Jan en Joke: vervolg
Inhoud blog
  • 6.8.5.2.
  • 6.8.5.....6.8.5.1.
  • 6.8.4.4
  • 6.8.4.3.
  • 6.8.4.2
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    belevenissen van een groep personen
    27-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    4.8.7.4.
    Lucy de Jong: geef je nederige gave aan de Heer;  koninklijk geeft Hij terug.

    26 december: weet je, waar we gisteren, na dat samen kerstliedjes zingen, wél geweest zijn? Naar zo'n carol service'. Frieda, onze jongste dochter, had ons heel dringend ervoor uitgenodigd. Ze zou een paar sopraansolos zingen en vond het zó leuk, wanneer wij er eens bij waren. Dat doe je dan hè
    Het is zo verrassend, zoals het allemaal met Frieda aan het lopen is. Het was er altijd al een, die de dingen heel rechtuit zei, zonder er doekjes om te winden. Als achttienjarige zei ze eens:
    '" Jullie zeggen, dat God iedereen zo'n plezier in z'n leven geeft. Maar dat is helemaal niet wáár! Ik test in 'de Koepel' "
    dat is onze gemeente
    "de mensen wel eens af naar hun houding, hun dáden, hun óptreden. Ik mérk helemaal niet, dat God hun nu zoveel plezier geeft met het dienen van Hem".
    Ach, je weet, hoe dat gaat; de kinderen zijn anders dan vroeger. Je hoort mij overigens niet zeggen, dat ze slechter zijn. Ik ga de tijden van tóen niet zitten ophemelen boven die van nú (Pred. 7:10).
    Niels en ik zijn voor Frieda eens te meer gaan bidden. Toen zij het huis uitging naar de universiteit, leek dat bidden nog allemaal niet zoveel uit te halen. Echter: elke morgen was het weer, wanneer wij in de rij van onze kinderen bij háár waren met ons gebed:
    "Heer, wij vertrouwen U. U zult Frieda in aanraking brengen met uw licht. Ze heeft zich laten afschrikken door mensen, die niets aan hun geloof hadden, er niets mee deden. Ze heeft kritisch hun dode daden bekeken, 'de gaten in hun jasjes gezí­en'.
    Vader, wilt U ze mensen laten ontmoeten, die wél iets aan hun geloof hebben, er wél iets mee doen. Mensen met daden, die léven, met geestelijke kleren, die héél zijn en schoon"
    Een poos geleden belde ze op: jullie weten, dat er onlangs zo'n landelijke evangelisatiecampagne is geweest met een blad en een follow-up van mensen, die langs de deur kwamen. Nou, met een daarvan had ze gesproken. Een aardige, nog tamelijk jonge man. Ze vertelde geamuseerd:
    " hij had zulke leuke voorbeelden gehad: over vloeren in je levenshuis, die opgevreten werden door de houtwormen van onvruchtbare, hooghartige kritiek. Die houtwormen moesten dóód, had hij geroepen. Die vijand moest worden verslágen. We moesten die gangen schóónblazen en réinigen met ons gebed. De gaten behoorden wij met ons geloof dí­cht te kitten;
    Als wij dat ní­et deden, zouden wij vanaf die -op den duur dóórzakkende- vloeren radeloos róepen en radeloos blí­jven enz. enz".
    Ze ging door:
    " ze had eerste gedacht… hoor hém; geef mijn portie maar aan fikkie"
    Later echter zag ze opeens, dat al haar gesmaal op de brekebenen in onze gemeente óók wel iets van hoogmoed en 'niet wí­llen en daarom alles afkammen' in zich droeg.
    Hoopvol heb ik gevraagd:
    "Maak je dan nu een nieuw begin met Jezus'
    Ze brak in lachen uit en zei:
    "Lucy-gekkertje-"
    (Ja, zo spreekt ze, 't is niet anders)
    "Je wilt me wel gauw een christenetiketje op doen hè (Hand. 26:28). Malle meid"
    Ik heb wat teruggekrabbeld:
    "Nou nee maar wij hadden gebeden, dat je nu eens een christen-van-formaat zou ontmoeten. Dan zou je het ook eens van een ander horen. Voor de boodschap van overbekende mensen als je ouders, raak je zo gauw bedrijfsblind".
    Ze deed opeens wat mierig:
    Ik zal je zijn adrés geven!... dan kun je hem bedánken";  dan kun je samen met hem bidden voor je verloren dochter".

    We hébben hem opgebeld. Weet je, wie het was!? Jan van Joke! Van háár bekering hebben wij genóten. Met hém evenwel hadden we nog nooit zoveel contact gehad. We hébben hem bedankt. Samen -met Joke er ook bij- hébben wij voor Frieda gebeden.

    Even een tussendoortje; je kent die tekst wel: geef en u zal gegeven worden: een dubbele maat (Luc. 6:38). Sommige mensen leggen dat zó uit:
    Geef tweehonderd gulden per maand aan de Heer
    Promotie gaat geven wel vierhonderd meer".
    Misschien is dat soms wel wáár, maar als exegese beslist te schraal.
    Wí­j investeerden tijd en energie in een campagne, die ons ná aan het hart lag. Een van de 'producten' beïnvloedde weer iemand anders positief:  onze dochter, die ons toch náder aan het hart lag.

    Je begrijpt, elk contact met Frieda houden wij warm. Dat deden wij altijd al, maar nú zeker! En vanmiddag, die volle kerk, twee koren, elk aan een kant; wij meezingen soms.
    En toen het orgel: die sopraan van je eigen dochter.
    Sorry hoor, het werd me even te machtig.

    Ik dicht zélf verzen en kan zo genieten van de dichtregels van anderen: Die stém hè, zo ' rein', zweefde door de kerkgewelven; als een leeuwerik hoog door de lucht.. die woorden van Alexander:
    "Once in royal Davids city; stood a lowly cattle-shed
    Where a mother laid her baby... in a manger for his bed..."
    ... en dan vielen die koren weer in: wát een middag.

    Aan het slot hebben wij nog even met haar gepraat:
    "Druk, druk;  nog naar andere afspraken. Haal je nu geen opgewonden gedachten in je hoofd, ouwetjes, over bekering en zo".
    Een kus, we reden weer naar huis. Het motregende en mistte. Niels zei:
    "Het was toch een dag met een ster: zoals dat kind zóng;  bij mij blies dat stemmetje alle spinrag weg. Ik zag opeens schepen, gepavoiseerd met vlaggen. Zó zal háár levensschip ook eens versierd zijn".
     

    27-10-2007, 20:34 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    21-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.8.7.3.
    4.8.7.3.
    Wat is het goed, dat er vaders in het geloof zijn (1 Joh. 2:13,14).

    25 december 1982: vanmorgen rustig thuisgebleven. Wát: eerste kerstdag?!... thuisblijven?! Jawel, ga ik je uitleggen.
    Gisteren hadden we kerstnachtdienst. Katholiek en protestant samen. Collecte voor Solidaridad en communie na afloop.
    Lucy en ik zaten in het comité van voorbereiding. We hadden letterlijk met van alles te maken. Pas toen de hele toestand om middernacht was afgelopen, was ons verantwoordelijk- zijn voorbij. Vandaar: we lopen ook al tegen de zestig. Je kunt God niet zomaar uitdagen; zeggen:
    "Heer, ik ga op mijn tenen lopen. U zult wel zorgen, dat ik geen kramp in mijn voeten krijg"
    Tja, die ontdekking, hoe je nu verstandig kunt leven, hebben we ook eens een keer gedaan. We hebben leren zien, hoe bij de bescherming van dat leven niet alles van één kant Gods kant- kan komen. Er is immers altijd méér te ontdekken in de dienst van de Meester.
    Ik weet best, dat de lezerskring uit vogels van divers pluimage bestaat. Ik denk wel, dat sommigen van jullie zullen zeggen:
    '" Hé gunst Niels; zo oecumenisch allemaal
    - en communie-: een knieval voor de Roomsen
    - en collecteren voor iets in Zuid-Amerika!
    dat riekt weer naar bevrijdingstheologie. Enne- hé- nóg iets; hoe zat het met de tucht bij de toetreding tot dat....eh...dat...'avondmaal' zal ik maar zeggen. En hoe ging dat nu met de heel jonge kinderen. Mochten die zomaar meedoen?!"
    Ik snap jullie bezwaren wel. Ik voel echter geen onvoldaanheid over gisterenavond. Integendeel: ik heb bij deze gelegenheid zoveel mensen gezien, ver weg van het licht, ondanks al hun goedbedoeld aards gesloof. Zó zonder levende werken, zo zonder Géést. Zo dóód, zo -geestelijk gezien- háveloos gekleed.

    En ik zag ze wegdromen, toen de fluiten en de harpen de viering inzetten. Het was goed, ontspannend dromen, wat ze deden":
    - dromen op de juiste tijd; aan het eind van het jaar
    - wégdromen van allerlei negatief denken
    - dromen in de richting van het verlangen naar goed, positief handelen, naar -in geestelijke zin- goed en warm gekleed zijn.
    Ik zag er ook zoveel zitten, die wel kinderen van God zijn, maar gebonden door vele strikken. Toen de klank van de viool opsteeg als een vogel, merkte ik, hoe de muziek hen tot ontspanning bracht. Boze, benauwde gedachten weken ván hen (1 Sam. 16:23). Ach, misschien maar voor even. Je kunt alleen maar bidden, dat het een aanzet is tot iets blijvends, tot het altijd verheugd zijn in de Heer.

    Wij mikken met onze nachtdiensten op de grote schare, die dom-hulpeloos ronddwaalt, omdat zij geen Herder kunnen vinden (Matth. 9:3). We vángen ze met list (2 Cor. 12:16):
    - die panfluitsolo; die hobo
    - dat kinderkoor, die alt.
    En dan de preek van die jonge kerel, Gert Buursma, die van de zomer zo door het dal ging en nu zo op de berg is. Zijn motto: maak van 'niets' een 'kans'. Heel leuk, heel spits:
    Zoveel mensen kregen gelegenheden te over om het geluk te grijpen. Maar ze gebrúikten geen énkele van die gelegenheden. Van niets maakten ze nu eens een káns.
    Anderen kregen oog voor de mogelijkheden, die overal voor het grijpen lagen, zó onopvallend, dat het dingen van niets léken:
    - een goede kameraad zijn op het werk
    - een behulpzaam kind thuis
    - een uit het rolpatroon tredende echtgenoot bij huishoudelijk werk.
    En toen, soepel naar het kerstfeest zwenkend:
    "Het Kind in de kribbe leek zoiets van ní­ets, hooguit een sprookje voor grote mensen. Maar:
    - wanneer je al de slagbomen opengooide van lage grappen over Maria's moederschap en Jozefs betrokkenheid bijvoorbeeld
    - wanneer je de vele hindernissen nam naar het wézenlijk verwélkomen van dat baby'tje
    dan kreeg je steeds meer oog voor Hem, die de eerste keer kwam als een Zuigeling en de tweede keer gáát komen als een Reus. Dat was nu écht: van ní­ets een káns maken; een gouden kans".
    En toen legde die slimme vogel ook nog een link met de collecte en met het avondmaal. Dat deed hij zó:
    "Dadelijk gingen we met onze collecte hopelozen in Brazilií« helpen om aardse nieten in aardse kansen om te zetten. En als we daarna met een bewust positieve instelling van die wijn dronken en dat brood in onze mond namen, was dat een begin van 'ja' zeggen tegen Jezus. Dan werd ons gééstelijk ní­et tot een geestelijke káns".

    De mensen stróómden naar de uitreiking. Ik lette vooral op de jeugd. Met name op de heel, heel jongen. Zo stralend, puur, onbedorven, begrijpend; ja, héus, verlangend (Matth. 19:14).
    Geen problemen dit keer van:
    "Mogen ze beneden de twaalf jaar wel meedoen".
    Jongens en meisjes, ook natuurlijk óuder dan twaalf, én volwassenen, kwamen met glanzende ogen naar voren. Het grote koor zong, het orgel juichte, de trompet schalde - iets van Buxtehude was het-.
    Wij stonden daar en reikten brood en wijn aan die honderden. Soms zeiden we zoiets van:
    "In deze nacht herdenken wij de geboorte van Jezus. Zijn komen is jóuw kans! grí­jp die kans".
    In de ons passerende stroom waren ook Jan en Joke, je weet wel:
    Ik zei:
    "Júllie hebben die kans gegrepen".
    Joke:
    Glorie"- en het is gelijk de hoofdprijs".
    Ik dacht aan die ándere zaal, waar ik die twee eens naar voren zag komen om voor Jezus te kiezen. Ik dacht toen, dat ik nooit meer verhéugder zou kunnen zijn:
    - Joke van de terminalsectie
    - Joke, dat ongelukkige meisje, dat -voor mijn ogen- gelukkig werd.
    Maar sindsdien is er al weer zóveel wonderbaarlijks gebeurd. Blijdschap kan nóg meer volkomen worden (1 Joh. 1:4).

    Maar nu ga ik naast de piano staan. Want Lucy zit al klaar voor wat kerstliederen.

    21-10-2007, 16:32 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    13-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.8.7.2.

