Dat Alvas vermaarde penningkohieren waardevolle werkinstrumenten zijn, uit zich in de vele publicaties waarvoor ze als basis dienen. In het bijzonder voor het bestuderen van de bedrijfsstructuur tijdens de tweede helft van de 16de eeuwkenden ze veel bijval[1].Opvallend maar niet verwonderlijk is de vaststelling dat de onderzoekers zich in het bijzonder toespitsen op eerder kleine plattelandsdorpen. De verklaring ligt ongetwijfeld in het arbeidsintensieve karakter van een dergelijk onderzoek voor een stad. Dat de complicaties voor een stedelijke entiteit groter zijn dan voor een landelijk gebied, is evident. Dank zij de integratie van de computer en de beschikbaarheid van rekenbladen werd de verwerking van het Eeklose penningkohier echter aanzienlijk vergemakkelijkt en voor geïnteresseerden toegankelijk gemaakt[2].
Voor Eeklo hebben we slechts één penningkohier teruggevonden, namelijk dat van de vijfde penning van 1580. Uit de stadsrekeningen blijkt nochtans dat dergelijke belastingen hier meermaals werden geheven, weliswaar niet eerder van deze omvang, met name 20% op het totale onroerende bezit en op de tienden[3]. Belastingen die onder deze noemer schuilgaan, zij het met een variabele aanslagvoet, staan bekend als vijfde (20%), tiende (10%), twintigste (5%) en honderdste penning (1%)en werden meermaals door de Staten van Vlaanderen, ten voordele van de Spaanse kroon, geheven.
De belasting te Eeklo, waarover we het zullen hebben, kwam er op initiatief van de hertog van Alva, die in dienst van Spanje naar de Nederlanden afzakte om orde op zaken te stellen. Bij zijn aankomst trof hij hier een zo goed als lege staatskas aan.
In een streven om de macht van de Staten, die nog steeds de traditionele bedenmoesten goedkeuren, te ondermijnen, hervormde hij het belastingsstelsel. Eenmalig werd de honderdste penning op alle bezittingen - zowel op roerend als op onroerend goed - geheven. Daarnaast was er een permanente belasting van een twintigste penning op de verkoop van onroerende goederen en een tiende penning op de verkoop van roerend goed en op export.
De inning van de honderdste penning verliep nagenoeg probleemloos. Voor de Vlaamse bevolking was een dergelijke belasting trouwens niet nieuw: Sporadisch was vanaf 1543-45 een belasting van 1% geheven op onroerenden roerend bezit. De kat werd pas in 1571 de bel aangebonden toen Alvaook aan de tiende en twintigste penning een permanent karakter wilde geven. Het verzet van de Staten resulteerde in 1572 evenwel in een opschorting en in 1574 in de definitieve afschaffing van deze belastingvorm.
Inmiddels had Alva op 18 december 1573 de Nederlanden verlaten en het bestuur overgedragen aan Requesens. Bij plakkaat van 7 juni 1574 schafte deze de beruchte Raad van Beroerte en de gehate penningbelasting af.
De oorlogsperikelen in de jaren tachtiger van de 16de eeuw noodzaakten de Spaanse bezetter in 1577 - in een ultieme poging om extra geldmiddelen te verwerven - om terug te grijpen naar de penningbelasting. Om de vereiste fondsen bijeen te krijgen werd een belasting van eenen dobbelen thienden penninck (20%) op de huurwaarde der onroerende goederen ingevoerd. Concreet betekende dit een belastingvan 20% op de (geschatte) pachtwaarde van huizen, gronden, graanmolens en tienden. Deze belasting moest betaald worden door de gebruiker en niet door de bezitter. Hierdoor werden de twee invloedrijkste standen, de adel en geestelijkheid (met haar talloze instellingen), uit wiens rangen men verzet verwachtte, gespaard.
