HET VERBRANDE POEPKENxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
BOR vertelt verder over het leven van zijn vriend DOLER...
Dolers eerste verkenningtochten maakte hij in en om de boerderij van zijn oude grootvader. Daar zou Doler vele avonturen beleven. Dolertjes ouders woonden naast die grootvader. In de muur op het koertje was een deurtje, zodat Doler steeds naar zijn grootvader kon. De boerderij was groot, met achter het erf een grote boomgaard.
Er waren niet veel dieren meer op de boerderij, enkel nog schapen en een paar varkens. Wel had grootvader nog de velden met aardappelen en koren. Het werk werd gedaan door de zoon en dochter van Dolers grootvader. Beiden waren ongehuwd en op de boerderij gebleven.
Als de aardappelen gerooid werden leerden ze Dolertje hoe hij die kon roosteren in het smeulende loof. Als het koren werd binnen gehaald was Doler niet weg te slaan van de dorsvloer. Hij had een kleine dorsvlegel waarmee hij kon helpen.
Van de varkens was Dolertje bang. Hun eten werd bereid in een grote ketel boven een open haard in de achterkeuken van de boerderij. Men kookte de kleinere aardappelen, goot er het water af en deed er meel bij waarna alles ruwweg tot een stinkende brij werd gestampt. Doler vond dat je al een vies beest moest zijn om zoiets naar binnen te schrokken.
Niemand kon vermoeden dat de bereiding van het varkenseten tot het eerste grote drama in Dolertjes kleine leven zou leiden.
Op een dag drentelde Doler door de keuken, waar net dat eten was klaargemaakt. Het hete kookwater stond in een kom op de vloer. Dolertje deinsde om één of andere reden achteruit en kwam met zijn poep in het hete water terecht. Vliegensvlug trok zijn tante hem overeind, maar Doler keelde heel de buurt bij mekaar.
Tot de dokter kwam moest heel de familie op het poepke blazen en koelen met koud water. Tja
Dolers poep stond vol blazen. Maar uiteindelijk viel alles nogal mee. De dokter schreef een vieze vette zalf voor en Dolertje liep en zat een poosje moeilijk.
|