    4.8.7.2.
    Jeroen Westhoven: druk bezig om de boot af te houden.

    24 december 1982: terwijl ik me klaar sta te maken om met de auto door die sneeuw naar het industrieterrein te glibberen even 'mijn verhaal voor Ger' inspreken op een bandje.
    Druk, druk: de jonge, dynamische zakenman, weet je wel. Ik ben die vriend van Helma, met wie ze geregeld haken en ogen heeft, naar ze net vertelde. Nou, dat valt nog wel iets mee. Ze tilt er zo zwaar aan wanneer er eens een woordje valt. Wél is het tegenwoordig zó, dat ze dan zichzelf en mij als volgt probeert te troosten:
    "Ik ben zo blij, dat althans God mij positief ziet. Ik bekijk mijzelf dikwijls zo négatief en dan word ik soms zo giftig van wanhoop. Dan zou ik iedereen wel met woorden willen striemen. Aangezien jí­j dikwijls in mijn buurt bent, is het dan zo, dat jij meestal het haasje bent. Sorry hoor: God gaat mij ook dáárin helpen".
    - en ze heeft niet in de gaten, dat ze met zulk gepraat onze verhouding méér kwaad doet dan met welke driftbui dan ook.

    Wel, veel van de lui, die hun verhaal vertellen, laten hun hele leven de revue passeren. Ik heb daar geen tijd vóór en geen zin í­n.
    Ik ben die kerel met merkspeelgoed, herinner je je nog. Op het industrieterrein heb ik nu een opslagruimte en een kantoor annex. Met neonletters staat erboven: Jewel Charactertoys b.v. Nou ja; Wilfred en ik: ieder de helft van de aandelen. Het loopt leuk, vooral de speelgoedbeesten. Dit jaar mirakels best verkocht. Ik hoef echt niet zoveel daarbí­j, ben zo al best tevreden. Wanneer ik Helma zo hoor áángaan over een tóuw en een pút en een hánd, die trékt, dan denk ik steeds meer:
     "Hoor zo'n dweepstertje nu eens aan".
    Vroeger, toen ze veel chagrijniger was dan nu, stond ze me eigenlijk veel nader. Niet om die humeurigheid; dat soms behoorlijk lastige aspect nam ik op de koop toe. Maar tja: ze was van mí­jn wereld. Sinds ze echter contact is blijven houden met Joke, ook nadat die uit de vrouwenpraatgroep was gegaan, is het anders. Die Joke is christelijk geworden. Helma gaat geregeld bij haar op bezoek. Laatst zijn we er eens samen geweest op een avond. Jan was weg, leidde een zangkoor. Om je te begillen. Ik heb nog met hem in een actiecomité gezeten.
    Nou ja, aan Joke alléén hadden we onze handen al vol. Die begon een verhaal voer haar leven en activiteiten vroeger, de dood-in-de-pot vond zij (2 Kon. 4:40), verkeerde levensvulling (:39), hoewel het allemaal zo veelbelovend en overvloedig leek (:39). Maar nú deed ze werken vanuit haar geloof. Nú was haar leven zo gení­etbaar, zo lévend geworden. Jezus was nu haar Smaakmaker (:41).
    Vroeger zat zij in allerlei comités. Maar die bezigheden konden de donkere onvreugd niet uit haar leven weghouden. Maar nú had ze Jezus. Die had de vreugdeloosheid ontmaskerd (Col. 2:15) als een werkzaamheid van de duivel... Jezus had mácht tegen de satan".
    Nu was het merkwaardig om Helma's reactie te zien.
    Ze zat op het puntje van haar stoel. Ze was al zó gehersenspoeld door die vriendin van haar, dat ze gehoorzaam mee babbelde:
    "Ik wí­l niet meer zo benauwd denken. De modder in de put zuigt, maar het touw trekt. Ik krijg nieuwe ideeën van  zon óver en vlinders bóven en groen grasveld, bespikkeld met bloemen. Ik wil die ideeën nog méér vorm geven. Ik zie heuvels en beken en bomen en vogels. Dat is er dus allemaal buiten de put'" .
    en ik zie mezelf dansen in die wei. Zoals ik daar rondspring, zo ben ik bezig tot de ware, de echte zelfontplooiing te komen.

    Ik zie mezelf gewoon. Geen morsig jurkje aan, maar een hip; een blitz; een haute-couture broekpak.

    Geen vermaakte kleren, opgelapt met een stukje nieuwe stof hier en daar (Matth. 9:16), maar totaal nieuwe kleding. Geen oude denkwéreld voor nieuwe denkbéélden (Matth. 9:17)- nee, ook mijn denken is vernieuwd (Ez. 18:31)."

    En ik zát daar maar; en ik beet zenuwachtig in een soes. Ik likte de slagroom van m'n lippen en ik dacht:
      "(uitgewist) ..  was ik her maar weg."

    Even later wáren we dan weg. Hema vroeg:
     "Vond je het niet fijn! Begreep je een beetje, wat ik zei van die wei en zo".
    Ik narde:
    "Vroeger had je zo'n reclameplaatje van een hondje, dat naar de stem van zijn baas luisterde, door een grammofoonhoorn. Daaraan moest ik denken, toen ik jullie zo bézig hoorde. Joke jankte vóór en jij jankte ná."
    Ze zei geschrokken:
    "Jeroen; we groeien uit elkaar! Maar ik wil je niet kwí­jt. Zeg; ik heb weer geschreven voor een betrekking als onderwijzeres ergens in het noorden. Als ik dat nu krijg, hoe moet dat dan tussen óns".
    Ik heb gezegd:
     "Ach, dat zien we dán wel weer. Zeg, zullen we nog wat gaan eten"
    Ze grapte:
     "Weer een zákendiner zeker."
    We lachten allebei;  maar er bleef een schaduw.

    13-10-2007, 18:59 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    07-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.8.7.1.
    4.8.7.1.
    Helma Huygen: sta schoor met je schoenen; houd je vast aan het touw.

    (In dit verhaal komen enkele verwijzingen en onderlijningen voor. De verklaring wordt gegeven bij 4.8.9.3.).

    23 december 1982: wat zijn er toch veel mensen, waaraan een steekje los is. Stel je voor, dat er eens een quiz was, waarin ze aan een heleboel mensen vroegen:
    "Wil de echte normale nú opstaan".
    Ik denk, dat -als ze eerlijk waren- de meesten bleven zitten: í­k zeker.
    En tóch: de laatste tijd lijkt het allemaal wat minder hopeloos:
    - ik ben nog altijd een werkloze onderwijzeres
    - ik heb nog altijd mijn stekeligheden en communicatiestoringen; daarvan heb ik vooral hinder in de verhouding met Jeroen.
    - Ik ben nog altijd - min of meer- in de put van zwaarmoedigheid.
    Maar: aan de bovenrand van die put is licht. In dat licht zie ik een lekker ruikend, stevig touw. Ik heb gebeden:
    "Heer, is dat úw touw?"
    Op dat ogenblik kreeg ik door dat gebéd moed om de touwlus aan het eind in mijn handen te nemen. En ik merkte, dat God aan het touw trók. Maar: ik liet lós. Ik zei:
    "Heer, waarom zitten er geen lussen aan om mijn vóeten in te zetten?"
    En toen wist ik opeens zó zeker in mijn hart -zonder er voorlopig iets mee te doen- dat ik zelf moest mééwerken
    - wilde ik ooit weg uit mijn vruchteloos gepieker
    - wilde ik ooit weg uit die verstikkende doos
    - wilde ik ooit vrucht dragen voor Jezus,
    dan moest ik wel zelf méé klauteren, wanneer God mij optrok via die hánden van mij in zijn touw.

    Het is kóud in zo'n put van melancholie en wanhoop. Ik had tijd verdaan door mijn gemekker over de ontbrekende vóetlussen. Mijn handen waren daardoor al weer net zo versteend als vroeger. Maar ik heb die verkleumde handen gewreven, ik heb gezegd:
    "Heer, ik ben innerlijk zo lek als een mandje. Mijn hele denkleven is kletsnat van koud, griezelig water, dat van beneden komt. Het dekzeil over mijn scheepje is gescheurd, zodat ook van boven de klotsende golven alles zompig maken (2.5.8.8.). Maar U helpt!!"
    Ik heb dat touw wéér gepakt. Mijn voeten heb ik schoor gezet tegen de glibberige, beschimmelde, stinkende putwand. Ik bén al iets gevorderd. God í­s bezig, mij uit de put te helpen.

    Ik sprak er laatst met Joke over. We hadden net dat lekkere joch -Marcel- bewonderd We zaten even bij een kopje koffie met appelgebak (je weet, hoe ze is, altijd aan het kokkerellen en zo). Toen begon ze te vertellen, dat Gods liefde zo góed deed. En voor het eerst kon ik iets daarvan navoelen. Ik vertelde van mijn kant:
    "Vroeger heb ik op allerlei manieren geprobeerd uit te komen boven de wanhoop, die ik innerlijk voelde. Feesten in Benidorm bijvoorbeeld. Uiterlijk gillen-van-het-lachen en innerlijk schreeuwend huilen (2.6.4.6.). Ik heb op alle mogelijke golflengten geroepen vanuit mijn nood. Maar al dat roepen had iets eenders. Het hielp mij niet uit mijn onheilig, overspelig leven úit."

    O ja, even een verklaring voor jullie: bij overspelig leven moet je niet denken aan mijn samenwonen met Jeroen. Daar gáát het helemaal niet om. Nee; ik heb ooit wel meegedaan aan occulte spelletjes. Heel gek: daarna was het nét of ik een relatie had gekregen met iets.... iets duisters. Toen zijn ook die zwaarmoedige buien begonnen. Toen ben ik 'een beetje raar' geworden (2.6.4.6.)."

    Maar, ik ga weer terug naar mijn gesprek met Joke. Zo blí­j als zij naar mij keek. Als een landbouwer, die naar een prachtige oogst kijkt (Jac. 5:7). Vreemd voorbeeld, maar daarmee vergelijk ik het nu eenmaal, nu het mij weer te binnen schiet (2.6.4.6.). Ze riep:
    "Helma!... je zei: 'vroeger'. Is het wáár!? Ligt je innerlijke mens niet meer omvér? Stá je in de grote strijd?! O, maar dan gaan er féésten komen! Je zult blí­j zijn met die feesten. Ze zullen immers niet buiten jou ómgaan, maar ván jou úitgaan. Wanneer je de smaak ervan helemaal te pakken hebt, zul je ook nooit meer verschralen tot wat je was. Je neerslachtigheid, dat ongetemde beest (2.6.4.6.) springt je grommend-bijtend achterna vanaf de putbodem. Maar die terneergeslagenheid krijgt je steeds minder te pakken...
    Jullie merken, dat het beter met me gaat. Ik heb vroeger geprobéérd een aardig, vriendelijk meisje te zijn. Dat was een tot mislukking gedoemd iets. -Een dood kindje met een lam handje- , zoals ze dat soms zo afschuwelijk zeggen. Maar nú -met dat touw in mijn hand- is dat 'proberen' veranderd in 'beginnen met succes hebben. Het is allemaal veel meer levend geworden. Ik heb ook mijn trieste putbodem outfit niet meer. Ik krijg bergbeklimmers kleding. Alleen al die schoenen, die ik kreeg, toen ik eenmaal ging lópen. Ze geven je zo''n houvast. Op die vunze, vette putmuren glibber ik nu al veel minder uit.

    Al is het wél zo, dat ik laatst van schrik een érge schuiver maakte, toen ik merkte, dat ik van Jeroen wég klom. Zou dat nu écht móeten?!

    07-10-2007, 18:30 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    29-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.8.6.4
    4.8.6.4.
    Corrie Bakker: het is veel eenvoudiger dan je denkt.

    22 december 1982: Nou zeg, die Henk Scholten kan er wat van. Wat een brombeer. Toch máákt het me wat onzeker. Ik heb maar een gewoon meisjesverhaal, zonder gedachten lezen en dergelijke toestanden. Vinden jullie zulke vertelsels zoals van Lotty en mij, nu écht zo maf. Nu ja, wat doe je eraan. Ik ga mijn relaas niet sensationeel op zitten te kuiven. Die Henk kán me wat.

    Ik ben dus die collega van Joke. Negentien jaar, ze heeft wel eens van mij verteld. Joke is een poosje mijn ex-collega geweest. Ze was toen chef van onze terminalsectie. Later, toen ze met zwangerschapsverlof moest, vond de leiding dat toch weer een te zware job en plaatste haar terug. Dus alles is nu weer als van ouds.
    Je weet misschien niet meer, hoe het in zijn werk ging, dat 'gelovig worden' van mij. We waren altijd al min of meer vriendinnen, voor zover het leeftijdsverschil van tien jaar het toeliet. Ik kende haar achtereenvolgens als:
    - heel erg bezig met 'van alles'
    - steeds lustelozer.
    Daarna -eind 1981- werd ze opeens zó vrolijk en levenslustig. Ze begon te vertellen over een kerk, waar ze naar toeging, waar alles zo fijn was. Ze vertelde ook over god, Die haar zo opgewekt en optimistisch had gemáákt.
    En: ze sprak ook over Jezus. Die had tegen haar gezegd (!):
    "Joke, van nu aan moet je geen dwaallicht meer zijn. Ik wil, dat je voortaan een ster bent temidden van het donker (Phil. 2:15). Ik wil, dat je - ook in je vrijetijdswerk- niet meer je gevoelens en je stemmingen volgt, maar alleen Mij".