In de eerste helft van 1580 verscheen te Eeklo een messagier van de Raad van Vlaanderen met de bekendmaking van de belasting, kort daarop gevolgd door de bode van het Brugse Vrije die de Eeklose Wet inviteerde op de generaele vergaderinghe, waarop de modaliteiten van de belastingsheffing kenbaar werden gemaakt[4]
Nog in de loop van 1580 werd te Eeklo een aanvang genomen met het opstellen van het kohier. Op 21 juni 1581 sloot stadsgriffier Philips Ysembaert de door hem gheregistreerde ende ghescreven twee boucken af. Daarin waren de onroerende goederen en tienden opgetekend, volgens de onderrichtingen met vermelding van de naam van de pachter en de eigenaar, de aard van het belaste huis met de bijbehorende erven, de aard van de landerijen, de oppervlakte van het onroerende goed en de jaarlijkse pachtprijs. De belastingplichtigen moesten zelf instaan voor het invullen van hun billet, dat door de commissarissen Gheeraert Diericx en Jan Huyghe werd ingezameld. Bij meningsverschillen rond de opgegeven jaarlijkse huur, of het equivalent ervan wanneer de eigenaar het goed zelf gebruikte, kon het pachtcontract ofgetuigen worden gevorderd. Op die huurwaarde werd dan de vijfde penning of 20% belasting geheven.
De onvolledigheid en de slordigheid van de notities in het Eeklose kohier roepen vragen op. Had de Wet voorkennis van het feit dat de inning uiteindelijke geen doorgang zou vinden? De lacunes zijn te opvallend en te onaanvaardbaar voor een belastingskohier! Toen het kohier, zij het in zeer onvolledige vorm afgewerkt was, werd van overheidswege besloten van de inningaf te zien.
De bron
Het Eeklose kohier van de vijfde penning, afgesloten op 21 juni 1581, wordt bewaard in het stadsarchief van Gent onder reeks 28, nr.15/68B. Het bestaat uit twee papieren katernen, respectievelijk van Eeckeloo binnen en Eeckeloo buiten, door de griffier boucken genoemd.
Elke katern is onderverdeeld in een aantal rubrieken, met daarop aansluitend het globale bedrag. Op het einde van elke katern wordt het eindtotaal weergegeven van de huurwaarde en de te innen vijfde penning. In de katern Eeckeloo buiten wordt een eindtotaal berekend voor de volledige stad.
Overzicht van de te innen vijfde penning:
LOCATIE
EIGENDOM
PACHT
TOTALEN
Folio
Eeklo-binnen
131p. 9s. 5gr.
160p. 17s. 2gr.
292p.6s.7gr.
1 43
Balgerhoeke
32p. 9s. 6gr*
47p. 18s.gr.**
1 6v
Eeklo-buiten
74p.0s. 6gr.
7 11v
Bus,Peperstr.,Zandvleuge
31p. 17s. 7gr.
79p. 14s. 4gr.
111p. 11s. 11gr.
12 22v
Raversch.,Nieuwendorpe
16p. 15s. 3gr.
28p. 18s. 4gr.
45p.13s.4gr.
23 31v
Moerstr., Boterhoek
14p. 16s. 8gr.
19p. 18s. 9gr.
34p.15s.5gr.
32 37v
Oostveld, Vrombautstr.
14p.1s. 2gr.
32p.6s. 1gr.
46p.7s.3gr.
38 45v.
RENTEN
geen 5e pen.
46v.
TIENDEN
4p.0s. 0gr.
12s0gr.
4s. 0gr.
24p.0s. 0gr.
29p.12s.0gr.
47
TOTAAL
644p.7s. 10gr.
* onvolledig; ** geen totaal van pacht opgegeven.
De geldwaarden werden afgerond op groten. Kleinere bedragen in miten, deniers, corten en oortjes werden niet opgenomen.
Zoals eerder gezegd nam men het hier niet zo nauw met de begeleidende richtlijnen. De weerslag daarvan laat zich op elk niveau van informatie duidelijk voelen.
De katern van Eeckeloo binnen telt 43 niet-genummerde folios, die twee rubrieken, Eyghen (eigendom) en Pacht bevatten. De eerste 55 bladzijden hebben betrekking op de eigenaars-gebruikers, de resterende 30 op de pachters. Ze zijn grosso modo alfabetisch op de voornaam gerangschikt.
De aanvang luidt Register vande billieten vanden Ven pennynck der stede ende vryhede van Eecloo binnen zoo wel vande eyghendomme als vande pachten vanden jaere xvcende lxxxtich.
Onder Eyghen komen de eigenaars voor die hun onroerend goedzelf gebruikten, met daarnaast de aard, soms de oppervlakte en de geschatte jaarlijkse huurwaarde en de daarop berekende vijfde penning. Het ontbreken van gegevens is bij deze groep gebruikers bijna de regel. Opgaven als deze zijn dan ook schering en inslag:
Aernaut blomme gheeft over een behuusde hofstede staende int
susterhuusstraetken, ghetaxeerd xs.gr.
