"De wat?" hoor ik je denken. Wie bedenkt zo'n naam? Google heeft er alleszins niks mee te maken. Ons vlindertje van de dag behoort tot de grote familie van de pijlstaart(vlinders). Als je op de vleugels let zie je dat deze transparant zijn. Je kan er dwars doorheen kijken, net zoals door glas. Voila, mysterie opgelost!
Met zijn geelbruine pels, witte band, zwart achterwerk en doorzichtige vleugels lijkt de glasvleugelpijlstaart op een fors uitgevallen hommel. Deze vlinder komt voor in Noord-Afrika, Europa (uitgezonderd Noord-Scandinavië) en Centraal en Oost-Azië. Bij ons wordt hij vooral boven zandgrond waargenomen. De vliegtijd loopt van eind april tot half september, per jaar vliegen twee generaties. Ik had ze tot vorig jaar nooit in de tuin waargenomen. Met de hete zomer toen meerdere malen en dit jaar dus begin deze week, waarschijnlijk ook niet toevallig net na de extreme hitte van vorige week. Klimaatopwarming?
Deze vlinder heeft als eigenaardigheid dat ze boven een bloem kunnen blijven stilhangen in de lucht zoals een kolibrie en zo met hun lange roltong nectar uit de bloem zuigen. De kolibrievlinder kan dit ook. Die heb ik ten andere ook gezien deze week maar da's weer een ander verhaaltje!
Tijd om even rond te kijken wat de grote hitte van vorige week met de tuin heeft aangericht. Op het eerste zicht valt het nogal mee maar toch is de tuin er niet ongeschonden uit gekomen. Het gazon heeft dorre plekken maar gelukkig niet zo erg als vorige zomer (toen duurde het wel veel langer). De lelieknoppen waren echt verbrand (zie 2 dagen geleden) maar waar ik echt moedeloos van word staat (of stond) in de voortuin. Tot vorig jaar stonden daar buxushaagjes naast het tuinpad maar die werden geteisterd door een Chinees motje. Weg buxus, welkom Ilex crenata ! Nu is die Ilex ook niet echt goedkoop en deze is nu voor twee derde verbrand en kaal geworden ondanks water bijgeven elke avond. Wat we nu gaan verzinnen weet ik nog niet, de goesting is effe over.
Vooraleer de hele "me too" beweging over mij te krijgen even vertellen dat het hier over een vlinder gaat en niet over "moeder bij de haard". Veel te warm dezer dagen! De huismoeder heeft een, voor een vlinder, wel redelijk bijzondere naam. Die gaat intussen al eeuwen terug. Ook in één van de eerste Nederlandstalige vlinderboeken (Ter Haar, 1928) vinden we deze naam terug. De oorsprong ligt wellicht bij de bekende natuurvorser Carolus Linnaeus die de huismoeder haar wetenschappelijke naam bezorgde: Noctua pronuba. Noctua verwijst naar de nachtelijke levenswijze van de soort ‘Pronuba’ betekent ‘bruidsmeisje’. Om een niet geheel bekende reden had Linnaeus de gewoonte om nachtvlinders met felgekleurde achtervleugels met vrouwelijke termen te benoemen. Die felgekleurde vleugels krijg je normaal niet te zien als de vleugels in rust over mekaar heen gevouwen zijn. Dit exemplaar was echter binnen in huis gevlogen en werd daar door mij gered en terug losgelaten ( na de foto).
Dit zijn mijn geroosterde lelies. De zon brandde zo meedogenloos op de knoppen van de lelies dat deze allemaal verbrand zijn. M.a.w., de knoppen zijn naar de knoppen. Wat over is van de bloemen zal de volgende dagen nog wel in bloei komen maar een prijs voor de mooiste plant ga ik er niet meer mee behalen vrees ik. Het warmterecord van 45° op woensdag heeft maar één dag stand gehouden. Donderdag werd uit 46.5° ! De tuin wordt hier echt niet beter van. Na de zomer van vorig jaar dachten we nog dat dit "a once in a lifetime" was. Maar dit wordt blijkbaar de nieuwe realiteit.
Neen, neen, geen naam van de nieuwste Disney film maar wel van een insect uit de orde van de netvleugeligen.