    Wel, ik luisterde met gespitste oren. Mijn verkering was nét uit. Ik had al jaren zo wat onbestemd geloofd in iets'' of iemand''. Nu echter de nood aan de man kwam, had ik niets aan dat mooie, vage, vriendelijke denken. Ik leed echt onder die verbroken relatie. Ik heb iemand eens horen zeggen:
    "Lijden heeft een functie".
    Wel, die hád het voor mij. Ik raakte los van vrijblijvend, religieus gevoel. Met wijd opengesperde ogen kon ik Joke zitten aankijken, wanneer ze vertelde. Ik vond haar zo ní­euw, zo : ánders.
    Later ben ik mee geweest naar hun kerk. Nog later heb ik een gesprek gehad met Jan en Joke samen. Ik heb gevraagd:
    "Wat í­s dat met jullie. Jullie denken zo gróót. En ikzelf denk zo klein. Wel over de grote dingen als oorlog en kerncentrales. Maar die wijd geschakeerde onderwerpen zijn er nog geen garantie voor, dat ik ruim denk. Ik moet eens áf van al die fuiven.
    Fuiven, waarbij ik pas tegen de morgen thuiskom. Ik zou eens moeten ophouden met al dat gerook en gedrink. Ik baal eigenlijk van dat onregelmatige leven met zo nu en dan maar eens wat patat uit de automatiek eten. Wat doen júllie en wat moet í­k doen (Hand. 2:37)."
    Toen zei Jan:
    "Je zou je met je innerlijk moeten omkeren naar God (Hand. 2:38). En, wanneer je dat gedaan had, dan zou je een tweede stap dienen te nemen: Hem in staat stellen om nieuwe gedachten in jou te laten geboren worden. En nog een dérde: aan Jezus toestemming geven om je levenshouding, zoals die nú is, van je weg te nemen. Die levenshouding van nú is net als een oud manteltje. Jezus heeft een nieuwe poncho voor je liggen, die nooit uit de mode raakt.
    Met die nieuwe kleren aan ga je horen tot de 'inner circle', de mensen, die door genade werkelijk een beslissende aanraking hebben gekregen van God. Dan krijg je ook een heleboel dingen, die je zou willen hebben, moeiteloos -als in de slaap- aangereikt (Ps. 127:2). Dan kijk je ook niet meer bewonderend naar óns. Dan geef je geen eer meer aan mensen, maar alleen aan Jezus".
    En Joke:
    "Aan de terminal verdien je maar een loontje. Maar wanneer je God en Jezus gaat volgen, kom je niet áángeteld aan gééstelijk loon".

    Ik heb er lang over nagedacht. s Nachts droomde ik ervan. Het was net of ik sliep als Doornroosje. Maar er kwam een Prins, Die me wakker kuste. Dat was Jezus.
    Nu zul je zeggen:
    " Corrie, dat is psychologisch te verklaren als: in een godsdienstige verpakking gehulde erotische voorstellingen".
    Ach wat, de volgende dag wí­st ik, dat ik innerlijk wakker wás gekust. Ik was zó blij met mijn omkeer naar het licht. Direct begon ik, als het ware met een ragebol, uit alle hoeken van mijn denken spinrag weg te halen: wrokjes, jaloers- en platvloersheden.
    Op kantoor zei er één:
    "Jij doet me denken aan dat versje:
    'Ik heb voor jou een loper uitgelegd' ".
    Ik heb toch geláchen:
    "Dat heb ik ook gedaan: een loper uitleggen,"
    riep ik daarna stralend.
    En toen ik zo op zoek gegaan was naar het koninkrijk van God (Luc. 12:31), was er in de jeugdgroep van de kapel ook een leuke, vrolijke, elegante, knappe, jonge Surinamer, Harold Sumter. Maar hij zal zichzelf later wel eens aan jullie voorstellen.
    O ja, en weet je, dat ik nog onlangs Jan en Joke heb kunnen opvrolijken, toen zí­j in de put zaten. Ik vertelde eenvoudig de grote dingen die God aan mí­j gedaan had (ps. 126:2). Toen í­k klaar was, waren zí­j blij.

    29-09-2007, 17:51 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    23-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Als een inktvlek in een vloeiblad verbreidt zich het 'nee'

    21 december: jullie zullen onderhand wel een beetje beu worden…
    Beu van al die luitjes, die eerst kwalijke dingen deden en zich daarna zo nodig moesten toewijden aan Jezus. Dat is zo'n beetje de teneur geweest, eenentwintig verhalen lang, met het vóórlaatste als enige verademing ertussen. Nu: hier komt wéér zo'n verademing.
    Velen zeggen tegen dat verderfelijke koppel Jan-Joke'':
    "Ik wil vér met je meegaan"
    en ontdekken dan opeens, dat ze té ver zijn meegegaan. Henk Scholten is niet een van dezulken.
    Mijn oude gabber uit het 'overlegcafé' 'Pandora' -Jan Donker - had zich laten omturnen door het christencollectief. Ik had het eerst niet in de gaten, merkte alleen dat hij zich aan een actie onttrok. Ik zei nog tegen Joke, dat hij er zo opgewekt uitzag. Maar toen ik van haar hoorde, uit welke hoek de wind woei, is mijn verder optreden direct heel bondig geworden.
    Een poosje later sprak hij mij aan. Hij had het erover, dat in zijn nieuwe leefomstandigheden de goudklompen maar voor het óprapen lagen. Geen gewoon aards goud, maar geestelijke nuggets, zoals hij dat noemde. Ik heb hem gezegd, dat zijn semi-kapitalistische smoesjes mij door de ziel sneden, dat het voor mij gesis van een slang was (2 Cor. 2:16).
    Ik heb hem uit het actiecollectief gegooid. Maar het deed mij toch verdriet. Want hij hád indertijd een reuze inzet voor de goede zaak gehad! Ik heb getracht, dat verdriet van mij áf te praten in allerlei Pandora' gesprekken. Altijd was er echter zí­jn stem, die in mijn gedachten naklonk. Later zocht Jan mij zelfs nog eens in 'Pandora' op. Bij die gelegenheid zei hij:
    "Henk; god weet de waarde van mijn inzet in te schatten in zí­jn plannen. Jij kende mijn inzetbereidheid en mijn bekwaamheden óók. Echter: hoe meer ik mij door jou liet inzetten, hoe meer ik een stempel van slechtheid ging dragen. Dood werk doen; oud, gerafeld jasje aan: zo was het tóen. En nu: levend werk doen en een prachtig pak aanhebben. Door de wet van het geloof in God heb ik oog gekregen voor ander werk dan fluistercampagnes en afbraakwerk via cellen. Rondom mij heen zijn een heleboel schitterende gelovigen, die mij verder helpen. Toen ik bij jou en bij het collectief was, moest ik mij behelpen met de idee, dat ik ooit wel eens iets goed zou oogsten. Maar nú oogst ik op het moment zélf blijdschap, wanneer ik zie, hoe andere mensen blij wórden. En die oogst blijkt maar steeds rijker te zijn. Elk woord lijkt wel honderdvoudig vrucht te dragen (Matth. 13:8). Makker; we hebben jou nodig. Jí­j hebt óns nodig. Kom over naar óns!"
    Maar ik heb "nee" gezegd en toen hij weg was, heb ik triest voor mij uitgekeken.

    Op dat moment ging de deur open. Een jonge vrouw kwam binnen. Zij begon een gesprekje en stelde zich even later voor als; Ilona Verhoeven. Zij wí­st, wat Jan gezegd had en hoe somber ik mij voelde. Dat verwonderde mij toen mateloos, nu weet ik, hoe dat kan.
    Ze weerlegde elk van zijn woorden, zei ongeveer:
    "Jij zoekt naar een nieuw doel. Je kokhalst onderhand van het organiseren van wéér een nieuwe actie, nu weer een tegen de ontkoppeling van lonen en uitkeringen.
    Luister, je bent te groot voor dat broddelwerk. Jan wordt op jou afgestuurd om je te winnen voor een kwaad standpunt. Waarom die interesse; omdat je hartstikke goed bent. Jan heeft alles gelogen, wat hij zei. Die zogenaamde hogere macht, gebruí­k hem niet, zét hem niet in.
    Hij loopt in de omscholing, die Jan-van-de-goudklompjes.
    Heb je zijn verfomfaaide regenjas gezien?!
    Meneer de werkloze, zeg maar: de werkeloze, krijgt gezinsuitbreiding. Een nieuwe jas is er niet bij. Hij en Joke hebben immers geen luis om dood te drukken. Dát is dan: dat prachtige pak.

    Dat gelaster en gekleineer van zijn eigen vroegere werk, dat is zijn tegenwoordige, lage instelling. Dat bevuilen van zijn eigen nest, dat is een gevolg van: zijn nieuwe leven!
    En die schitterende gelovigen; je hebt dat zootje ongeregeld toch zélf gezien op de receptie! Er liep toch bourgeoistuig rond, waarvan je dacht, dat we dat niet eens meer hádden!

    Luister, jij wilt Jan en Joke gelouterd terug!? Moeilijk, maar niet onmogelijk. Ik wijs je de weg naar een groep mensen, die óók weten van een oogst nú. Hónderden zul je oogsten voor de nieuwe idee. Jan dacht jou te oogsten. Wie weet, komt jouw wens over zijn loutering wel uit en oogst je eens: hém"

    En toen ben ik met haar meegegaan naar hén; en alles werd anders!

    23-09-2007, 16:58 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    15-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.8.6.2.
    4.8.6.2.
    Lotty Swagers: een nieuwe lente; een nieuw geluid.

    20 december 1982: jullie kennen me al zon beetje hè¨. Mijn bemoeiingen mét en mijn gemoeder óver Joke. Mijn kritiek, toen ze een samenkomst ging bezoeken, die ik wat slap vond. Mijn opmerking aan haar, dat je daar volgens mij te weinig voeding kreeg. Toen:dat gesprek; en de ontdekking, dat ikzelf in liefde tekort schoot.
    Later: het schokkende inzicht, dat er nog meer aan mij haperde:
    - allereerst trachtte ik mijn nederige maatschappelijke positie - ik ben administratief uitzendkracht - ergens mee te compenseren. Om dat manco goed te maken, voelde ik mij heel hoog vanuit mijn geloofsbeleving.
    - Daarnaast was er die nooit goed verwerkte jaloezie jegens mijn beter in het leven geslaagde jongere zusje Jacqueline.
    Na schuldbelijdenis daarover aan Jezus, voelde ik mij zó ontspannen. Laatst was ik op de verjaardag van Jackie. Ik zat in dat dure, leren bankstel van hen, maar voelde me niet meer door die constante jaloezie van vroeger terneergedrukt,
    Jacqueline had mij gecomplimenteerd met mijn slankheid. Joop had geplaagd:
    "Wat is ze lief, wanneer ze bloost; wat staat dat góed op dat blanke velletje. En die contactlenzen in plaats van dat brilletje; wat een vóndst".
    En toen kon ik vertellen van mijn blijdschap. Joop had nog geroepen:
    "Lotty, niet over die superieure, krachtpatserige christenen, die je bij jullie gewoon van de boom kunt schudden".
    Ik heb maar eens gelachen en gezegd:
    "Ik weet niets meer van geestelijke bodybuilders en glamourgirls. Ik weet alleen maar, dat ik nú een blí­j kind van God ben. Ik was nog teveel een rups, maar nu ben ik een vlinder aan het worden" .
    Jackie zei:
    "Lotty, ben je nu echt niet een beetje van Lotje getikt'. Heel bekwame mensen zeggen, dat God dood is. Die profeten uit de bijbel: dat was de intelligentsia van tóen. Zij voerden het vólk van toen naar een hoger peil met behulp van een godsbesef, dat tóen nodig was. Maar de intelligentsia van nú reikt al weer hoger. Zij brengt het volk van nú naar een hoger peil, zonder dat daar een godsbesef aan te pas komt. Echt, jouw Jezus is dood; helemaal dood"
    Maar ook dáárop had ik een antwoord:
    "Kán toch niet. Laatst heb ik in de naam van Jezus op een zieke mijn handen gelegd en die persoon werd beter. Hoe kan Jezus nu zoiets doen, als Hij dood zou zijn!? Ik weet wel, waarom jullie mij wat twijfelend aankijken. Jullie hebben mij gekend als een bombarie makende christin, die luidkeels haar 'dode werk' aanprees. Nú ben ik gekalmeerd. Maar mijn nu lévende werk doorstaat de proef. Ik voeg nu niets meer van fanatisme toe aan de blijde boodschap van het ware geluk. Ik draag dat 'levende werk nu als een prachtige jas. Mijn dode werk van vroeger zit in de vodden. Een tijdje lang had ik roem van sommige kortzichtige gelovigen. Nu heb ik roem bij God! De eerste tijd van mijn christen zijn kreeg ik slecht loon naar slecht werk. Pas nu zie ik, hoe royaal God góed werk beloont. En: Hij vertrouwt mij steeds meer toe'" .
    Zo kon ik nu met Jackie en Joop spreken. En: de stemming werd niet bedorven.