Noch een bilcxken lants ligghende inde kerckstraete, ghetaxeerd x s.gr.
Sommexx s.gr.
Den Ven pennynckiiij s.gr.
Het is duidelijk dat we op basis hiervan moeilijk een overzicht van de bedrijfsgrootte kunnen maken. Maar ook dat het voor de controleurs een quasi onmogelijke opgave was, de juistheid van de gegevens na te gaan.
Onder Pacht vinden we naast de naam van de pachter ook nog die van de eigenaar, de jaarlijkse pacht, de aard, oppervlakte van het goed en de berekende belasting.
Ook hier ontbreekt vaak de oppervlakte van het gepachte goed en moeten we ons tevreden stellen met vermeldingen als: een behuysde hofstede, een hofstedeken, een huus, een cleyn huusekin, een partyken lants, een bilcxken lants, etc.
De katern vanEeckeloo buiten was oorspronkelijk evenmin gefolieerd maar, kreeg vermoedelijk in de 19de eeuw een bladnummering. Deze vangt aan met één en eindigt bij 47. Den buiten werd in tegenstelling tot den binnen per wijk gegroepeerd en pas daarbinnen opgesplitst in de rubrieken eigendom en pacht. De zowat 94 bladzijden behandelen vijf wijken: Balgerhoeke, de Busakker-Peperstraat-Zandvleuge, Raverschoot-Nieuwendorpe, Moerstraat-Boterhoek en Oostveld-Vromboutstraat. De rubriek Renten slaat op de rentelast van de stad, waarvoor uiteindelijk geen vijfde penning werd geboekt. De tienden daarentegen werden wel belast.
Bij grondig nazicht bleek deze katern evenwel onvolledig te zijn. Meteen rezen vragen: hoe groot was het verlies? Welk stadsdeel was onvolledig!Vlug bleek dat de verloren items betrekking hadden op Balgerhoeke en thuishoorden bij de eigenaars-gebruikers. De omvang bepalen vroeg wel enig rekenwerk. Eigenlijk bleek het best mee te vallen. Het verlies zou circa 4 pond gr. aan vijfde penninggeld bedragen. Aan gemiddeld 2 p.gr. per bladzijde zou enkel de eerste folio verloren zijn gegaan.
Op de latente slordigheid van het document, met een zeer hoge graad van onvolledigheid tot gevolg, hebben we reeds gewezen. Dat dit bij de verwerking, niettegenstaande de uitgevoerde extrapolaties, voor significante afwijkingen kan zorgen, is vrijwel zeker. Zonder deze rekenkundige ingreep was evenwel geen synthese mogelijk.
Een opsomming van enkele hiaten toont voldoende aan hoe problematisch de accuratesse wel is. Vergelijking met de resultaten van de eerder aangehaalde gelijkaardige onderzoeken, waar duidelijke raakpunten in voor komen, mag ons laten veronderstellen dat de gehanteerde coëfficiënten relevant zijn.
Als voornaamste tekort noteerden we het achterwege laten van de oppervlakte bij huizen en akkerland. Slechts bij 1275 van de 1586 of79,5% van de taxaties werd opgenomen. Omdat dit tekort van circa 20% ons inziens te zwaar zou doorwegen bij de besluitvorming probeerden we deze leemten door middel van een correctiecoëfficiënt aan te vullen. Daar de waardeschaal van de akkergrond te Eeklo, als kleine stad, variabeler was dan in een plattelandsdorp, konden we ons niet behelpen met één algemeen gemiddelde. Daarom hebben we alle gekende oppervlaktenper locatie opgedeeld en een gemiddelde waarde per gemet akkerland opgesteld. De onbrekende gegevens werden volgens onderstaande tabel aangevuld:
Het is duidelijk dat in de bewoningskernen te Eeklo en Balgerhoeke, waar de grond in kleinere percelen was opgesplitst, de prijs per gemet hoog was. De prijs van de overige gronden wordt in sterke mate bepaald door de kwaliteit. Voor magere, zanderige grond, in het zuidoosten van de stad, tegen de grens met Lembeke en Waarschoot, bedroeg de gemiddelde grondprijs slechts 39 groten per gemet.
Pogingen om volgens een analoog patroon ook een waardeschaal voor huizen op te stellen, bleek niet mogelijk: te veel indicatoren ontbraken om tot een representatief cijfer te komen. De aard van het huis, de staat, de omvang van het bijbehorende erf en de ligging zijn allemaal bepalende factoren waarover gegevens ontbraken.
