het taai gehad, toen hij werkloos was van april tot oktober. Ik was in die moeilijke maanden eens bij haar op bezoek:
    - zij was toen in verwachting
    - Jan was in de omscholing
    - Het groeiende kind werd steeds bezwaarlijker
    - Het duurde nog zo lang voor -op 12 juli- het zwangerschapsverlof begon.
    Maar: flink hoor! Kletsnat door de regen van de tegenspoed. En er was nog iets, dat ik niet eens wist:
    - de afdelingschef -Hendriks- had haar d'r baantje als zaalcheffin al weer afgepakt en ze was uit de ondernemingsraad ook. Motief: dat kan allemaal niet in jouw omstandigheden met binnenkort al dat verzuim.
    Maar zó vastbesloten. Ze zei:
    "Ik laat de heg van God om de tuin van mijn leven niet verdorren. Ik laat het vuur van het blijde geloof niet blussen in mijn hart".
    Er zat iets kroms in die beeldspraak. Want hoe kán regen iets laten verdorren, hoogstens verrotten, maar llaat maar.
    "Jan en ik kúnnen verder komen en we zúllen verder komen. Wij behoren bij Jezus en God zál zijn volk beschermen. Door het geloof zullen wij gerechtvaardigd worden tegenover de mensen".
    ...en toen, toch wel wat terneergeslagen:
    "Zelfs mijn moeder heeft mij in de steek gelaten. Ze belt nooit meer".
    Diana, die er uiteraard bij was, zei:
    "Mensen; ik voel me zó gedrongen om samen te knielen".
    Dat deden we; we hebben Jezus gesmeekt:
    - om zijn hulp bij de reiniging van alles, wat ons nog tekort deed schieten als zijn medewerkers
    - om meer zorg en liefde vóór en meer vergevingsgezindheid jégens anderen
    - om meer hemels leven en minder aardse doodsheid in onze daden
    - om vervanging van ook de laatste verdrietige lompen door kleren van vreugd (Ps. 30:12).

    Het is toch zulk fijn werk om mét Jezus en vóór Jezus te werken.
    Anderen te mogen -en ook te kúnnen- bemoedigen, wat góed smaakt dat! Niet alleen Jan en Jo, maar ook de buren van naast. Ab en Nel van Baan. Daar zouden wij allang eerder geweest zijn, maar ze zeiden het toen af. Maar nú!: prima gesprek. En dan familie De Waal, de onderburen. Ouder dan wij, heel andere problemen, obsessies over een brief, die maar niet kwam en ietsjes verschijnselen van dementie bij die vrouw. Ook daar konden we helpen.
    En Lien Smid, zo'n Indisch meisje. Kwam laatst bij óns op bezoek met Erik Pieterse, zo in de geest van:
    "Kijk ik nou eens aan de haak hebben geslagen!".
    Toen hebben we -in liefde- streng moeten zijn. Erik wóu helemaal niet. Zij was voor dat niet-willen verblind. O, wat pijnlijk om daarop te moeten wijzen.
    Ik moet in dit verband even denken aan een bijbelverhaal over een situatie, die overigens maar één raakvlak had met deze Lien-Erik toestand.


    Het moet hartverscheurend voor Jozef zijn geweest (Gen. 43:30) om zijn broers letterlijk-geestelijk -denk er om: dat is geen innerlijke tegenstrijdigheid- te opereren. Hij stond daar met die harde beschuldigingen (42:9) en met die harde vragen, maar de waarheid brák door (:21). Dat was liefde, verpakt in schijnbare bikkelhardheid.

    Zo was het ook met óns optreden nú. We hebben Lien de blinddoek moeten afdoen en Erik van zijn laffe niets-durven-zeggen los moeten maken. Het inzicht, hoe de zaken er werkelijk bijstonden, werkte genezend. Toen zij weggingen, was de sfeer tussen hen eerlijker.