    En gisteren; ach: je weet: de zondag vóór kerst: overal kerstzangdiensten. 's Avonds dacht ik:
    "Ik zoek mijn broeders en zusters eens op. Ik wil zon dienst meemaken en christenen zien, die ik anders nooit ontmoet'" .
    Bomvolle kerk. Zingen van:
    - de Heiland, op Wie je blijft hopen
    - het Licht uit de duistere wolken
    - de herdertjes in de stille nacht.
    Och, het deed me wel iets. Maar de verrassing was toch: een meditatie van Gert Buursma.
    Ik ken hem wel; heb hem wel eens beluisterd, maar hier! Hij vertelde iets van achter het ijzeren gordijn. Daarna ging hij over die tekst spreken van Jezus, Die zegt, dat Hij nu toch echt gauw gaat komen (Op. 22:20).
    Hij reikte ook het antwoord aan, dat je kon geven, wanneer mensen-van-buiten je vroegen, wat kerstmis nu eigenlijk betékende. Je kon dan zeggen:
    "Het gaat niet alleen om dat Kind in de kribbe. Dat Kind is een man geworden. Als Overwinnaar en Rechtvaardige Heerser komt Hij terug. Dat zit allemaal in dat kerstfeest. Vermanend én bemoedigend zegt Hij, dat Hij gauw komt. Maar daarvan zullen wij alleen plezier hebben, als wí­j van ónze kant kunnen zeggen,dat Hij- wat ons betreft - van harte welkom is (Op. 22:20)".

    Ik keek naar zijn gezicht. Jaren ouder geworden na die crisis van de zomer. Er was iets met een meisje: een uitgeraakte verkering of zo. Dat heeft hem verschrikkelijk aangepakt. Hij heeft zich hersteld; is rijper geworden.

    Zou er wel voldoende voor hem gebeden worden, want verdriet was toch nog een beetje van zijn gezicht leesbaar. Als í­k nu eens voor hem ging bidden.

    15-09-2007, 20:01 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    08-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.8.6.1.
    4.8.6.1.
    Ilona Verhoeven; via een keihard, absoluut "neen" in de verkeerde poot van de "V".

    19 december 1982: dit jaar is in mijn leven de grote beslissing gevallen. Ik heb altijd, vanuit mijn feministische gevoelens, gezocht naar de volmaakte vrouw. Toen leerde ik, via de nieuwe opvattingen van Joke, het christelijk geloof weer eens op een andere manier kennen. Ik had zo vaak heel diep op haar ingepraat,, nadat we in het een of andere vrouwencafé meegedaan hadden aan de discussies.
    Nú waren de rollen omgekeerd. Zij praatte met ongekend vuur zo op mí­j in, dat ze mij nieuwsgierig maakte. Ik ging met haar naar samenkomsten van met-haar-gelijkgezinden en daar ontmoette ik Gert Buursma. Vanaf dat ogenblik kon 'de volmaakte vrouw' mij niets meer schelen. Dat bijdehante, emotieloze, wat kille, geí«mancipeerde wezen, zoals ik mij dat voordien voorstelde, deed mij niets meer.
    Een korte tijd was heel die verbeten aandacht van mij op hém samengetrokken, vond ik hem -laat me niet lachen- de volmaakte man. Hij bracht mij als een schoolmeisje aan het blozen. Ik was op weg om gewoon verliefd te worden.
    Hij sprak vaak over de volmaakte mens, die de sieraden van Gods Geest droeg (Hooglied 1:5).
    Hij wees erop, hoe indrukwekkend je werd, als je afzag van dood, zelfverzonnen werk en van 'wel in God geloven'. Hij schilderde de volledige overwinning van het 'God geloven' (Rom. 4:3) en van het gehoorzaam ook dóen van het levende, door Jezus vóórgedane werk (Joh. 14:12). Hij schetste de blijdschap, gelegen in het aanbieden van zichzelf aanbevelend levend werk aan de Eeuwige. Hij riep iedereen op om vrijmoedigheid te hebben om de oude kleren uit te doen (Hebr. 12:1). Hij nodigde ons uit om wijs en verstandig te zijn en nieuwe, door God geboden kansen te grijpen.
    Doe de nieuwe kleren aan" .(Ef. 4:24).
    Zo spoorde hij ons aan. En -of hij ons gadegeslagen had - vertelde hij dan van onze vergeefse activiteiten tot dusver, die ons nooit beloning hadden gegeven.
    "Zeg maar 'ja' tegen het nieuwe werk, roep maar glorie'' over het levend bezig zijn".
    besloot hij eens.
    - Nooit meer een gat in je loonzakje; nooit meer het idee, dat je geld op is, vóór je eraan begint (Haggaï 1:6). Altijd overvloed, altijd een antwoord, altijd vrede, altijd innerlijke rust met Jezus.
    En ik zat daar maar naar die mensen in de sam te kijken met die scherpe ogen van mij. Ik luisterde en bouwde een innerlijke weerstand op met als materiaal dat, wat ik zag en hoorde. Ik kén de bijbel, heb hem vroeger van A tot Z bestudeerd. Ik bén hyper intelligent; daarom doorzag ik al die kleinburgerlijke gelovigen direct. Ik wí­st, dat velen van hen dáchten, dat ze wat 'hadden', maar dat ze in feite alleen maar een ander jasje over hun stomheid hadden aangedaan. Ik voorzag al de ontreddering in hun ogen, wanneer ze dat in de laatste, eenzame ogenblikken van hun leven zelf ook in de gaten zouden krijgen. Ik begon hen al in te schatten als tegenstanders en verachtte hen als zodanig. Datzelfde inzicht gaf me ook een andere blik op de bijbel. Vroeger had ik die gezien als een zwak boek, dat je glimlachend in het vuur kon gooien (Jer. 26:23). Nu zag ik die bijbel, zoals hij werkelijk wás: een boek, waar vuur vanuit ging, dat tegenstanders kon verteren (Ps. 97:3). Maar gelijk zag ik de mogelijkheden om de invloed erván met verdraaide teksten erúit terug te dringen.
    Als je dat gek opgemerkt vindt van dat 'hyper intelligente', als je dom giechelt:
    '" Gunst, wie zegt nu zoiets van zichzelf",
    is dat jouw zaak.
    Ik had dus die ménsen én die bijbel door. Ik ging ook mijn positie ten opzichte van God duidelijker afbakenen. Ik geloofde in Hem, maar zei steeds duidelijker "neen" tegen Hem.
    In al dat luisteren náár en de gesprekken mét Gert nam ik die ontwikkeling in mijn innerlijk wáár: groeiende vijandschap jegens Gods kinderen, Gods Woord en God zelf.
    Vanuit de bovenste lagen van mijn persoonlijkheid klonk aanvankelijk een "ja". Vanuit de diepste lagen werd het "neen" steeds bewuster. In zekere zin ben ik blij, Gert te hebben ontmoet. Hij bracht mij tot de bewuste keus. Vooral de preek, die ik zo-even weergaf, werkte als een katalysator. Ik wí­lde die sieraden van Gods Geest niet, ik wilde met ándere kracht worden bekleed (Op. 13:12). Ik wilde niet 'op Gerts manier' indrukwekkend worden; ik wilde -samen met anderen- op een ándere manier worden bewonderd (:15). Ik wilde doods, aards, platvloers, burgerlijk werk wel kwí­jt. Ik wilde echter ánder werk dan Gert aanbeval (:13). Ik wilde dat andere werk best aan iemand aanbieden, maar niet aan die God-van-Gert (:14). Ik wilde een tempel zijn, maar niet voor die Jezus-van-hem (2 Thess. 2:4). Ik wilde loon (Rom. 6:23), maar niet die zoetsappige beloning, waarvan Gert sprak. Ik zocht de waarheid, maar die moest van een andere makelij zijn.

    En toen, in februari, maakte ik kennis met 'hen'. Ik ontmoette mensen van de tegengemeente (Op. 13:15). Zij waren ook geestvervuld (:2). Eén uit hun midden, iemand van werkelijke allure, sprak mij aan. Hij kénde de gedachte, waarmee ik bezig was. Ik luisterde naar zijn woorden: dit was het antwoord; wat ik zocht, het wás niet in het feminisme. Ook niet in het christendom, maar bij hén. Mijn "neen" vond eindelijk de klankbodem, waarnaar het op zoek was. Ik had in de gesprekken met Jo goud bespeurd. Dat goud was me echter te stralend. Ik zocht donker goud. Dat was hí­er. Ik werd ingewijd in hun kring, kreeg kennis van hun eerste geheimen: nee sukkel, denk nu niet aan vrijmetselarij, vergelijk het ook niet met iets anders, dat je kent. Dit was het totaal andere.
    Ik brak met Joke en blies Jan in een gesprek met gemak omver. Er kwam zo'n kracht over me, dat ik tenslotte ook Gert aankon. Mijn hart werd verscheurd, toen ik hem zó moest kwellen. Ik had hem lief, maar wilde zijn innerlijk doden. Ik zou zelfs zover hebben durven gaan om hem helemaal dood te maken (Op. 11:7).
    En tóen de koude triomf: hij ging er áán; hij ging eráán!... Ik had gedacht, dat hij een man was, die niet ineen kón schrompelen, maar: hij schrompelde ineen. Misschien had ik hem tot overlopen kunnen bewegen (Matth. 24:24). O, dan had ik álles in eigendom gehad:
    - de geheimen, die het gevolg waren van mijn rebellie
    - en daarnaast: zijn wezen!
    Maar toen zijn schip al slagzij maakte, greep hij naar 'het oneerlijke wapen'. Er kwam een nevel om hem, die hard werd als een muur (Jes. 54:17); een muur, die mij wég dwong (Jes. 54:15). Hij keek mij na, toen ik huilend naar mijn auto vluchtte. Ik vergeet die blik nooit meer.

    In de auto heb ik God vervloekt en op mijn tong gekauwd van pijn (Op. 16:10).

    08-09-2007, 19:00 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.8.6.1.
    4.8.6.1.
    Ilona Verhoeven; via een keihard, absoluut "neen" in de verkeerde poot van de "V".

    19 december 1982: dit jaar is in mijn leven de grote beslissing gevallen. Ik heb altijd, vanuit mijn feministische gevoelens, gezocht naar de volmaakte vrouw. Toen leerde ik, via de nieuwe opvattingen van Joke, het christelijk geloof weer eens op een andere manier kennen. Ik had zo vaak heel diep op haar ingepraat,, nadat we in het een of andere vrouwencafé meegedaan hadden aan de discussies.
    Nú waren de rollen omgekeerd. Zij praatte met ongekend vuur zo op mí­j in, dat ze mij nieuwsgierig maakte. Ik ging met haar naar samenkomsten van met-haar-gelijkgezinden en daar ontmoette ik Gert Buursma. Vanaf dat ogenblik kon 'de volmaakte vrouw' mij niets meer schelen. Dat bijdehante, emotieloze, wat kille, geí«mancipeerde wezen, zoals ik mij dat voordien voorstelde, deed mij niets meer.
    Een korte tijd was heel die verbeten aandacht van mij op hém samengetrokken, vond ik hem -laat me niet lachen- de volmaakte man. Hij bracht mij als een schoolmeisje aan het blozen. Ik was op weg om gewoon verliefd te worden.
    Hij sprak vaak over de volmaakte mens, die de sieraden van Gods Geest droeg (Hooglied 1:5).
    Hij wees erop, hoe indrukwekkend je werd, als je afzag van dood, zelfverzonnen werk en van 'wel in God geloven'. Hij schilderde de volledige overwinning van het 'God geloven' (Rom. 4:3) en van het gehoorzaam ook dóen van het levende, door Jezus vóórgedane werk (Joh. 14:12). Hij schetste de blijdschap, gelegen in het aanbieden van zichzelf aanbevelend levend werk aan de Eeuwige. Hij riep iedereen op om vrijmoedigheid te hebben om de oude kleren uit te doen (Hebr. 12:1). Hij nodigde ons uit om wijs en verstandig te zijn en nieuwe, door God geboden kansen te grijpen.
    Doe de nieuwe kleren aan" .(Ef. 4:24).
    Zo spoorde hij ons aan. En -of hij ons gadegeslagen had - vertelde hij dan van onze vergeefse activiteiten tot dusver, die ons nooit beloning hadden gegeven.
    "Zeg maar 'ja' tegen het nieuwe werk, roep maar glorie'' over het levend bezig zijn".
    besloot hij eens.
    - Nooit meer een gat in je loonzakje; nooit meer het idee, dat je geld op is, vóór je eraan begint (Haggaï 1:6). Altijd overvloed, altijd een antwoord, altijd vrede, altijd innerlijke rust met Jezus.
    En ik zat daar maar naar die mensen in de sam te kijken met die scherpe ogen van mij. Ik luisterde en bouwde een innerlijke weerstand op met als materiaal dat, wat ik zag en hoorde. Ik kén de bijbel, heb hem vroeger van A tot Z bestudeerd. Ik bén hyper intelligent; daarom doorzag ik al die kleinburgerlijke gelovigen direct. Ik wí­st, dat velen van hen dáchten, dat ze wat 'hadden', maar dat ze in feite alleen maar een ander jasje over hun stomheid hadden aangedaan. Ik voorzag al de ontreddering in hun ogen, wanneer ze dat in de laatste, eenzame ogenblikken van hun leven zelf ook in de gaten zouden krijgen. Ik begon hen al in te schatten als tegenstanders en verachtte hen als zodanig. Datzelfde inzicht gaf me ook een andere blik op de bijbel. Vroeger had ik die gezien als een zwak boek, dat je glimlachend in het vuur kon gooien (Jer. 26:23). Nu zag ik die bijbel, zoals hij werkelijk wás: een boek, waar vuur vanuit ging, dat tegenstanders kon verteren (Ps. 97:3). Maar gelijk zag ik de mogelijkheden om de invloed erván met verdraaide teksten erúit terug te dringen.
    Als je dat gek opgemerkt vindt van dat 'hyper intelligente', als je dom giechelt:
    '" Gunst, wie zegt nu zoiets van zichzelf",
    is dat jouw zaak.
    Ik had dus die ménsen én die bijbel door. Ik ging ook mijn positie ten opzichte van God duidelijker afbakenen. Ik geloofde in Hem, maar zei steeds duidelijker "neen" tegen Hem.
    In al dat luisteren náár en de gesprekken mét Gert nam ik die ontwikkeling in mijn innerlijk wáár: groeiende vijandschap jegens Gods kinderen, Gods Woord en God zelf.
    Vanuit de bovenste lagen van mijn persoonlijkheid klonk aanvankelijk een "ja". Vanuit de diepste lagen werd het "neen" steeds bewuster. In zekere zin ben ik blij, Gert te hebben ontmoet. Hij bracht mij tot de bewuste keus. Vooral de preek, die ik zo-even weergaf, werkte als een katalysator. Ik wí­lde die sieraden van Gods Geest niet, ik wilde met ándere kracht worden bekleed (Op. 13:12). Ik wilde niet 'op Gerts manier' indrukwekkend worden; ik wilde -samen met anderen- op een ándere manier worden bewonderd (:15). Ik wilde doods, aards, platvloers, burgerlijk werk wel kwí­jt. Ik wilde echter ánder werk dan Gert aanbeval (:13). Ik wilde dat andere werk best aan iemand aanbieden, maar niet aan die God-van-Gert (:14). Ik wilde een tempel zijn, maar niet voor die Jezus-van-hem (2 Thess. 2:4). Ik wilde loon (Rom. 6:23), maar niet die zoetsappige beloning, waarvan Gert sprak. Ik zocht de waarheid, maar die moest van een andere makelij zijn.