Een belemmerende factor was verder de vaststelling dat twintig (1,2%) dubbele notities voorkwamen, dit voor een getaxeerde waarde van 19p. 4s. 2gr. Enkel een verregaande slordigheid kan hier aan de basis liggen, aangezien de Eeklonaar zeker niet opgezet was met een dubbele vermelding.
De bedrijfsstructuur
Voor alle duidelijkheid willen we stellen dat pas van een bedrijf sprake is vanaf het ogenblik dat er naast grondgebruik ook bewoning is en dit alles geëxploiteerd wordt door dezelfde persoon.
Circa5% van de eigenaars-belastingbetalers beschikten over geen woning maar beheerden toch gronden. Een ruim deel van hen woonde in bij verwanten, maar aangezien ze aan het gestelde criterium niet voldeden, werden ze niet in de cijfers van de bedrijfsstructuur opgenomen. Hun preciese aantal kon niet worden bepaald, daar enkele niet-Eeklonaars, die in het bijzonder bos beheerden, ook in voornoemde categorie terecht is gekomen.
Evenmin werden die personen opgenomen die het leeuwendeel van hun inkomsten niet uit hun grond putten. Alle bewoners van huizen met minder dan 0,5 ha werden als dusdanig beschouwd. De 50% van alle woningen die onder deze noemer schuilgingen zijn overwegend centrumpanden.
Zuiver informatief worden ze in de tabellen cursief weergegeven.
Na het aanvullen van de ontbrekende oppervlakten door middel van de berekende gemiddelde prijs per roede akkerland, waren we in staat een quasi volledige lijst van belastingplichtigen te Eeklo in kaart te brengen volgens de geëigendeclassificatie: pacht, gemengd en eigendom.
Voor de bedrijfsgrootte hebben we eenopsplitsing in zeven groepen voorzien. De bewoning op percelen kleiner dan 0,5 ha of (zoals vaak voorkomend in Eeklo-Binnen zonder opgave van oppervlakte, werd informatief weergegeven:
Pacht
-0,5ha
-336r
0,5 5ha
337 3369r
5 10ha
3370-6736r
10 15ha
6737-10105r
15 20ha
10106-13474r
20 25ha
13475-16843r
+25ha
+16844r
Totaal
96
23
6
1
4
-
2
134/ 36
Opvallend is dat het merendeel van de gepachte bedrijven, 77%, tussen 0,5 en 10 ha groot was.
We noteerden 36 bedrijven, of 13,5% van het totaal aantal bedrijven, die uitsluitend uit pachtgoed bestonden.
Ook dient opgemerkt dat beide bedrijven groter dan 25 ha eigendom van geestelijke instellingen waren: de Lazarije of het Rijke Gasthuis van Gent en het St.-Janshospitaal van Brugge.
Van de 96 woningen met een oppervlakte beneden de 0,5 ha, waren er 94 zonder expliciete opgave. Het gros van deze woningen was te situeren binnen Eeklo-Centrum en in Balgerhoeke.
Gemengd
Het is evident dat de meeste landbouwuitbatingen uit pachtland en eigendom waren samengesteld: de grootgrondbezitters, die over voldoende middelen beschikten om een hofstede in eigendom uit te baten, woonden veelal buiten de stad en verpachtten hun goed. De onderste lagen van de bevolking beschikten niet over de nodige financiële armslag om een landbouwbedrijf op poten te zetten. Restte dus nog de middenklasse, zij die wel genoeg geld hadden maar te weinig grond bezaten om hunlandbouwbedrijf rendabel te maken. De 138 gemengde bedrijven in handen van deze Eeklonaars, vormden met 51,7% ook de grootste groep. In tegenstelling tot tal van verwerkte penningkohieren, maar dan steeds van plattelandsdorpen, waarin het aandeel pachtland dit van eigendom ver overtrof, houden de twee groepen in Eeklo elkaar in evenwicht. Het percentage pachtland in de door de gemengde bedrijven ingenomen oppervlakte bedroeg 51,9%, tegen 48,1% eigendom.
