Het is vroeg in de morgen, ik lig naast je en kijk naar je.
Over een paar uur ga je weg, terug naar je eigen land, je werk hier zit erop.
Tien maanden lang logeerde je hier in dit dorp, in deze straat.
Vanmiddag vlieg je weg, duizend kilometer ver weg.
Nu ben je nog hier.
Nog even doen we alles samen.
Straks, als jij wakker wordt, zullen we opstaan, maar nu lig ik naast je, nog even dicht bij je, onze laatste nacht samen is bijna voorbij.
Ik kijk naar je lieve gezicht, je donkere krullen, nog bijna nergens kalend, behalve op je kruintje.
Ik buig me naar je toe en streel heel zacht je lieve hoofd, voorzichtig, om je niet wakker te maken, nog even genieten van het samenzijn.
Ik herinner me onze eerste ontmoeting, niets bijzonders, je was gewoon de nieuwe kostganger, beetje stug, eenzelvig.
Soms vertelde je, 's avonds na het eten, iets over je werkdag, nooit veel, en voornamelijk feiten, niet wat je over je gevoelens bij die feiten. Ik vroeg je wel, voorzichtig, of je het moeilijk vond, zo ver van huis, wennen in een nieuwe baan, een ander land, andere taal en dan somde je gegevens op, gebeurtenissen, geen gevoelens. Gevoelens kwamen pas later. Na maanden begon je wat meer over jezelf te vertellen, hoe je je voelde, je eenzaamheid je verlangen.
We groeiden naar elkaar, hoe meer jij je opende des te meer ging ik van je houden.
Je bent zo mooi van binnen, zo teder en zo zacht.
Ik heb me zó aan je gehecht. Het ging vanzelf, je bent zo liefdevol, zo teder, zo zorgzaam, zo behoedzaam, zo oprecht.
Ik wil je niet laten gaan, ik wil zo heel graag, dat je blijft.
Ik hoor almaar in mijn hoofd het lied.............ne me quitte pas..........laat me niet alleen.....
ach lieverd, hoe moet dat nu straks.........als jij niet meer hier bent, maar ver weg van mij.......
Ik hou me groot, wil ons laatste samenzijn niet verknoeien met tranen, maar juist ervan genieten, om het later te koesteren als een mooie herinnering. Het moet een mooi afscheid worden, geen tranen, dat beloofde ik je.
Het is inmiddels tijd om op te staan.........ik maak je zachtjes wakker, kus je op je oor, je wang je neus, je voorhoofd. Je kijkt me teder aan. Ook voor jou is het afscheid moeilijk.
We staan op, gaan douchen, ik maak koffie, toast met confituur.
We voeren elkaar stukjes toast, en lachen, gelijk vanouds.
Dit wordt een gelukkig ontbijt, een gelukkige laatste ochtend, een perfecte herinnering.
Tranen zijn voor straks, niet voor nu, nú is er het laatste samenzijn, het laatste geluk.
Je doet je koffers dicht, pakt je papieren voor de reis. We gaan de trap af, het huis uit, de deur slaat voor de laatste maal achter ons dicht.
De weg naar het vliegveld is kort: de rij voor de incheckbalie is kort en ook het afscheid is kort. Je houdt me vast, kijkt me aan en zegt: Wees gelukkig!
Door mijn tranen heen zeg ik: Ja!
Ik heb je beloofd: geen moeilijk afscheid.
Ik hou me eraan.
Ik lach door mijn tranen heen en zeg: ik beloof je: ik ben gelukkig.
Gelukkig om tien maanden samen met jou.
Een mooie herinnering.
Nog even, dan ben je door de douane heen en kan ik je niet meer zien.
Dag lieveling, ik heb je lief , zo lief mijn lief, zo lief heb ik jou en jou alleen.
Ik blijf wachten bij het hek van Zestienhoven. Het mag niet van jou, je zei: ga direct terug, blijf niet wachten tot het vliegtuig opstijgt............maar ik kan niet terug naar huis, niet zonder jou,
nóg niet, ik hoop op een wonder.......misschien heeft het vliegtuig een dag vertraging, of misschien bedenk jij je en keer je terug, en dan wil ik er zijn, om je mee naar huis te nemen..............
Het wonder gebeurt niet.
Een uur later, zie ik je lopen naar het vliegtuig...........even is het net of je je om wilt draaien, om te kijken of ik er sta, maar je doet het niet...........dat is echt hoe jij bent.......stel: je kijkt om en ik sta er niet..........dus kijk je níet om.
Ik blijf wachten, wellicht, straks, in het vliegtuig, kijk je door het raampje en zie je me staan........misschien..............
Ik hoor de motoren van het vliegtuig starten.......zie het taxiën, zwaai, ook al weet ik niet of je het ziet..........en dan stijgt het vliegtuig op...........en wordt steeds kleiner en kleiner.
Je vliegt steeds verder weg........
Ik wil niet naar huis, wat moet ik thuis zonder jou?
Het is alsof ik geen thuis meer heb, nu jij weg bent.
Mijn thuis was in jouw hart. Mijn thuis is weg.
Wees gelukkig! zei je. Wees gelúkkig!, je zei dat zó vaak.
Je wilde altijd dat ik gelukkig was en ook nu wil je dat ik gelukkig ben.
Er is zoveel om dankbaar voor te zijn. Tien mooie maanden samen.
Het is voorbij en toch ook níet voorbij, want je leeft voort in mijn hart, gelijk ik in het jouwe.
Jouw Damma
|