    En toen, in februari, maakte ik kennis met 'hen'. Ik ontmoette mensen van de tegengemeente (Op. 13:15). Zij waren ook geestvervuld (:2). Eén uit hun midden, iemand van werkelijke allure, sprak mij aan. Hij kénde de gedachte, waarmee ik bezig was. Ik luisterde naar zijn woorden: dit was het antwoord; wat ik zocht, het wás niet in het feminisme. Ook niet in het christendom, maar bij hén. Mijn "neen" vond eindelijk de klankbodem, waarnaar het op zoek was. Ik had in de gesprekken met Jo goud bespeurd. Dat goud was me echter te stralend. Ik zocht donker goud. Dat was hí­er. Ik werd ingewijd in hun kring, kreeg kennis van hun eerste geheimen: nee sukkel, denk nu niet aan vrijmetselarij, vergelijk het ook niet met iets anders, dat je kent. Dit was het totaal andere.
    Ik brak met Joke en blies Jan in een gesprek met gemak omver. Er kwam zo'n kracht over me, dat ik tenslotte ook Gert aankon. Mijn hart werd verscheurd, toen ik hem zó moest kwellen. Ik had hem lief, maar wilde zijn innerlijk doden. Ik zou zelfs zover hebben durven gaan om hem helemaal dood te maken (Op. 11:7).
    En tóen de koude triomf: hij ging er áán; hij ging eráán!... Ik had gedacht, dat hij een man was, die niet ineen kón schrompelen, maar: hij schrompelde ineen. Misschien had ik hem tot overlopen kunnen bewegen (Matth. 24:24). O, dan had ik álles in eigendom gehad:
    - de geheimen, die het gevolg waren van mijn rebellie
    - en daarnaast: zijn wezen!
    Maar toen zijn schip al slagzij maakte, greep hij naar 'het oneerlijke wapen'. Er kwam een nevel om hem, die hard werd als een muur (Jes. 54:17); een muur, die mij wég dwong (Jes. 54:15). Hij keek mij na, toen ik huilend naar mijn auto vluchtte. Ik vergeet die blik nooit meer.

    In de auto heb ik God vervloekt en op mijn tong gekauwd van pijn (Op. 16:10).

    08-09-2007, 19:00 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    02-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.8.5.4.
    4.8.5.4.
    Gert Buursma; sterke vent; zware verzoeking.

    18 december 1982: de tiendaagse veldtocht'' is ook voor mí­j begonnen. Ik behoor bij de kapelgemeente, maar de zaken hebben zich zó ontwikkeld, dat ik veel ga spreken, ook in andere groepen. Niet alleen in volle evangeliegemeenten en zo, maar ook in kerkelijke kringen.
    Dat komt zó: allereerst geven Bart en Aaf je zo lekker de ruimte. Daarnaast speelt echter ook het volgende: ik zit in bijbelverspreidingswerk achter het IJzeren Gordijn en breng hí­er dikwijls de groeten over van geloofsgenoten dáár. Dat is nieuws, waar allerlei Christenen op zitten te wachten. Vandaar: in deze tijd van de ene kerstfeestviering naar de andere: bij allerlei soorten gelovigen. En maar vertellen van hén ; naast uiteraard het gebruikelijke.

    Deze tijd van het jaar komt zo onwezenlijk op mij over. Vanmiddag nog in een groot winkelcentrum met allemaal kerstmanpoppen, uitgedost, alsof ze wezens uit de ruimte waren. En overal kopende mensen, terwijl de radio net doet alsof het halve land beneden de armoegrens zit. Zo onecht, zo verwarrend allemaal.
    Op 2 januari rijd ik weer met mijn vaste maat over stille, smalle, slechte wegen. Wij gaan bijbels brengen aan mensen, die geen weet hebben van ruimtekerstmannen en voor wie ónze armoedzaaiers rijke lui zijn.
    Moeilijk, riskant werk. Vóór ik eraan begon, deed lafheid mij soms ineen schrompelen. Ik zei:
    "Nee, mij te link,
    maar God zei:
    " Ja".
    Nu doe ik het al weer jaren.
    En ook dáár spreek ik; niet zozeer in kerken, maar meer in volgepropte huiskamers. De mensen dáár drinken haast kritiekloos - die indruk krijg je aanvankelijk wel eens - alles in, wat je zegt. Je komt immers uit 'het westen', je bent bijna een tovenaar, je kunt hén bereiken. Glad en soepel - nou ja, op die smokkelbijbels na dan- overschrijd je grenzen, die voor hén onverbiddelijk zijn. Kijk, zo denk je in het begin wel eens, dat hun overwegingen zijn.
    Ik zei toen wel eens;
    "Doorproef je wel, wat ik zeg. Tóets je het wel?! Je hoeft het niet zonder meer op te zuigen".
    Maar zij antwoordden:
    "Wij wí­llen niet afgesloten raken. Wij willen verbonden blijven met de hele wereld; en '
    kritiekloos aanhoren'; dat lí­jkt maar zo. Onze oren zijn gescherpt door de vervolging. Onze ogen zijn verhelderd, nu wij de propaganda hebben doorzien. Wij koersen naar de goede rede. Wat jij zegt, is wind in onze zeilen".
    Wat een volk hè¨, arm en toch rijk. Dat moet je hebben: zo'n gehoor, zo'n gescherpte, 'helderziende', gelouterde groep.
    In óns land steken de broodkruimels wel eens. Een verwende schare, niet gehard door openlijke, zichtbare vervolging.
    Als 'taartjes-eters' genieten ze van allerlei prediking (2 Tim. 4:3). Toch doen ze er niets wezenlijks mee (Luc. 6:46). En in de verborgen, onzichtbare verleiding blijken zij minimumlijders; rijk en toch arm. Kom, laat ik nu niet generaliseren. Zo zí­jn er; maar er zijn er ook velen, die ánders zijn.
    Hoe bereik je het maximum?! Door drúk! (Op. 15:2). Zoals drukking van de melk boter voortbrengt (Spr. 30:33), zo brengt ook de verdrukking van het geloof de room boven (Hebr. 11:34).
    Pas dán leer je goed inzien, dat het roer van je levensschip echt óm moet.

    Overigens, voor verdrukking van je geloof hoef je niet in het bijzonder in een Oost-Europees land te vertoeven. Verdrukking kun je ook - veel subtieler - hí­er meemaken: mensen, die je boodschap van Jezus horen, die erdoor verontrúst worden. Zij willen geen 'ja
    ' zeggen. Door hun neen'' voortgejaagd, moeten ze wel naar stenen grijpen.
    Stenen, om jou daarmee te bekogelen.
    Zij willen hun dode daden niet inruilen voor levend liefdewerk. Zij wí­llen niet uit het harnas van hun boze instelling geholpen worden en bekleed worden met de soepele wapenrusting van God. Zij willen Gods schoonmakende rivier niet door de Augiasstal van hun leven leiden. Zij willen Gods blijde vlag niet laten wapperen. Zij willen verder gaan onder de doodskopvlag van de roverhoofdman.

    Wanneer je meemaakt, dat ze zo nee'' tegen je schreeuwen, dan is dat óók verdrukking. En wanneer dat neen'' dan komt uit de mond van een jonge vrouw, waarop je stapeldol verliefd bent: maar dát komt aan! Ik ben Ilona gaan liefhebben. Eind 1981 ontmoette ik haar voor het eerst. Op de bruiloft van Jan en Joke liepen we hand-in-hand. Maar niet lang daarna; wat er toen gebeurde; ze leek wel omgedraaid als een blad aan de boom. In intelligentie waren we aan elkaar gewaagd. Onze gesprekken waren flitsend en scherp. Van mijn kant echter werden ze doortrokken van steeds meer genegenheid. Ook van haar kant zat er iets voortdurend lievers in.
    En toen opeens: wég bij haar het lieve: bikkelhard. Ik kon niet tegen haar op. Ik ben wedergeboren en vervuld met Gods Geest, maar ik hield het niet in dat laatste gesprek. Ik werd door haar vernield; ómgegooid, kon tenslotte alleen nog maar in tongen bidden, om niet totaal te worden vernietigd. Toen hield ze op met haar aanval, holde naar haar auto.
    Ik zag ze met geestelijke ogen, dat verrukkelijke kind. Een piratenschip was ze, de zwarte vlag wapperde. Gewapend was ze met het verschrikkelijkste wapentuig. Ze droeg een kogelvrij vest en was onbereikbaar. Ik voelde mij verslagen, maar zí­j vluchtte.

    In mijn totale ontreddering ging ik naar Jan en Joke. Ik trof Joke alleen. Toen in uitverteld was, zei ze:
    "Gert, dit was het ogenblik van je felste strijd tot dusver. Je bént niet verslagen. Je bidden in tongen maakte je uiteindelijk tot overwinnaar. Ik moet nu denken aan Jezus bij die eerste, grote krachtmeting (Matth. 4:1). Na zijn overwinning werd Hij door engelen bediend (:11). Ik ga jou nú dienen met wat te drinken en wat te eten, maar ook met gebed".
    En we hebben samen gebeden. Maar bidden voor Iloon, dat ging niet en dat gaat niet (1 Joh. 5:16).

    02-09-2007, 16:33 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    27-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    4.8.5.3.
    Aaf Vonk, een terugtocht, die een enorme opmars bleek.

    17 december 1982: wel, tot dusver heb ik me aardig koest gehouden. Jullie wisten van me als: de vrouw van Bart Vonk. We gaan gauw iets aan die onvolledige beeldvorming doen. Let eens op die naam: Aaf… kort. En denk eens, hoe die naam in mijn jeugd werd uitgesproken. Aef. Welke streektaal? Noord-Hollands. Ik ben een rasechte, heb de hardblauwe ogen en het hele voorkomen van de mensen uit die streek. Je weet wel, dat gebied tussen Den Helder en de lijn Skaegen-Purmerend, waar het altijd waeit. Je kent de mensen uit dat gebied misschien wel: het is geen gemakkelijk volk en in hún midden stond ík bekend als een ‘kwaei’ … dus: kijk maar uit.
    God is echter altijd op zoek naar goud. Dat goud zit bij die resolute, harde mensen van dáár net zo goed als bij het aarzelende, zachte volk, dat je elders wel vindt.
    Wij – mensen uit ‘de streek’- kunnen er óók oog voor krijgen, dat ‘werk van de aarde’ doods is. Ook wíj kunnen ontdekken,dat ‘werk van de hemel’ leeft. Wij gaan dan echter ook stáán in dat nieuwe. Wij zijn geen wegsmeltend schuim, maar blíjvend staal. Wíj roeien niet meer bij de minste of geringste tegenstand de verkeerde kant op. Wij kennen de wind in ons natuurlijk leven; wel: wanneer hij in ons geestelijk leven opsteekt, dan zijn wij geneigd, een zeiltje bij te zetten. Ook tégenwind beschouwen wij als mééwind. Wij zeggen:
    “Heer, ook dit werkt mee ten goede” (Rom. 8:28).
    Wij laten ons in zo’n geval des te harder naar de goede kant van God blazen. We zeggen tegen de Heer:
    “Stórm ons maar uit de oude spullen; we verlangen naar de nieuwe”
    Zo zijn ‘wij van daar’. En als je zegt:
    “Nou … Aáf… vrij jij die lui niet te hard op?”
    dan zeg ik:
    “Als ik het niet doe, doet niemand het.”