-0,5ha
-336r
0,5 5ha
337 3369r
5 10ha
3370-6736r
10 15ha
6737-10105r
15 20ha
10106-13474r
20 25ha
13475-16843r
+25ha
+16844r
Totaal
2
51
50
22
7
5
5
142/ 140
Net als bij de integraal uit pachtgrond bestaande bedrijvenligt het zwaartepunt bij de gemengde bedrijvenmet 72,1% ook tussen de 0,5 en 10 ha.
In tegenstelling tot de alleen uit pachtgoed samengestelde bedrijven, waarvan de grootste boerderijenvolledig eigendom van geestelijke instellingen waren, krijgen we hier een gelijkmatiger verdeling: van de twee bedrijven waarin geestelijke instellingen participeerden was het Goed ten Moere, eigendom van het St.-Janshospitaal in handen van Cornelis Danckaert, die toch voor 25% eigen inbreng zorgde; Martens Thomaes, die pachtte van het klooster van Oosteeklo, brachten slechts voor 3% eigendom in. Volledig in particulier bezit waren de bedrijven van Jan de Muunck met circa 60% eigendom, dit van Hubrecht Claeys met 56% eigen inbreng en van Willem de Coorebytre met 25% eigendom.
Eigendom
-0,5ha
-336r
0,5 5ha
337 3369r
5 10ha
3370-6736r
10 15ha
6737-10105r
15 20ha
10106-13474r
20 25ha
13475-16843r
+25ha
+16844r
Totaal
189
69
15
15
9
-
-
282/93
Dat de landbouwbedrijven volledig in eigendom van de uitbater de 20 ha niet te boven gingen, was voorspelbaar.Amper 25% van dit soort uitbating was groter dan 5 ha. Het percentage van de bedrijven tussen 0,5 en 5 ha stijgt hier tot 74.2%. Ook neemt het aantal woningen met een oppervlakte kleiner dan 0,5 ha gevoelig toe. Aan de basis daarvan ligt het stedelijk karakter van Eeklo, dat binnen het centrum bijna uitsluitend kleinere woonpercelen telde.
Daartegenover staat dat geen enkele grote hoeve (+15 ha) in eigendom geëxploiteerd werd.
Uit bijgaande tabel blijkt dat de bedrijven tussen 0,5 en 10 ha, in totaal 214, de meerderheid uitmaakten. Zoals gezegd worden erfjes kleiner dan 0,5 ha niet als bedrijf erkend. Wanneer we deze groep buiten beschouwing laten, stijgt dit aantal middelgrote bedrijven zelfs tot circa 80%.
PachtGemengdEigendomTotaal
-0,5 ha962189287 (51.5%)
0,5 -5ha235169143 (25.7%)
5- 10 ha6501571 (12.8%)
10- 15 ha122932 (5.8%)
15 20 ha47-11 (2.0%)
20 25 ha-5-5 (0.9%)
Totaal132142282556(100%)
Dit heeft voor gevolg dat we een sterke versnippering van het landbouwlandschap krijgen. Wanneer we de massaal aanwezige kleine boerderijtjes erbij betrekken, rest de grotere bedrijven nog weinig, een verschijnsel typisch voor onze streek.
De gemiddelde grootte van de gepachte en gemengde bedrijven is het dubbele of het drievoud van die van de bedrijven in volle eigendom: gemengd noteren we 7 ha 94 a, bij pacht 12 ha 8 a en in eigendom slechts 3 ha 87 a. Hierin zijn de woonkernen kleiner dan 0,5 ha niet meegerekend. Met voorgaande cijfers lopen we parallel met de eerder in voetnoot 1 aangehaalde plattelandsdorpen. Het verschil tussen een kleine stad als Eeklo en een landelijke woonkern situeert zich in het centrum, waar bij eerstgenoemde veel meer huizen en kleine hofsteden voorkomen met een oppervlakte van minder dan 0,5 ha. In Moorsele bijvoorbeeld waren slechts 9,3% van de bedrijven kleiner dan 1 ha. Hierbij hoefde de auteur slechts acht woonhuizen buiten beschouwing te laten. Te Eeklo daarentegen was niet minder dan 51,5% van de woonsites kleiner dan 0,5 ha. Een duidelijk signaal dat te Eeklo heel wat andere beroepsactiviteitenvertegenwoordigd waren dan landbouw.
