Het ganse jaar door
De wortelstok kan in de maanden december en januari genieten van de winterrust.
Begin februari worden de overblijfselen van de plant van vorig jaar afgereden en wordt het veld klaargemaakt voor een nieuw seizoen.
De hopdraad wordt vanuit de hopkooi bovenaan bevestigd aan de langsdraden en onderaan met een grondhaak vastgemaakt.
Heel vroeg in het voorjaar ontstaan scheuten aan de wortelstokken. Daar er slechts drie à vier scheuten uit de wortelstok mogen doorgroeien, moeten de overige handmatig worden verwijderd. Deze hopscheuten zijn een heerlijke delicatesse en vind je vooral in de plaatselijke horeca.
In maart en april worden de scheuten manueel rond een hopdraad gewonden.
Eind juni, begin juli zijn deze rechts windende (met de zon mee) scheuten gegroeid tot een hoogte van ongeveer 7 meter met een groeisnelheid van gemiddeld 10 cm per dag; in gunstige omstandigheden zijn 25-30 cm per dag geen uitzondering. De onderste bladeren worden verwijderd.
Begin juli begint de bloei en moeten de planten heel nauwgezet opgevolgd worden en indien nodig behandeld worden tegen ziekten en plagen. Hop is zeer gevoelig voor echte meeldauw (witziekte) en valse meeldauw (peronospora ) of in de volksmond ook wel de hopplaag genoemd. Gelukkig krijgt elke teler ook een beetje hulp van insectenetende vogels en lieveheersbeestjes.
Eind augustus, begin september zijn de hopbellen rijp voor de pluk. Tot eind jaren vijftig werden de hopbellen met de hand geplukt, tegenwoordig gebeurt dit machinaal. Een speciale machine snijdt de ranken af in het hopveld; deze worden op een platte kar verzameld en naar het hopbedrijf gebracht.