    Ach, ik stap nu van het bespreken van al die mensen af en ga nog even over de liefde door. Weet je, wat mij laatst zo greep: een nooit eerder gezien verband.
    Ooit eens had God grote plannen met een volk. Hij wou ze leren om álles voor elkaar over te hebben. Hij wilde ze instrueren om directe persoonlijke materiële welvaart achter te stellen bij lange-termijn-algemeen immaterieel welbevinden (Deut. 15:1,2,4). Maar daarbij wees God op het gevaar, dat vanuit de instelling van sommige mensen kon dreigen. Dí­t gevaar, dat bepaalde lieden juist de saneringswerkzaamheden, die tot een betere situatie moesten leiden, in de kern zouden verzieken (:9).
    Later, veel later, kwam er een ander, een grootser volk, waarmee God nog veel geweldiger plannen had. Prijsgeven van geld en goed (Hand. 4:34) binnen redelijke grenzen (:5:4) leidde tot een grote, geestelijke eenheid (4:32). En toen wáren er mensen, die júist van dat gezond makende kernwerk een smerige troep maakten (5:1,2). Die mensen werden gedood (:5,10).
    Weer schijnbare bikkelhardheid, maar het wás liefde. Die penetratie móest worden afgegrendeld. Liefde eiste, dat de schapen beschermd werden tegen de verleugenende wolven, die in het centrum van de kudde waren binnengedrongen.
    Maar sorry hoor voor dit clandestiene preekje; hier is Diana

    22-07-2007, 18:16 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Inleiding
    Dag allemaal,

    Vanouds had ik een blog, getiteld 'Jan en Joke', waar ik al meer dan 1000 inputs op had gehad.

    Ik ga nu verder op 'Jan en Joke- vervolg. 
    Het verhaal gaat gewoon ongestoord door. Veel leesplezier maar weer.

    Daag
    Ger 















    22-07-2007, 18:13 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (1 Stemmen)
    Archief per week
  • 27/09-03/10 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 09/08-15/08 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 05/04-11/04 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 14/12-20/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 24/08-30/08 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 13/07-19/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 18/05-24/05 2009
  • 27/04-03/05 2009
  • 13/04-19/04 2009
  • 30/03-05/04 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 02/02-08/02 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 22/12-28/12 2008
  • 08/12-14/12 2008
  • 24/11-30/11 2008
  • 10/11-16/11 2008
  • 27/10-02/11 2008
  • 20/10-26/10 2008
  • 29/09-05/10 2008
  • 15/09-21/09 2008
  • 08/09-14/09 2008
  • 18/08-24/08 2008
  • 04/08-10/08 2008
  • 28/07-03/08 2008
  • 07/07-13/07 2008
  • 23/06-29/06 2008
  • 09/06-15/06 2008
  • 26/05-01/06 2008
  • 12/05-18/05 2008
  • 28/04-04/05 2008
  • 14/04-20/04 2008
  • 31/03-06/04 2008
  • 17/03-23/03 2008
  • 03/03-09/03 2008
  • 18/02-24/02 2008
  • 04/02-10/02 2008
  • 21/01-27/01 2008
  • 07/01-13/01 2008
  • 24/12-30/12 2007
  • 17/12-23/12 2007
  • 10/12-16/12 2007
  • 03/12-09/12 2007
  • 26/11-02/12 2007
  • 19/11-25/11 2007
  • 12/11-18/11 2007
  • 05/11-11/11 2007
  • 29/10-04/11 2007
  • 22/10-28/10 2007
  • 15/10-21/10 2007
  • 08/10-14/10 2007
  • 01/10-07/10 2007
  • 24/09-30/09 2007
  • 17/09-23/09 2007
  • 10/09-16/09 2007
  • 03/09-09/09 2007
  • 27/08-02/09 2007
  • 13/08-19/08 2007
  • 06/08-12/08 2007
  • 30/07-05/08 2007
  • 23/07-29/07 2007
  • 16/07-22/07 2007

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!