Volledigheidshalvemoeten we opmerken dat Eeklo 38 personen telde die gronden uitbaatten, maar volgens het kohier over geen woning beschikten. In 47% van de gevallen ging het om bos door de eigenaars zelf in gebruik genomen, 16 personen of 42% was gemengd goed en 4 of 11% enkel pacht. Bij de laatste twee ging het bijna uitsluitend om landbouwland. Normaliter mogen we deze personen als Eeklonaars beschouwen, daar ze hier ook belasting betaalden. Een transactie die volgens het reglement gekoppeld was aan een verblijfplaats binnen de stadsgrenzen.
Indien de commissarissen hun taak naar behoren hadden vervuld, waren de exploitanten hier pro memorie opgenomen. Aangezien ze hier ook getaxeerd werden, gaan we ervan uit dat ze hier ook werkelijk verbleven. De meest voor de hand liggende verklaring is, dat het ging om jonge volwassenen die bij hun ouders inwoonden.
Voor die huislozen kunnen we dezelfde opdeling maken:
-0,5ha
-336r
0,5 5ha
337 3369r
5 10ha
3370-6736r
10 15ha
6737-10105r
15 20ha
10106-13474r
20 25ha
13475-16843r
+25ha
+16844r
Totaal
7
19
11
1
-
-
-
38/31
Zoals blijkt gaat het vrijwel uitsluitend om goed kleiner dan 10 ha. Het enige grotere onbehuisde goed werd door Jooris Buusse in pacht gehouden van het St.-Janshospitaal te Brugge. Alles wijst erop dat Jooris bij zijn moeder (-weduwe) inwoonde.
De totale oppervlakte van deze groep bedroeg 141 ha 74 a.
Grootgrondbedrijvers
Werden als grootgrondgebruiker gecatalogeerd, zij die een bedrijf groter dan 20 ha uitbaatten.
GebruikerGroottePachtgebruikEigen bezit
in roedeparticuliergeestelijke instell.
Bolle Jacop dhaude1463440014234
Claeys Hubrecht199077457120011250
Danckaert Cornelis2130021300
Danckaert Jan1642816428
Dhaene Aernaut4545045450
Dherckere Matheeus3330033300
Dhooghe Christoffels1553572358300
Van Hecke Jan15900390012000
Heyns Pieter2160021600
Martens Thomaes2265021975675
Mussche Christoffel1350013500
De Muunck Jan244852100780014585
Raes Jan 13821321483572250
Staes Jan15600210096003900
Particulier en geestelijk grondbezit lijken elkaar ongeveer in evenwicht te hebben gehouden.
In 64% van de gevallen werkte de boer op geestelijk goed, hetzij volledig (35,7%), hetzij gedeeltelijk (28,3%). Slechts uitzonderlijk bezat de pachter van geestelijke instellingen zelf grond en indien die er al was, werd hij vaak zelf verpacht.
Het bezit per stand
De geestelijkheid
Het aandeel van de geestelijke instellingen in het grondbezit was te Eeklo aanzienlijk. Niet minder dan 21,5% van de berekende oppervlakte behoorde de kerk toe. Binnen deze 21,5% was de Lazarij te Gent met 132 ha 78 a 87 ca -te situeren rond hun ontginningshoeve, bekend als het Groot Goed- het nadrukkelijkst aanwezig[1]. Op de tweede plaats noteerden we het St.-Janshospitaal te Brugge, met 99 ha 12 a 37 ca.[2]. Daarna volgden de abdij van Oosteeklo, het klooster ten Doorn van Eeklo en de abdij van Waarschoot. Het overige kerkelijk bezit werd verdeeld onder een vijftiental instellingen. Naast het klooster ten Doorn bezat ook de plaatselijke geestelijkheid een deeltje van de koek: de armendis, het hospitaal, de kerk, het O.-L.Vrouwaltaar en het St.-Elooisaltaar.
