Hans Fallada (1893-1947)
is een pseudoniem voor Rudolf Ditzen. Op zijn achttiende werd hij voor het
eerst in de psychiatrie opgenomen. Ondanks zijn latere verslaving aan morfine
en alcohol was hij een zeer productief auteur. Hij werd in 1932 wereldberoemd
met de roman Wat nu, kleine man ?. Hij stierf kort na het inleveren van het
manuscript voor Alleen in Berlijn.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Dit boek brengt ons een
verslag van de laatste jaren uit het leven van Otto en Elise Hampel (in het
boek Otto en Anna Quangel). Dank zij de bezetenheid van de nazis om alles te
noteren, of in statistieken te gieten, beschikte de auteur over een
gedetailleerd verslag van de verhoren. Hun beider leven eindigde onder de galg
in 1943, veroordeeld wegens land- en hoogverraad. Gedurende twee jaren (sinds
het sneuvelen van Elises broer in Frankrijk) hadden zij het namelijk
aangedurfd, om, met regelmatige tussenpozen, her en der in Berlijn briefkaarten
achter te laten, die opriepen tot verzet tegen het nazi-regime. Een
arbeidersechtpaar in gevecht met Goliath. Zij waren er van overtuigd, dat hun
daden anderen er ook van zouden overtuigen, dat een wereld zonder Hitler een
betere wereld was. Maar de meeste kaarten worden onmiddellijk bij de Gestapo
ingeleverd. Pas wanneer Otto op een ongelukkige manier een kaart verliest op
het werk, en hij dit probeert op te vangen door iemand anders te verplichten,
deze op te rapen en naar het partijlid op het werk te brengen (eigenlijk maakt
hij zich hier niet verdachter door dan zijn collegas), loopt het grondig mis.
Voor het eerst ervaart hij hoe anderen tegenover deze kaarten staan. Overal
heerst angst.
Het verhaal van Anna en
Otto wordt op meesterlijke wijze in de globale context van angst en terreur,
die het Derde Rijk kenmerkt, ingevoegd. Het is het eerste Duitse boek ooit
geweest die de interne weerstand aangekaart heeft. Een een ogenschijnlijk
"fait divers", in dit geval het sneuvelen van de zoon, maakt van twee
oudere, niet direct fanatieke meelopers van het regime, fervente tegenstanders.
Mijns inziens wordt er ook heden ten dage nog veel te weinig aandacht besteed
aan de interne tegenstand in Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Enerzijds is dit het
verhaal van een koppel dat geweldloos verzet biedt tegen een onmenselijk
regime, anderzijds is dit een spannende detective, die afwisselend verhaalt
vanuit het standpunt van de "daders", anderzijds uit het standpunt
van de "speurders" (Gestapo). Of een verhaal van jagers en wild (dat
slecht afloopt voor het (in dit geval) goede wild).
Het verhaal besluit met het proces en de terechtstelling
van Otto. Niet alleen ondervragingen van verdachten, maar ook de processen in
Nazi-Duitsland zijn een aanfluiting van wat wij tegenwoordig als democratie
ervaren. Fallada beschrijft dit op een sarcastische manier.
Als nawoord toch nog een positieve noot. Een van de
nevenfiguren in het verhaal, eerst een fervent aanhanger (hij behoorde tot de
Hitlerjugend), vindt op het einde van het verhaal de goede weg terug.
Deze uitgave is gebaseerd op de oorspronkelijke tekst,
die onlangs werd teruggevonden. Deze bevat, in tegenstelling tot de in 1947
gepubliceerde versie, meer politieke nuances, en is rauwer en explicieter.
Het boek sluit met een tekst van Fallada over Duitsers
in verzet tegen de Hitlerterreur, waarin we ook meer vernemen over het
ontstaan van het boek.
Hans Fallada, Alleen in
Berlijn
Cossee Amsterdam
ISBN 90 5936 333 5
NUR 302
|