De verschillende soorten bereiken een lichaamslengte tot ongeveer twee centimeter en een vleugelspanwijdte van ongeveer drie centimeter. Alle soorten hebben verhoudingsgewijs grote en transparante vleugels met enigszins gelijkvormige vleugelcellen waaraan de Nederlandse naam te danken is. Ondanks de grote vleugels zijn alle soorten slechte vliegers die een fladderende vlucht hebben. Het borststuk en het achterlijf worden in rust geheel onder de vleugels geborgen maar aangezien de vleugels transparant zijn is het lichaam altijd goed zichtbaar. Gaasvliegen bezitten relatief grote, bolle ogen die vaak een metaalachtige glans hebben.
De volwassen gaasvliegen eten zowel bladluizen als nectar en stuifmeel van planten. De wormachtige larven leven voornamelijk van bladluizen.[Gaasvliegen worden hierdoor gezien als zeer nuttige insecten, zowel de larven als de volwassen insecten. Sommige soorten worden wereldwijd ingezet als biologisch afweermiddel in serres.
We moeten niet klagen van te koude dagen deze zomer. Of de temperatuur op zich correct is weet ik niet maar rond 4 uur deze namiddag stond de thermometer, in de schaduw, noordkant huis, op 45°. Diezelfde thermometer hangt hier reeds 25 jaar en ik heb het ding nooit boven 39.5° weten uitkomen. Rekord gebroken dus, en geen klein beetje.
Deze voormiddag was het een komen en gaan van libellen rond de vijver. Na de middag was er geen eentje meer te zien, libellen houden dus duidelijk ook een siesta ! Ook in vlinderland was het heel stil. Alleen de honingbijen wisten van geen ophouden en zoemden vrolijk tussen de Perovskia's.
We hadden ze nog bijna niet gezien dit jaar. Tot gisteren dan, toen vlogen ze met tientallen tegelijk over de tuinvijver. De steenrode heidelibel is niet zo heel algemeen maar in de Kempen kom je ze wel regelmatig tegen. Nu zit hier al enkele jaren een kleine kolonie in en rond de vijver. En met "in" bedoel ik dat in de letterlijke zin. De nakomelingen van libellen leven eerst een tijd als nimf onder water. Het is pas de laatste weken van hun leven dat ze als libel rondvliegen !
Deze blinde bij doet allerlei evenwichtsoefeningen om toch maar zoveel mogelijk nectar uit de bloemetjes te halen. De blinde bij is overigens geen bij maar een zweefvlieg. Ze kunnen dus niet steken. Je kan ze herkennen aan hun minuscule antennes, bij echte bijen zijn die veel groter.
Gisteren werd er wat extra kleur in de tuin gebracht door deze vrolijke fladderaars. Het waren oranje zandoogjes, een vlindertje dat je in heel Vlaanderen (behalve de streek rond Brussel) kan tegenkomen, maar nooit in grote aantallen.
Het oranje zandoogje is een echte zomersoort. De vliegtijd start eind juni, of vaak zelfs pas in juli, dus later dan die van het bruin zandoogje. Eind augustus zit de vliegtijd van deze soort er nagenoeg op. Het oranje zandoogje overwintert als klein rupsje, verscholen in een graspol.
In de voortuin zit een manneke rustig van zijn pijpje te genieten. Normaal gesproken heb ik het zo niet begrepen op dergelijke individuen maar voor deze maak ik een uitzondering. Hij is namelijk van ijzer en wat CO² uitstoot betreft valt dit allemaal nog goed mee. Hij zit wel steeds naar de vijver te kijken in plaats van eens achterom naar de warmste border van de tuin. Hij is ook een beetje mensensschuw en wou niet op de foto. Je ziet wel nog net zijn hoedje onderaan de foto.
Persoonlijk vind ik de oranje vuurpijlen (Kniphofia) mooi contrasteren met het donkere blad van de Cotinus (pruikenboom). De Engelse naam voor deze laatste is "smoke tree". Deze struik groeit in de zuidelijke VS van Tenessee tot Texas en werd door de Indianen zo genoemd. Wanneer de plant in bloei staat is het van ver net of er hangt rook boven het donker gebladerte. In de natuur kunnen ze tot 10 meter hoog worden. Zo'n vaart zal het hier niet snel lopen. De Kniphofia komt uit Z-Afrika, in de natuur zullen deze twee mekaar niet zo vlug tegenkomen.
De waterlelievlinder of waterleliemot (Elophila nymphaeata) is een vlindertje uit de familie van de grasmotten. Met een spanwijdte van 22 tot 30 millimeter is het een vrij kleine vlinder. De vleugels zijn wit met bruine cirkels. Dit vlindertje is voornamelijk te vinden in vijvers en poelen met drijvend fonteinkruid, waterlelie en gele plomp. De eitjes worden onder water afgezet op bladranden. De rupsen maken kokertjes van stukjes blad, die aanvankelijk met water gevuld zijn en later lucht bevatten, als de rupsen overgaan op luchtademhaling. De verpopping vindt onder water plaats.