De 21,5% of 491 ha 77 a 26 ca in bezit van geestelijke instellingen was als volgt opgedeeld:
InstellingOppervlakte (roede)% aandeel
Abdij van Eekhout te Brugge54001,6%
Abdij van Oosteeklo4357613,1%
Abdij van St.-Andries117003,5%
Abdij van Waarschoot212226,5%
Armendis van Eeklo175705,3%
Begijnhof van St.-Elisabeth Gent129313.9%
Hospitaal van Rijsel105803,2%
Hospitaal van Eeklo21180,6%
Kerk van Adegem4000,1%
Kerk van Eeklo51301.5%
Kerk van St.-Jan te Gent45001,4%
Klooster Jacobinessen Brugge30800,9%
Klooster ten Doorn te Eeklo280348,5%
Klooster van de Zwarte Zusters Gent30000,9%
Lazarijte Gent8942027,0%
O.-L.Vrouwaltaar te Eeklo4000,1%
St.-Janshospitaal te Brugge6675020,1%
St.-Antonius te Brugge15360,5%
St.-Elooisaltaar te Eeklo5000,2%
Vuldershuis te Gent33131,0%
De adel
Gebrek aan informatie liet ons niet toe het bezit van de kleine adel in beeld te brengen. Nergens werd de vermeldingjonckheer ofjonckvrauwe gebruikt. Enkel van de familie Hauweel weten we dat ze tot de adel behoorde. Lieven, Christiaen, Cathelyne en Elysabeth Hauweel bezaten te Eeklo 21 ha land. Dit is slechts 0,9% van de totaal berekende oppervlakte. Daarnaast hadden heel zeker nog enkele leden van de lagere adel hier gronden liggen.
De derde stand
De gronden van de zogenaamde middenstand werden op uitzondering van hun eigen woning en bos praktisch altijd verpacht. Het ging dan ook vaak om handelaars, renteniers of personen die een openbaar ambt uitoefenden en die door erfenis of aankoop landbouwgronden hadden verworven waar ze zelf geen gebruik van maakten.
De belangrijkste verpachter was Cornelis van Pottelberghe, die met 39,5 ha toch enige afstand nam van Jan van Hoorebeke met 30,2 ha. De overige grote namen waren Jan Lauwers met 26 ha en Heyndrick Goederthier met 17,3 ha. Zij waren allen afsetenen, personen die niet te Eeklo woonden.
Uit de stad zelf vinden we in de lijst alleen Jan Yman en Jooris Kervyn, met respectievelijk 16 en 15,2 ha. Beide families behoorden op dat ogenblik tot het kruim van de Eeklose bevolking.
Van 149 van de 196 tot de derde stand behorende verpachters vonden we geen sporen terug. Ongetwijfeld woonde een groot deel onder hen buiten de stad en verbleef een gering aantal nog bij hun ouders.
Hieronder een overzicht van het bezit per stand. Voor de derde stand werd gepachte en eigen grond bijeengebracht.
GeestelijkheidAdelDerde standTotaal
491,8 ha21 ha1776,5 ha2289,3 ha
21,5%0,9%77,6%100%
Tienden
Onder de last van de vijfde penning vielen niet alleen de gronden maar o.a. ook de verpachte tienden. Oorspronkelijk zorgde een tiende voor het levensonderhoud van de pastoor en het onderhoud van de kerk. Al vroeg werden deze rechten ingepalmd door de grote abdijen en kapittels. In de 16de eeuw noteerden we reeds een doorgedreven versnippering, waarbij kleine delen naar kleinere geestelijke instellingen en particulieren gingen.
Te Eeklo waren het O.-L.-Vrouwkapittel van Doornik en het St.-Salvatorskapittel van Harelbeke de grote bezitters[3]. Hun beider territorium strekte zich uit over het hele grondgebied van het oude West-Eeklo. Lieven en Jan de Grave pachtten in 1580 deze tiende voor 124 p.gr. 17-08-2006 om 00:00
geschreven door erik
Hoeveel honderden, zoniet duizenden genealogen hebben, bij gebrek aan primaire bronnen, hun opzoekingen noodgedwongen bij het begin van de 17de eeuw moeten stopzetten. Enkel de meest gepassioneerde brengen de moed op om de niet zo onmiddellijk voor de hand liggende documenten te raadplegen. De eeuwwisseling van de 16de naar de 17de eeuw vormde niet alleen op politiek vlak een scharnierpunt in de geschiedenis, maar is dit ook bij genealogisch onderzoek. Ervaren vorsers weten evenwel dat het geen noodzakelijk eindpunt moet zijn! Enkel moet, bij gebrek aan parochieregisters, de aanpak bijgestuurd worden. Specifiek voor Eeklo kan men voor de 16de eeuw op het stadsarchief terugvallen op de Staten van Goed, de stadsrekeningen en enkele losse documenten. Pas wanneer men vreemde archieven gaat consulteren wordt het aanbod aanzienlijk verruimt. Hiervoor verwijzen we in het bijzonder naar de archieven van geestelijke instellingen die te Eeklo grootgrondbezitter waren. Belangrijk zijn het Rijke Gasthuis of de Lazarije te Gent en het St.