Aantal bedrijvenxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Uit bijgaande tabel blijkt dat de bedrijven tussen 0,5 en 10 ha, in totaal 214, de meerderheid uitmaakten. Zoals gezegd worden erfjes kleiner dan 0,5 ha niet als bedrijf erkend. Wanneer we deze groep buiten beschouwing laten, stijgt dit aantal middelgrote bedrijven zelfs tot circa 80%.
PachtGemengdEigendomTotaal
-0,5 ha962189287 (51.5%)
0,5 -5ha235169143 (25.7%)
5- 10 ha6501571 (12.8%)
10- 15 ha122932 (5.8%)
15 20 ha47-11 (2.0%)
20 25 ha-5-5 (0.9%)
xml:namespace prefix = v ns = "urn:schemas-microsoft-com:vml" />
Totaal132142282556(100%)
Dit heeft voor gevolg dat we een sterke versnippering van het landbouwlandschap krijgen. Wanneer we de massaal aanwezige kleine boerderijtjes erbij betrekken, rest de grotere bedrijven nog weinig, een verschijnsel typisch voor onze streek.
De gemiddelde grootte van de gepachte en gemengde bedrijven is het dubbele of het drievoud van die van de bedrijven in volle eigendom: gemengd noteren we 7 ha 94 a, bij pacht 12 ha 8 a en in eigendom slechts 3 ha 87 a. Hierin zijn de woonkernen kleiner dan 0,5 ha niet meegerekend. Met voorgaande cijfers lopen we parallel met de eerder in voetnoot 1 aangehaalde plattelandsdorpen. Het verschil tussen een kleine stad als Eeklo en een landelijke woonkern situeert zich in het centrum, waar bij eerstgenoemde veel meer huizen en kleine hofsteden voorkomen met een oppervlakte van minder dan 0,5 ha. In Moorsele bijvoorbeeld waren slechts 9,3% van de bedrijven kleiner dan 1 ha. Hierbij hoefde de auteur slechts acht woonhuizen buiten beschouwing te laten. Te Eeklo daarentegen was niet minder dan 51,5% van de woonsites kleiner dan 0,5 ha. Een duidelijk signaal dat te Eeklo heel wat andere beroepsactiviteitenvertegenwoordigd waren dan landbouw.
Volledigheidshalvemoeten we opmerken dat Eeklo 38 personen telde die gronden uitbaatten, maar volgens het kohier over geen woning beschikten. In 47% van de gevallen ging het om bos door de eigenaars zelf in gebruik genomen, 16 personen of 42% was gemengd goed en 4 of 11% enkel pacht. Bij de laatste twee ging het bijna uitsluitend om landbouwland. Normaliter mogen we deze personen als Eeklonaars beschouwen, daar ze hier ook belasting betaalden. Een transactie die volgens het reglement gekoppeld was aan een verblijfplaats binnen de stadsgrenzen.
Indien de commissarissen hun taak naar behoren hadden vervuld, waren de exploitanten hier pro memorie opgenomen. Aangezien ze hier ook getaxeerd werden, gaan we ervan uit dat ze hier ook werkelijk verbleven. De meest voor de hand liggende verklaring is, dat het ging om jonge volwassenen die bij hun ouders inwoonden.
Voor die huislozen kunnen we dezelfde opdeling maken:
-0,5ha
-336r
0,5 5ha
337 3369r
5 10ha
3370-6736r
10 15ha
6737-10105r
15 20ha
10106-13474r
20 25ha
13475-16843r
+25ha
+16844r
Totaal
7
19
11
1
-
-
-
38/31
Zoals blijkt gaat het vrijwel uitsluitend om goed kleiner dan 10 ha. Het enige grotere onbehuisde goed werd door Jooris Buusse in pacht gehouden van het St.-Janshospitaal te Brugge. Alles wijst erop dat Jooris bij zijn moeder (-weduwe) inwoonde.
De totale oppervlakte van deze groep bedroeg 141 ha 74 a.
Grootgrondbedrijvers
Werden als grootgrondgebruiker gecatalogeerd, zij die een bedrijf groter dan 20 ha uitbaatten.
GebruikerGroottePachtgebruikEigen bezit
in roedeparticuliergeestelijke instell.
Bolle Jacop dhaude1463440014234
Claeys Hubrecht199077457120011250
Danckaert Cornelis2130021300
Danckaert Jan1642816428
Dhaene Aernaut4545045450
Dherckere Matheeus3330033300
Dhooghe Christoffels1553572358300
Van Hecke Jan15900390012000
Heyns Pieter2160021600
Martens Thomaes2265021975675
Mussche Christoffel1350013500
De Muunck Jan244852100780014585
Raes Jan 13821321483572250
Staes Jan15600210096003900
Particulier en geestelijk grondbezit lijken elkaar ongeveer in evenwicht te hebben gehouden.
In 64% van de gevallen werkte de boer op geestelijk goed, hetzij volledig (35,7%), hetzij gedeeltelijk (28,3%). Slechts uitzonderlijk bezat de pachter van geestelijke instellingen zelf grond en indien die er al was, werd hij vaak zelf verpacht.