    Toen mijn man de kant van God koos, deed ik ferm mee. Toen hij zo’n beetje een gemeente onder zijn hoede begon te krijgen, blies ik míjn partij ook heel lúid mee. Ik blies die partij zó indringen,d dat de gemeenteleden wel eens spraken van ‘broeder Aaf’. Maar toen kwam de verandering. Ik was altijd zo dominerend geweest, dat mijn man een tikje in de schaduw bleef. Ik blééf vooralsnog dominerend, maar híj kwam úit die schaduw. Hij was altijd maar een klein ambtenaartje, die van zijn iets-meer-dan-modale-salaris net een tam wagentje kon rijden. Toen hij echter aan gewicht won in Gods koninkrijk, begon hij warempel ook promotie te maken in het leven van alle dag (Matth. 6:33). Er kwam een mooie, ruime koopflat voor ons en de drie kinderen. En warempel sinds kort ook: een áuto. Want dat blikje van vroeger kon ik geen ‘auto’ noemen.
    Ik kon het eerst zo moeilijk hebben, dat hij zo… zo groot werd.
    Het leidde echt tot wrijvingen.
    Maar tóen zag ik, dat het mooi werd, zoals het aan het groeien was. Daardoor aangemoedigd, stond ik toe, dat God ook aan mij ging werken. En de resultaten?! Het krampachtige, heerszuchtige van ‘de vrouw met de broek aan’ week. Jezus hing mij de krans en het sieraad om van de echte vrouwelijkheid (1 Petrus 3:3). Het al te mannelijke in mij werd getemd. Mijn man schoof naar voren. En ik… schoof ik naar áchteren? Eigenlijk niet; ik werd een ‘hulp tegenover hem’ (Gen. 2:18). Hoe werkte dat nu op onze gezamenlijke situatie uit?
    Een voorbeeld: hij trok mensen aan, die krachtiger werden dan hijzelf.
    Aanvankelijk had ik geroepen:
    “Kijk uit oen… ze drukken je weg!”
    Nú werd ik gewonnen voor zíjn inzicht:
    “Laten het allemaal maar reuzen worden. Ik kan beter op hen allemaal tezamen leunen dan zij met z’n allen op mij.”
    Ik werd helemaal gerustgesteld, toen ik merkte, dat hij zijn duidelijk door de Heer aangewezen positie als ‘engel’ (Op. 2:1) toch niet prijsgaf. Een ‘Lamme Goedzak’ werd hij niet.
    Het gaat zó goed nu! Bart heeft zó de ‘gave van het woord’. Al die reuzen, ook de Van Dalens, voor wie ik met name bang was geweest, zitten zó geboeid te luisteren, wanneer hij iedereen in vuur en vlam zet voor Jezus. Bijvoorbeeld onlangs, toen hij besloot met:
    “Abraham heeft de dag van het in-ons-midden-zijn van de Here Jezus voorzien. Wat was hij blíj (Joh. 8:56). Zouden wij dan niet blij zijn! Goed, die grote dagen van zijn eerste aanwezigheid zijn nu voorbij. Maar: wat een vrucht brachten zij óns! En: wij leven nu in de dagen van zijn twééde aanwezigheid. Met zijn Geest wil Hij nu in ons ínnerlijk wonen (Rom. 8:11). Binnenkort komt de tijd van zijn dérde aanwezigheid. In ons hart, zoals ook nú … en als een Koning tussen óns als zijn vórsten (Jes. 32:1). En daarna… wordt het nóg heerlijker.”
    Iedereen, al die machtige gelovigen, sprongen op. En zoals ze dat lied zongen:
    “Majesteit, groot is zijn Majesteit
    Lof zij Jezus, glorie, hulde en eer…”

    We groeien in onze gemeente: in de diepte en in getal. Even de schijnwerper op een paar nog betrekkelijke nieuwelingen:
    In de wat oudere wijk, hier vlakbij, wonen Jan en Joke Donker. Ik voel me tot die twee erg aangetrokken.
    Hij is eigenlijk zo’n boef hè. Geen gluiperd, maar echt-voor-z’n-raap. Altijd een wildeman, een schreeuwer, maar toch met een warm hart voor het milieu en tegen de terreur en de atoombewapening… en … actief in het buurtwerk.
    Je moet rekenen: vroeger woonden wij daar ook; hij was een ‘wijk grootheid’ en ik kende hem toen al zo’n beetje. Hij durfde zich uit kraakpanden te laten meppen en vatte kou in maartse tentenkampen… en díe vent werd veroverd door Jezus!
    En Joke… gewoon een vriendin voor me. Onze drie dochters zijn gek op haar.
    Toen ze zo bang was in die verwachtingstijd, heeft ze bij mij uitgehuild.
    En nu huilen míjn meisjes wel weer eens bij háár uit. Ze hélpt mij gewoon in de opvoeding.

    Ik kom wel weer eens wat verder gezelsen, maar zo moet het nu maar even.

    27-08-2007, 10:56 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    18-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    4.8.5.2.
    Gedenk de weg, waarin de HERE u geleid heeft (Deut. 8:2)

    16 december 1982: op het binnenplein van het winkelcentrum schudt de kerstboom in de felle wind. Wanneer je wat langer kijkt, zijn de elektrische lichtjes net cirkeltjes. Wacht: ik kijk even door het raam aan de andere kant. Bár zeg; de kerstboom dáár ligt óm! Geen wonder: wanneer het al zo waait, waar het nog beschut is, hoe.....
    Bart jongen; daar ga je weer… je hebt een troetelnaampje in de gemeente: Bart zit een preek in".
    Hou het in de hand knul!

    Ik ben nog niet zo heel lang voorganger van een groep pinksterchristenen. Nu ja, toch al weer tien jaar. Dat is in deze slijtende milieus niet eens zo gek. God stelt al degenen, die zich aanbieden voor dienst in zijn koninkrijk, wél op de proef. Dat is heel goed, heel nodig. Lang geleden bekeerde ik mij en werd ik wedergeboren. Ik zei tegen Jezus:
    "Met uw hulp wil ik gaan pogen om mensen te redden. Er zijn er velen, die goud zouden willen betalen voor innerlijke rust. Tegen hen zal ik zeggen, dat er geen prijs betaald hóeft te worden. Ik zal ze vertellen, dat je -om niet- Gods geestverruimende wijn en zijn voedzame melk kunt drinken (Jes. 55:1).
    Ik zal ze de boodschap brengen, dat hun innerlijk niet langer onvruchtbaar hóeft te blijven (Jes. 54:1). Wat zúllen ze blij zijn, wanneer ze horen, dat ze in overvloed vrucht kunnen dragen (2 Cor. 9:8) !
    Jezus stuurde mij op pad. Dat werd mijn proef-, mijn stagetijd. Het heeft geen zin om al mijn missers hier op te lepelen. Het eindresultaat van mijn optreden in totaliteit was in ieder geval zó:
    Velen zeiden:
    "Jij hebt meer dan ik".
    Dan was mijn antwoord:
    Kom, ga met mij en doe als ik (Ps. 122:1)".
    Een aantal deden dat en begonnen tot God te bidden. Sommigen kregen zó de smaak van dat bidden te pakken, dat die activiteit hun dode werken wegblies en hen volspoot met levend werk. 'Bid en werk'zogezegd, hoewel dat nergens in de bijbel staat.
    Ze hadden 'het doel' in het oog gekregen:
    - hun oude todden uitdoen en hun nieuwe kleren aantrekken.
    Zij waren als kaarsen, die ik aan had mogen steken. Zoals ik wakker was geschud, zoals ik hén wakker had geschud, zo handelden ook zij met wéér anderen.
    "Hee zeg, slaap niet zo vast. Je bent al een béétje dood. Als je maar dóór blijft suffen, word je toch heus té dood. Dan ben je niet meer te beroepen".
    Zo kwamen er steeds meer mensen, die wakker werden uit een dommel. In die gevaarlijke dommel hadden ze maar één onbewuste bezigheid gehad
    Een hekel hebben aan Jezus en Hem kwaad doen door "neen" tegen Hem te zeggen.
    Zij wreven zich de slaap uit de ogen en begonnen heel bewust
    Jezus lief te hebben en Hem goed te doen door ja" tegen Hem te zeggen.
    En al die mensen dromden rond mij samen.
    Wéér zwijg ik over mijn uitglijders. Ik schets alleen de grote lijn van Gods genade.
    Zo is het gegaan, zo eindigde mijn stagetijd; zo werd ik voorganger. Sommigen van hen, die zich óm mij verzamelden, waren geestelijk veel groter dan ik. Ik leerde met veel vallen en opstaan op de duur om daarop niet jaloers te zijn. Dat was een voortgezette training door Jezus. In veel beroepen heeft men lichamen, die zorgen voor 'education permanente'. Wél, Jezus weet daar ook wat van!
    Ik leerde uiteindelijk -na een periode van teveel-hooi-op-mijn-vork-nemen- mijn táák te zien:
    Engel (dat is) beheerder, organisator ven een gemeente te zijn (Op. 2:1)
    Hoewel ik uiteraard inzie, dat met dat woord 'engel' ook heel wel een -echte- engel bedoeld kan zijn.
    Met Mao Ze Dong leerde ik zien, maar in een iets andere context:
    "Laat duizend bloemen bloeien".
    Om mij heen groeiden 'eikenbomen der gerechtigheid' op.
    Machtige profeten, heerlijke herders, gezegende leraars, vurige evangelisten. Ik hield ze niet klein. Ook weer na de nodige misgrepen weerstond ik de verzoeking daartoe. Zij van hun kant waren zo hoffelijk; zij lieten mij in mijn waarde: ik spreek graag; doorproef het woord met de gelovigen. Ik blééf gelegenheid daartoe houden.
    Ik werk veel met heel praktische voorbeelden; Jan Donker - een van onze nieuwe mensen - kan nog met smaak vertellen, hoe een preek van mij -over 'pannenkoeken bakken!' (Hosea 7:8) hem eens heel veel deed.
    O ja, nóg een talent kreeg ik erbij: omgaan met jeugd. 's Zomers gaat een groot deel van mijn vakantie op aan tienerkampen. Daar worden de jongelui niet gehersenspoeld en verkrampt met 'niet naar de bios' en 'niet je opmaken' en 'niet ... enz'. We begraven hen onder zóveel 'ja's', dat de 'neens' uit henzelf gaan opkomen en besproken kunnen worden. Dat is op de duur doelmatiger dan allerlei geïnjecteer.
    Mijn vrouw Aaf is tot nog toe in mijn verhaal niet voorgekomen. Dat komt, omdat zij dadelijk het woord krijgt. Maar ik wí­l alvast dí­t zeggen:
    "Wij zijn samen een team."
    Wanneer je het in verband met de oudstenraad ziet: een team in een team. Laat ik een voorbeeld noemen: die Jan Donker, waarover ik het zo-even had, is getrouwd met Joke Willems. Toen ze pas bij ons kwamen, hokten ze nog. Dat heeft toen nog deining gegeven. Zuster Van der Kaa heeft er bijna een scheuring uit gebrouwen. Maar goed, dat is over. Ik herinner mij, dat we Jan en Joke als oudstenraad eens bedienden.
    Het was nog in die 'samenwoningstijd. Dat was meer het globále '' schoonmaakwerk'. Maar met Aaf samen ben ik laatst tweemaal bij hen geweest. Joke was gravida en maakte zich zorgen: de eerste maal. Later, toen het kind er was, wéér. We hebben bij die gelegenheden gevieren gebeden. Dat is het meer gedetailleerde schoonmaakwerk.
    Weet je, wat zo mooi is, vóór we op de knieí«n gingen, waren we broers en zusters. Toen we opstonden en ook verder gereed waren met ons gesprek, bleken we ook nog eens vrienden en vriendinnen te zijn.

    O ja, lezers: staat de kerstboom van úw leven op de binnenplaats al te trillen van de wind? Reken erop, hij moet naar buiten. Alleen met Jezus staat hij schoor tegen het omwaaien.

    Hé, daar ben ik toch weer aan het preken.