Alhoewel dit geen zeldzaam vlindertje is is het toch de eerste maal dat ik er eentje tegenkom, doordat ze zo klein zijn kan je ze wel makkelijk missen.
Daglelies zijn er in honderden soorten en kleuren. Het is moeilijk kiezen tussen al dat moois! Deze knallen er uit met hun vrolijke gele kleur en half gevulde bloemen.
Als er een scheefbloemwitje bestaat zal er ook wel zoiets als een scheefbloem bestaan zeker? En inderdaad, de Nederlandse naam voor Iberis is scheefbloem. Het scheefbloemwitje legt hier zijn eitjes die later rupsjes worden die van de bladeren van de plant leven. Ho maar hoor ik je roepen, wordt dit weer zo'n verhaal zoals de buxusmot ? Voorlopig alleszins niet, het scheefbloemwitje is nog redelijk zeldzaam en dat kan je van de buxusmot niet zeggen. En als meesjes eitjes van gewone koolwitjes eten zullen ze deze ook wel lusten. En als wij dan niet met vergif spuiten gaan de meesjes niet dood en is er niets aan de hand ! Simpel toch ?
En als je goed kijkt zit er midden op de foto een totaal verhakkeld koolwitje tussen de bloemen.
Het scheefbloemwitje is een exootje uit het Middellandse zeegebied dat zich de laatste jaren meer en meer in onze contreien laat zien. Eerst alleen in de provincies Limburg (B + NL) en Luxemburg maar nu duiken ze ook al regelmatig op in Vlaams Brabant en Antwerpen.
Vorig jaar had ik er ook eentje op bezoek in de tuin, dit jaar al zeker een drietal.
Een subtropisch hoekje in de tuin. De Z-Afrikaanse osteospermums doen het net als de agapantus prima deze zomer. Zo ook de salvia's die eigenlijk uit Mexico komen. In de natuur ga je deze combinatie dus nooit tegenkomen.
We hadden ze nog bijna niet gezien dit jaar : de dagpauwoog, normaal één van de meest algemene vlinders in de tuin. Daar zal de grote droogte van vorig jaar wel wat met te maken hebben. De rupsen van de dagpauwoog leven namelijk enkel en alleen van de grote brandnetel. En die zijn vorige zomer massaal verdord met de droogte.
Alstroemeria of Incalelie : de Nederlandse naam geeft al een idee waar ze vandaan komen. De Andes liggen dan misschien wel dwars over de evenaar maar door het feit dat deze plantenfamilie op grote hoogte groeit zijn ze verrassend goed bestand tegen ons koel klimaat. Bij mij hebben ze toch al een tiental winters overleefd zonder enige winterbescherming. Ik moet er wel bij vertellen dat ze hier op onze Kempense zandgrond redelijk droog staan. In de zomer hebben ze het wel graag iets vochtiger. Of ze in de zon of schaduw staan schijnt ze niet veel uit te maken alhoewel je overal kan lezen dat ze veel zon nodig hebben. Hier staan ze in de halfschaduw, een paar uurtjes zon op de middag en de rest van de dag in de schaduw van de bomen en ze doen het prima.
Tegenwoordig zijn ze (gelukkig) zeldzaam geworden maar gisteren heb ik er toch eentje gezien.
De Paardendaas wordt tot 2,5 cm groot. Ze komen meestal voor in weiden in de nabijheid van vee, en soms, zoals hier vliegt er eens eentje binnen. Deze daas vliegt met een alarmerende bromtoon. Het mannetje zuigt nectar op bloemen. Het vrouwtje zuigt bloed, vooral bij runderen en paarden, en zeer zelden ook bij mensen.
Deze vlieg brengt geen ziekten over, maar de steek kan heel pijnlijk zijn. De vlieg steekt met de bek door de huid en zuigt bloed op. De pijn wordt veroorzaakt door het coagulerende speeksel, dat in de wonde wordt gepompt.
Ik ben Roger
Ik ben een man en woon in de Kempen (België) en mijn beroep is jong gepensioneerde.
Ik ben geboren op 29/05/1954 en ben nu dus 70 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: tuinieren, fotografie, zeewateraquarium, modelbouw, ....