-Janshuis of St.-Janshospitaal te Brugge. Helaas hebben deze bronnen enkel betrekking op pachters en/of renteplichtigen; op een beperkte groep stadsgenoten dus. Van een heel andere aard, met een circa totale opname van de bevolking, waren de belastingsdocumenten. Helaas zijn die voor Eeklo maar sporadische bewaard gebleven en voor niet geoefende oud-schrift lezers eerder moeilijk toegankelijk. Van voornoemde periode is slechts het reeds eerder beschreven vijfde penningkohier van 1580 bewaard gebleven. Van 1580 tot 21 juni 1581 werd aan het kohier gewerkt. Pas dan kon stadsgriffier Philips Ysembaert de twee boucken afsluiten. Volgens reglement noteerde men de naam van de pachter en de eigenaar, de aard van het belaste huis met de bijbehorende erven, de aard van de landerijen, de oppervlakte van het onroerende goed en de jaarlijkse pachtprijs. De aanslagbiljetten moesten door de belastingplichtigen zelf ingevuld worden en overgemaakt aan de commissarissen Gheeraert Diericx en Jan Huyghe. Bij twijfels rond de opgegeven jaarlijkse huur, of het equivalent ervan wanneer de eigenaar het goed zelf gebruikte, kon het pachtcontract worden gevorderd of zelfs getuigen worden opgeroepen. Voornoemde bron die we in 1970 leerden kennen, bevatte ons inziens, niettegenstaande de vele restricties die op het document rusten, zoveel interessante gegevens dat we er meer ruchtbaarheid en betere toegankelijkheid willen aan geven. Onder de vorm van twee tijdschriftpublicaties in Appeltjes van het Meetjesland [jg.51 (2000) pp. 43-72 & jg.52 (2001) pp.369-372] en De Eik [jg.25 (2000) pp. 215-238] en nu in een blog willen we het zo beruchte belastingskohier opentrekken voor genealogen en geïnteresseerden in de sociaal-economische geschiedenis van de stad.
Toelichting bij de lijst
De lijst werd opgebouwd rond acht kolommen.
De eerste kolom geeft de ligging van de kavel. Vaak zijn de gegevens vaag: vermeldingen als Eeklo-Binnen, Eeklo-Buiten, Bus-Peperstraat-Zandvleuge en Raverschoot-Nieuwendorpe zijn locatieomschrijvingen die zeer ruim zijn. Een vergelijking met de inhoud van de Staten van Goed kan voor sommige families een gedeeltelijke bijsturing toelaten
De nummering in de tweede kolom werd door ons, na alfabetisch rangschikken van de eigenaars, toegevoegd. Het is naar dit nummer dat de lijst van de pachters verwijst.(kolom 4).
De eigenaars zijn aanwezig in de derde kolom. Om de persoonsgebonden kavels samen te houden werden de namen met kleine verschrijvingen gecorrigeerd; o.a. Buquet en Buket, De Muynck en De Muunck, Mathys en Matthys, Pinckele en Pynckele etc, zijn onder één naam aanwezig.
De Pachters uit kolom 4 werden alfabetisch, met verwijzing naar de kavelnummering, in een afzonderlijke lijst, Index Pachters, opgenomen. Aldus zijn zowel eigenaars als pachters alfabetisch consulteerbaar.
Onder Status, kolom 5, komt de vorm van uitbating voor: B, wanneer het perceel door de bezitter of eigenaar werd gerund; H, wanneer het goed in huur werd gegeven.
Kolom 6, de Aard, leert ons om welk goed het gaat: BH = behuisde hofstede, BR = brouwerij, CA = kamer, CH = Cleyn huuseken, huisje, H = hofstede, Hu = huis, La = land, BO = bos, HEI = heide, Me = meers, M = molen, SMIS = smis, SO = sompeling, BOG = bogaard, TIEND = tiende, VLEES = vleesbank.
Daarnaast hebben we het gebruik van 1/3, 1/4 = een derde, een kwart van ..; xxPAR = part van.., ook combinatie als LABO = land & bos komen voor.
De Oppervlakte van kolom 7 kent twee waardereeksen. Deze aanwezig in het document en weergegeven in het gewoon lettertype en voor Land de cursief berekende oppervlakte.
Kolom 8 geeft de jaarlijkse huurwaarde in groten weer.
LIJST VAN EIGENAARS EN PACHTERS VAN ONROERENDE GOEDEREN TE EEKLO IN 1750