    18-08-2007, 19:10 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    12-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.8.5.1
    4.8.5.1.
    Joke Donker: Gods volk wordt uitgeleid; het gaat met vreugde voort

    15 december 1982: Donker, koud, winderig, nat. Weet je nog, toen wij, jij en ik, elkaar voor het eerst ontmoetten? Toen van dat weer. Maar wat een verschil!: toen zaten het duister en de kilte, de guurheid en de kliemerigheid ook van binnen. Nú niet meer. Als het ware met een houweel sla ik de met vunze vochtschimmels overdekte puinhopen van vroeger weg. Bederf lag toen over mijn leven als een vieze aanslag.
    Om een voorbeeld te noemen: de mensen zágen, dat ik te dik was.
    Ze begrépen wel, dat te grote eetlust daarachter zat. Maar ze wisten niet, waardoor die vraatzucht veroorzaakt werd: onvrede en nare herinneringen.
    Wel, dat was maar één ding. Nu is er vrede en genezing van verdrietige herinneringen. Ik stijg nu boven het bederf uit naar het niet-bederf. Ik zeg tegen God:
    "Heer, open Uw ogen maar wijd over dat leven van mij; geef Uw opdrachten maar. Nee, U zadelt mij niet op met blijvend onaangename taken."
    Waarom ik dat laatste nu in mijn gebed zei?:
    Sommige akkefietjes zí­jn vervelend, zoals dat telefoontje van mams in augustus, waarmee ze het stilzwijgen brak. Ze wilde wel goed worden, maar ze wrokte nog wat over dat, wat zij noemde: 'moeten trouwen'. Ik moest haar over een dood punt heen helpen. Dat was even een erg onprettig werkje. Haar onjuist inzicht was namelijk voor mij erg kwetsend. Ik moest die bezeerdheid echter op-de-koop-toe nemen. Iets hogers -relatieherstel- eiste dat. De uitkomst van ons verzoenend gesprek was echter weer prima.
    Ik hoorde laatst een Christin klagen, dat zij altijd allerlei zielige figuren moest opbeuren. Nooit was er eens iets fleurigs. Maar later was zij heel opgewekt: zij had iemand tot de Heer mogen leiden. Ook hiervoor zal wel gelden, dat je geen opgaven krijgt, die te zwaar zijn (2 Cor. 10:13).
    Er is overigens ook werk in de dienst van de Meester, dat direct al aangenaam is. Die babbeltjes met Michiel en eerder met Astrid: dát zijn prettige karweitjes. Wat een heerlijke kinderen van God kunnen die twee worden (O ja, ik zeg altijd: mams, alleen als ik 'us heitelan' ben, zeg ik wel eens: mem).
    Weet je:
    - Ik voel me nu -in de donkere dagen voor kerst- net een boom in het voorjaar: het geloof in Jezus is in mij aan het uitbotten.
    - En: niet alleen het geloof í­n Jezus;  ook het geloof ván Jezus. Soms zie ik mijzelf als een boot met een heel sterke motor. Vroeger hielden waterplanten mijn levensscheepje vast. Nu ranselt de schroef het wier kapot.
    - Soms heb ik het idee, dat ik een korenveld ben. Alle goede, nieuwe gedachten zijn als volle aren. Gods zon laat ze rijpen. Bescheiden buigen zij zich in zijn warmte neer. Vroeger stonden mijn loze aren parmant omhoog. Ik had hoge bloeddruk van alle opgewonden ideeën, daar achter mijn nederige terminal. Dood werk allemaal hè¨. Nu kan ik Carla helpen. Levend werk. Tóen niet; zo onbeduidend alles toen.

    Ik kan me voorstellen, dat de meisjes en de vrouwen zeggen:
    Hé Joke, je hebt toch een kí­nd gekregen. Je zit nu allemaal wel te kwebbelen:
    -  over je vroegere lompen en je maatmantelpak van nu
    -  over de grote schoonmaak van het spinrag van toen en de hygií«nische lysollucht van nu.
    Maar, hoe zwaar Marcel woog, hoe lang hij was, de kleur van zijn ogen en zijn haren;  van de echt interessante dingen, waarop we zitten te wachten, weten we niets" .
    .Goed; daar gaat ie. Veel beknopter dan ik zou willen. Ger is echter, juist voor wat betreft deze echt gezellige dingen, toch lástig!

    Toen het kind nog bij me woonde, groeide het een tijd zó slecht. Ik bén toch bang geweest, dat die infectie van tóen er iets mee te maken had. Bart en Aaf Vonk hebben met mij gebeden en die demonen van angst bestraft. Ik ben goed onder medische controle gebleven. De groei begon opnieuw en ook de bewegingen, die een poosje minder waren geweest, werden weer sterker. Ik stond in die tijd onder enorme druk. Vroeger was ik veel ziek geweest, hartstikke nerveus, constant gespannen.
    Heroïne-injecties, jaren terug al, hadden destijds iets in mijn hersens als met schuurpapier gekrast. En dan, in die slechte positie, belast met een erfenis van vroeger:
    - die niet zo vlotte gang van zaken rond 'het kind'
    - Hendriks, die mij onder het mom van het komende zwangerschapsverlof uit mijn chefplaats wegduwde en uit de ondernemingsraad.
    - De tijdelijke verwijdering met 'thuis'
    - Jans werkloosheid.
    Als de Heer mij niet had ondersteund... (Ps. 27:13).
    Toen: de geboorte. De dokter zei:
    "Je bent ook wel wat láát: negenentwintig; maar: de volgende keer gaat het beter"
    Op zulk een moment -wanneer de laatste persweeí«n eraan komen- zou je wel uit bed willen komen om zo'n man te slaan. Marcel kwam, huilde bijna niet, wilde niet drinken. Goed; het wás een schat, met die sterke blauwe ogen van Jan, ook met zijn blonde krullen. Het kon een broertje van Dick zijn - haha -¦ maar het was maar een dunnetje;  2800 gram... en kléin!... zes en veertig centimeter.
    Maar we hebben met de familie Vonk weer vurig gebeden. Zo fijn hè, om elkaar vast te houden. Er groeit zo'n liefdeband. Wanneer de een zwak is, dan is de ander sterk. Want neem nu toch Corry Bakker. Die kwam ook nog op bezoek. Zij stak ons toch een hárt onder de riem! Die Cor hè. Heeft het op het ogenblik zó druk met die toestand in Suriname. Maar ze heeft ook verkéring gekregen met een jongen van daar. Zodoende; dat vertelt ze overigens zélf wel. In ieder geval: Marcel is nu de vrolijkheid zelf. Overdag is hij in de crèche. Ik vecht namelijk om mijn mooie baan terug te krijgen. Maar dan moet ik er wél zijn! Overigens zit er iets aan te komen van een deeltijdbaan.
     

    12-08-2007, 15:42 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    05-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.8.4.4.
    4.8.4.4.
    Jan Donker:
    " en gij zult mijn getuigen zijn" (Hand. 1:8)

    14 december 1982: wel, jullie zí­jn al bijgepraat merk ik, ook voor wat betreft Paul en Marian.
    Ja- ik doe maar door- met een brief aan die broer van mij en een gesprek met die gehaaide vriendin van hem. En altijd dí­t getuigenis, dat ikzelf zo diep beleefd heb:
    - word toch eens vol met Gods gezindheid (Ef. 5:18) en ní­euw door zí­jn beïnvloeding (Ez. 11:19).
    - Verander nu eens niet je maniertjes en je voorkomen - zo onrealistisch toch- maar verander door zí­jn kracht wezenlijk in je dénken (Rom. 12:2) en in je daden (Op. 19:8).
    - Kom uit je ' dwars gebakken zijn'. Laat je door God boven-die-dwarsheid-uit verhógen, omhóóg tillen (1 Cor. 12:31).
    Doe het gauw, doe het nu. De dag, waarop je toch echt kláár moet zijn, komt onverhoeds. Nu kun je nog werken, dán gaat het niet meer (Joh. 9:4). Dan kun je niet meer roepen:
    "Joehoe, ik kom eraan",
    dan moet je kunnen zeggen:
    "Hier bén ik".

    Zo doe ik in al mijn gesprekken. Laatst zelfs nog in dat heel zware gesprek met Ilona. Het was of zij me wégspoelde. Maar ik kon toch nog waarschuwen, dat zij haar eigen belang moest prijsgeven, de ballast moest wégdoen.
    Toch was ze anders dan ieder ander. Ze zei:
    " Ik heb geen eigen belang meer. Ik héb geen ballast" .
    Ik probeerde nog:
    "Maar ik heb altijd gedacht, dat je diepste wezen in het teken van het verlangen stond".
    En zij weer:
    " Ja, maar niet naar Jezus"
    Een náár gesprek. Geen enkele weerklank voor mijn gevoelens, alleen maar disharmonie.
    Maar goed, dat is er ook maar één. Lotty bijvoorbeeld - ik ken ze, net als Ilona, via Joke- is zó aanspreekbaar. Zij is een beetje uit die ivoren toren van " wij in de Foyer". Ze ziet toch meer, dat we ook wel allemaal samen een belevenis met God moeten hebben (Ef. 3:18).

    En Henk: ach, hij is hard, maar ánders, minder hopeloos-ver-weg dan Ilona, dacht ik.
    Maar:
    - je wilt geen preekjes over dood werk zónder en levend werk mét toekomst
    - je wilt geen bespiegelingen over een oude jas, die in de vodden gaat en een nieuwe, waar je helemaal wég van bent: " die coupe ; dat dessin"
    - je wilt geen gejuich horen over de bezem, die ik door de troep gehaald heb en de vlag, die nú boven mijn leven wappert !
    o.k., o.k., jij je zin, ander verhaal:

    Ik leid nu het gemeentekoor, er zí­tten toch talenten bij! Dat dochtertje van Vonk, een leuk, aanhalig ding, hééft me toch een stemmetje. Ze draagt de hele groep.
    We oefenen druk voor de kerst.

    Ik zou in november examen doen voor SPD één. Maar door die computerstudie is dat weer uitgesteld. Ik zit er wat mee, moet ik dat tóch weer oppakken? Weet je, ik zal ook hierin de stem van de Heer dienen te horen. Typisch, op dit gebied zitten er zoveel stoorzenders. God komt er nog ní­et door.

    Maar, zul je zeggen:
    " We horen je nooit over Marcel; je wou zo graag een kind; je wilde een groot gezin".
    Dat is waar ook, sorry hoor.
    Marcel werd vrij moeizaam geboren. Joke heeft er nog heel wat van geweten. In het allereerste begin hebben wij even gedacht, dat er iets niet goed met hem was.
    Joke was zó bang, dat die infectie, die sief - o, wat een beschamende rotherinnering (Rom. 6:21)- hem kwaad had gedaan.
    Maar nú is alles goed.
    De praktijk is zo anders dan de theorie.
    Ik wou graag jochies met borstelkuifjes.
    Ik wou lekker aanhalige meidjes, weet je nog?
    Maar toen Marcel zich aankondigde, hád ik het niet meer. En nou wás hij er en zei ma Willems, dat er wel zéven konden komen. Moet je je voorstellen:
    - Joke lag zich daar - met vuurrode konen van de koorts- een beetje óp te schroeven
    - Met Marcel zat op dat moment alles echt niet helemaal kits
    Toen heb ik wél gezegd:
    " Ma; alsjeblieft: Joke en ik zijn toch geen twintig!"
    Maar nu kan ik ook aan dát idee weer wennen.
    Wat zegt Joke?:
    " Ik ga in deeltijd werken. En wat meer kinderen betreft: ik doe er niets tegen".
    Dat van die deeltijd is wel jofel. Komen we van die crèche af. Maar zeg: ik geef je Jo.

    05-08-2007, 19:24 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    29-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4.8.4.3. duiana van Dalen
    4.8.4.3.
    Diana van Dalen: ruilen doet huilen; voor háár niet wáár.

    13 december: Leuk, dat wij nu eens wat beter kennis kunnen maken. Uit eerdere verhalen ken je ons alleen als 'die lui met zo'n grote auto'. Hij zo'n autoritaire stripfiguur 'goudgerande bril, maatkostuum'¦ beetje 'rechtse man; de vrouw '-ik dan-: tikje pompeus, parelsnoer als halssieraad.
    Jullie hebt zijdelings gehoord, dat wij bemoeienis hadden met allerlei lui; ik nog eens een keer door de telefoon met Jo. Ze had toen wat bemoediging nodig omdat haar vriendin Lotty wat fanatiek had gedaan. Ze had wat fel tegen haar aangepraat. Bemoediging was ook onlangs nodig, toen wij er weer eens waren. Zij had zo echt behoefte aan troost. Ik heb de troost, die ik ontvangen had, door kunnen geven (2 Cor. 1:4). We hebben geknield, ik heb haar de handen opgelegd. Ze had zich zó leeg gegeven aan ánderen. Het was nodig, dat ze door die handoplegging nieuwe gaven, nieuwe kracht kreeg (2 Tim. 1:6). Wij waren die avond bemoedigd door haar dapperheid. Door die handoplegging bemoedigden wij haar weer (Rom. 1:12).