Het bezit per stand
De geestelijkheid
Het aandeel van de geestelijke instellingen in het grondbezit was te Eeklo aanzienlijk. Niet minder dan 21,5% van de berekende oppervlakte behoorde de kerk toe. Binnen deze 21,5% was de Lazarij te Gent met 132 ha 78 a 87 ca -te situeren rond hun ontginningshoeve, bekend als het Groot Goed- het nadrukkelijkst aanwezig[1]. Op de tweede plaats noteerden we het St.-Janshospitaal te Brugge, met 99 ha 12 a 37 ca.[2]. Daarna volgden de abdij van Oosteeklo, het klooster ten Doorn van Eeklo en de abdij van Waarschoot. Het overige kerkelijk bezit werd verdeeld onder een vijftiental instellingen. Naast het klooster ten Doorn bezat ook de plaatselijke geestelijkheid een deeltje van de koek: de armendis, het hospitaal, de kerk, het O.-L.Vrouwaltaar en het St.-Elooisaltaar.
De 21,5% of 491 ha 77 a 26 ca in bezit van geestelijke instellingen was als volgt opgedeeld:
InstellingOppervlakte (roede)% aandeel
Abdij van Eekhout te Brugge54001,6%
Abdij van Oosteeklo4357613,1%
Abdij van St.-Andries117003,5%
Abdij van Waarschoot212226,5%
Armendis van Eeklo175705,3%
Begijnhof van St.-Elisabeth Gent129313.9%
Hospitaal van Rijsel105803,2%
Hospitaal van Eeklo21180,6%
Kerk van Adegem4000,1%
Kerk van Eeklo51301.5%
Kerk van St.-Jan te Gent45001,4%
Klooster Jacobinessen Brugge30800,9%
Klooster ten Doorn te Eeklo280348,5%
Klooster van de Zwarte Zusters Gent30000,9%
Lazarijte Gent8942027,0%
O.-L.Vrouwaltaar te Eeklo4000,1%
St.-Janshospitaal te Brugge6675020,1%
St.-Antonius te Brugge15360,5%
St.-Elooisaltaar te Eeklo5000,2%
Vuldershuis te Gent33131,0%
De adel
Gebrek aan informatie liet ons niet toe het bezit van de kleine adel in beeld te brengen. Nergens werd de vermeldingjonckheer ofjonckvrauwe gebruikt. Enkel van de familie Hauweel weten we dat ze tot de adel behoorde. Lieven, Christiaen, Cathelyne en Elysabeth Hauweel bezaten te Eeklo 21 ha land. Dit is slechts 0,9% van de totaal berekende oppervlakte. Daarnaast hadden heel zeker nog enkele leden van de lagere adel hier gronden liggen.
De derde stand
De gronden van de zogenaamde middenstand werden op uitzondering van hun eigen woning en bos praktisch altijd verpacht. Het ging dan ook vaak om handelaars, renteniers of personen die een openbaar ambt uitoefenden en die door erfenis of aankoop landbouwgronden hadden verworven waar ze zelf geen gebruik van maakten.
De belangrijkste verpachter was Cornelis van Pottelberghe, die met 39,5 ha toch enige afstand nam van Jan van Hoorebeke met 30,2 ha. De overige grote namen waren Jan Lauwers met 26 ha en Heyndrick Goederthier met 17,3 ha. Zij waren allen afsetenen, personen die niet te Eeklo woonden.
Uit de stad zelf vinden we in de lijst alleen Jan Yman en Jooris Kervyn, met respectievelijk 16 en 15,2 ha. Beide families behoorden op dat ogenblik tot het kruim van de Eeklose bevolking.
Van 149 van de 196 tot de derde stand behorende verpachters vonden we geen sporen terug. Ongetwijfeld woonde een groot deel onder hen buiten de stad en verbleef een gering aantal nog bij hun ouders.
Hieronder een overzicht van het bezit per stand. Voor de derde stand werd gepachte en eigen grond bijeengebracht.
GeestelijkheidAdelDerde standTotaal
491,8 ha21 ha1776,5 ha2289,3 ha
21,5%0,9%77,6%100%
Tienden
Onder de last van de vijfde penning vielen niet alleen de gronden maar o.a. ook de verpachte tienden. Oorspronkelijk zorgde een tiende voor het levensonderhoud van de pastoor en het onderhoud van de kerk. Al vroeg werden deze rechten ingepalmd door de grote abdijen en kapittels. In de 16de eeuw noteerden we reeds een doorgedreven versnippering, waarbij kleine delen naar kleinere geestelijke instellingen en particulieren gingen.
Te Eeklo waren het O.-L.-Vrouwkapittel van Doornik en het St.-Salvatorskapittel van Harelbeke de grote bezitters[3]. Hun beider territorium strekte zich uit over het hele grondgebied van het oude West-Eeklo. Lieven en Jan de Grave pachtten in 1580 deze tiende voor 124 p.gr.