Vitex agnus-castus (Monnikspeper, kuisheidsplant)
Monnikspeper werd reeds in de Oudheid gebruikt bij allerhande rituelen. In het oude Athene, werden de bloemen reeds gebruikt door vrouwen die deelnamen aan de achtdaagse Thesmophoriën, een vruchtbaarheidfeest om de godin Demeter te eren. Zij smukten zichzelf op met bloemen van de plant en legden de bladeren ervan op hun bed om hun kuisheid te bewaren. In de Middeleeuwse kloosters werden de vruchten van de struik als vervanging van peper voor het onderdrukken van de vleselijke lusten (= anaphrodisiacum) gebruikt. In het Duits noemt de plant nog steeds "Mönchspfeffer" (monnikenpeper). De monniken strooiden het kaf van Agnus castus op hun bedden en de gewoonte om voor de novicen de wegen naar de kloosters met Agnus-castus-bloemen te bestrooien, zou in Italië tot de dag van vandaag nog in gebruik zijn. De Latijnse benaming vitex komt van vitilium, dat "vlechtwerk" betekent. Tegenwoordig worden de taaie, harde twijgen nog steeds voor gevlochten afrasteringen gebruikt. Monnikspeper vormt een 3 tot 5 meter hoge struik of boompje. Deze produceert kleine blauwe, rozekleurige of witte bloemen in dichte eindstandige bloeiwijzes. Vervolgens ontwikkelen zich kleine, donkerbruine vruchten. De hele plant heeft een peperachtige geur en smaak. Deze struik bloeit pas in de nazomer, zo vanaf half augustus tot een heel eind in september. Vanwege de late bloei en zijn aangename geur is het verwonderlijk dat je deze struik niet zo dikwijls tegenkomt in onze tuinen. Bij strenge vorst kan de plant invriezen maar zal in het voorjaar steeds terug uitlopen. Staat graag in de zon maar bij mij staat deze struik in de halfschaduw en bloeit ook rijkelijk. Hij staat wel beschermd tegen de koude noorden- en oostenwind In de vrije natuur is de struik te vinden langs het ganse Middellandse Zeegebied en in Azië tot aan Noordwest-India.
|