    Maar ondertussen weten jullie van óns nu nóg niets.
    Krijgt mijn man kans, om zich te profileren en dan gaat hij twee preken zitten afsteken. "Een", zegt hijzelf, maar hij kan niet tellen. Nu, laat mij dan die leemte eens opvullen.
    Wij zijn een tikje rechts- nu ja: tussen de vijftig en de zestig- moet je zien, hoe jullie op die leeftijd zélf denkt. Maar Ger heeft gezegd:
    "Hè hè! dat kan er nou nog nét bij. Diana alsjeblieft: geen politiek; ik weet me toch al geen raad. Na die ontboezemingen van Frans vallen ze allemaal over mí­j heen. Lui, die het eerst met mij eens waren, roepen nu, dat ze te gauw o.k. hebben gezegd. Hoewel Fráns het allemaal ziet, vinden zí­j, dat ik -pogend origineel te zijn- me lelijk in mijn venijnige, traditionele, behoudende, liefdeloze kaart heb laten kijken.!
    Wel, Ger zn zin.
    Mijn man zit in de autohandel. Ik ben trots op hem. Vanuit geloofsoogpunt bekeken, heeft hij van dat werk, dat '-geestelijk bezien- zo pierdood kan zijn, iets heel goeds gemaakt.
    Een jaar of drie geleden is hij in een bijna failliete zaak gestapt, omdat hij sympathie had voor de stichter. Hij is zelfs bórg voor hen gaan staan, toen het op zijn moeilijkst was. Zij hebben dat nooit geweten, maar zij voelden zijn vriendschap.
    Toen alle moeilijkheden voorbij waren, heeft hij hun gevraagd, om zich tot Jezus te keren. Ze kenden hem al als Christen en kameraad. Hoewel ze niet wisten, dat hij ook nog eens als borg hun zakelijke redder was geweest, was er zo'n band van vertrouwen, dat zij zn raad opvolgden. Nu kennen ze hem ook als ''broer'. Ze wonen vrij ver buiten Amsterdam. Ik heb niet zo geregeld contact met hen als Jos, maar ik ontmoet hen toch wel eens. Het zijn ménsen geworden!... zó!
    Een sfeer in die zaak: geweldig.
    Hun goede werken blijken:
    - tot in het auto repareren door hun personeel toe
    - in hun leasecontracten naleving
    - ach: noem maar op!
    Die man zei laatst:
    "Na mijn bekering -door toedoen van Jos- gelóófde ik wel, maar ik deed mijn werk náást mijn geloof. Nu echter geloof ik en ik doe mijn werk vanúit mijn geloofd. Die eerste dolle tijd -een roes van blijdschap- was het toch úiterlijk. Nu echter is het innerlijk. Toen was het een roestbehandeling van buiten, maar nu heb ik de draagbalken zelfs van bí­nnen een ML-behandeling gegeven. Vroeger was mijn carrosserie geblutst en het spuitwerk dof. Nu is alles uitgedeukt en opnieuw gespoten."
    Het is een jongen uit het autovak, vandaar die voorbeelden. Maar hij is ook een Christen, op de opwindende weg van bekering via wedergeboorte naar: nog véél meer.

    Wat een mannenpraatje hè¦ met al die autotermen. Maar je moet zó rekenen:
    - Ik ben met een zákenman getrouwd
    - Ik kom af van zakenlui
    - Ik heb ook zelf zaken gedaan, ik had daarin heel wat mogelijkheden.
    In mijn geval echter lag het zó, dat ik die eigen mogelijkheden prijs moest geven. Let wel: in mijn geval. Dat zegt dus niets voor jóuw situatie. Ik bespeurde déze gedachte in mijn hart en aanvaardde die als de stem van Jezus:
    "Doe die leuke grossierderij in parfums nu maar weg. Voor jóu is die een belemmering. Zij past ook niet in mijn strategie".
    Ik héb het gedaan. Jaren gewacht op nieuwe opdrachten. Het wás saai. Onze enige zoon al járen het huis uit. En Jos:
    "Spijtig van die groothandel van jou. Het verdiende toch goed en je had wat om handen.
    Ik wachtte, totdat God eens aan de slag zou gaan met mij. Geen zeventien jaar hoor, (Gal. 2:1, 1:17) zoals Paulus, Opeens merkte ik, dat Hij al lang met mij aan de slag wás, dat wil zeggen, in me aan de slag was. Hij was nota bene al bijna klaar met puinruimen. Op Gods tijd kwam ik terecht in een bestuursfunctie bij de Nederlandse afdeling van een internationale christenvrouwenorganisatie.
    Heerlijk werk, management, conflictbeheersing, organisatie, public relations, toespraken, persoonlijke gesprekken": alles in dienst van Jezus.
    Ik heb wel eens tranen met tuiten gehuild:
    'Heer, waarom hebt U mij toch mijn parfumhandel afgenomen".
    Maar hij heeft mij er toch een 'parfumhandel voor terúggegeven!

    29-07-2007, 18:34 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    22-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.jos van Dalen
    4.8.4.2.
    Jos van Dalen: tot meeleven leidende liefde.

    12 december 1982: jullie zijn me al vaak tegengekomen. Op 5 november 1981 was ik al bij Jan en Joke, toen alles van het geloof nog zo onwennig was voor hen. Wat wáren ze nog kwetsbaar. Maar wat hádden Diana en ik die mensen toen al lief. Ze snakten naar een bedaarde aanpak, naar hélend gebed. Die hebben wij ze kunnen geven als eerste hulp.
    En nú?: het zijn zulke 'dappere kevertjes'. Je kent dat versje toch wel? 'hanse panse kevertje' van de regen, die hem wegspoelde en de zon, die hem droogde. En dán: maar weer klimmen.
    Ze hebben het taai gehad, toen hij werkloos was van april tot oktober. Ik was in die moeilijke maanden eens bij haar op bezoek:
    - zij was toen in verwachting
    - Jan was in de omscholing
    - Het groeiende kind werd steeds bezwaarlijker
    - Het duurde nog zo lang voor -op 12 juli- het zwangerschapsverlof begon.
    Maar: flink hoor! Kletsnat door de regen van de tegenspoed. En er was nog iets, dat ik niet eens wist:
    - de afdelingschef -Hendriks- had haar d'r baantje als zaalcheffin al weer afgepakt en ze was uit de ondernemingsraad ook. Motief: dat kan allemaal niet in jouw omstandigheden met binnenkort al dat verzuim.
    Maar zó vastbesloten. Ze zei:
    "Ik laat de heg van God om de tuin van mijn leven niet verdorren. Ik laat het vuur van het blijde geloof niet blussen in mijn hart".
    Er zat iets kroms in die beeldspraak. Want hoe kán regen iets laten verdorren, hoogstens verrotten, maar llaat maar.
    "Jan en ik kúnnen verder komen en we zúllen verder komen. Wij behoren bij Jezus en God zál zijn volk beschermen. Door het geloof zullen wij gerechtvaardigd worden tegenover de mensen".
    ...en toen, toch wel wat terneergeslagen:
    "Zelfs mijn moeder heeft mij in de steek gelaten. Ze belt nooit meer".
    Diana, die er uiteraard bij was, zei:
    "Mensen; ik voel me zó gedrongen om samen te knielen".
    Dat deden we; we hebben Jezus gesmeekt:
    - om zijn hulp bij de reiniging van alles, wat ons nog tekort deed schieten als zijn medewerkers
    - om meer zorg en liefde vóór en meer vergevingsgezindheid jégens anderen
    - om meer hemels leven en minder aardse doodsheid in onze daden
    - om vervanging van ook de laatste verdrietige lompen door kleren van vreugd (Ps. 30:12).

    Het is toch zulk fijn werk om mét Jezus en vóór Jezus te werken.
    Anderen te mogen -en ook te kúnnen- bemoedigen, wat góed smaakt dat! Niet alleen Jan en Jo, maar ook de buren van naast. Ab en Nel van Baan. Daar zouden wij allang eerder geweest zijn, maar ze zeiden het toen af. Maar nú!: prima gesprek. En dan familie De Waal, de onderburen. Ouder dan wij, heel andere problemen, obsessies over een brief, die maar niet kwam en ietsjes verschijnselen van dementie bij die vrouw. Ook daar konden we helpen.
    En Lien Smid, zo'n Indisch meisje. Kwam laatst bij óns op bezoek met Erik Pieterse, zo in de geest van:
    "Kijk ik nou eens aan de haak hebben geslagen!".
    Toen hebben we -in liefde- streng moeten zijn. Erik wóu helemaal niet. Zij was voor dat niet-willen verblind. O, wat pijnlijk om daarop te moeten wijzen.
    Ik moet in dit verband even denken aan een bijbelverhaal over een situatie, die overigens maar één raakvlak had met deze Lien-Erik toestand.


    Het moet hartverscheurend voor Jozef zijn geweest (Gen. 43:30) om zijn broers letterlijk-geestelijk -denk er om: dat is geen innerlijke tegenstrijdigheid- te opereren. Hij stond daar met die harde beschuldigingen (42:9) en met die harde vragen, maar de waarheid brák door (:21). Dat was liefde, verpakt in schijnbare bikkelhardheid.

    Zo was het ook met óns optreden nú. We hebben Lien de blinddoek moeten afdoen en Erik van zijn laffe niets-durven-zeggen los moeten maken. Het inzicht, hoe de zaken er werkelijk bijstonden, werkte genezend. Toen zij weggingen, was de sfeer tussen hen eerlijker.

    Ach, ik stap nu van het bespreken van al die mensen af en ga nog even over de liefde door. Weet je, wat mij laatst zo greep: een nooit eerder gezien verband.
    Ooit eens had God grote plannen met een volk. Hij wou ze leren om álles voor elkaar over te hebben. Hij wilde ze instrueren om directe persoonlijke materiële welvaart achter te stellen bij lange-termijn-algemeen immaterieel welbevinden (Deut. 15:1,2,4). Maar daarbij wees God op het gevaar, dat vanuit de instelling van sommige mensen kon dreigen. Dí­t gevaar, dat bepaalde lieden juist de saneringswerkzaamheden, die tot een betere situatie moesten leiden, in de kern zouden verzieken (:9).
    Later, veel later, kwam er een ander, een grootser volk, waarmee God nog veel geweldiger plannen had. Prijsgeven van geld en goed (Hand. 4:34) binnen redelijke grenzen (:5:4) leidde tot een grote, geestelijke eenheid (4:32). En toen wáren er mensen, die júist van dat gezond makende kernwerk een smerige troep maakten (5:1,2). Die mensen werden gedood (:5,10).
    Weer schijnbare bikkelhardheid, maar het wás liefde. Die penetratie móest worden afgegrendeld. Liefde eiste, dat de schapen beschermd werden tegen de verleugenende wolven, die in het centrum van de kudde waren binnengedrongen.
    Maar sorry hoor voor dit clandestiene preekje; hier is Diana

    22-07-2007, 18:16 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Inleiding
    Dag allemaal,

    Vanouds had ik een blog, getiteld 'Jan en Joke', waar ik al meer dan 1000 inputs op had gehad.

    Ik ga nu verder op 'Jan en Joke- vervolg. 
    Het verhaal gaat gewoon ongestoord door. Veel leesplezier maar weer.

    Daag
    Ger 















    22-07-2007, 18:13 Geschreven door Ruiter
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (1 Stemmen)
    Archief per week
  • 27/09-03/10 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 09/08-15/08 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 05/04-11/04 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 14/12-20/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 24/08-30/08 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 13/07-19/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 18/05-24/05 2009
  • 27/04-03/05 2009
  • 13/04-19/04 2009
  • 30/03-05/04 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 02/02-08/02 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 22/12-28/12 2008
  • 08/12-14/12 2008
  • 24/11-30/11 2008
  • 10/11-16/11 2008
  • 27/10-02/11 2008
  • 20/10-26/10 2008
  • 29/09-05/10 2008
  • 15/09-21/09 2008
  • 08/09-14/09 2008
  • 18/08-24/08 2008
  • 04/08-10/08 2008
  • 28/07-03/08 2008
  • 07/07-13/07 2008
  • 23/06-29/06 2008
  • 09/06-15/06 2008
  • 26/05-01/06 2008
  • 12/05-18/05 2008
  • 28/04-04/05 2008
  • 14/04-20/04 2008
  • 31/03-06/04 2008
  • 17/03-23/03 2008
  • 03/03-09/03 2008
  • 18/02-24/02 2008
  • 04/02-10/02 2008
  • 21/01-27/01 2008
  • 07/01-13/01 2008
  • 24/12-30/12 2007
  • 17/12-23/12 2007
  • 10/12-16/12 2007
  • 03/12-09/12 2007
  • 26/11-02/12 2007
  • 19/11-25/11 2007
  • 12/11-18/11 2007
  • 05/11-11/11 2007
  • 29/10-04/11 2007
  • 22/10-28/10 2007
  • 15/10-21/10 2007
  • 08/10-14/10 2007
  • 01/10-07/10 2007
  • 24/09-30/09 2007
  • 17/09-23/09 2007
  • 10/09-16/09 2007
  • 03/09-09/09 2007
  • 27/08-02/09 2007
  • 13/08-19/08 2007
  • 06/08-12/08 2007
  • 30/07-05/08 2007
  • 23/07-29/07 2007
  • 16/07-22/07 2007

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!